van de betrekkingen der verongelukten te Hellevoetsluis, 's-Hage 1852; Twee dichterlijke uitboezemingen aan Z.M. den Koning en R.L. Andringa de Kempenaer, 's-Hage 1853; Voorjaarsrente. Bloemlezing en poëzy uit den Leydschen Studenten Almanak van 1842-'53; Drie dichterlijke Uitboezemingen na de lezing der laatste brochure en nader bekomen inlichtingen ter zake der verhouding tusschen Jonkheer R.L. van Andringa de Kempenaer en Koning Willem II, Amst. 1853; Gekrenkt Eergevoel. Een kreet van verontwaardiging na het lezen van den Franschen Moniteur, Leid. 1853; In den Nieuwen Rotterdamschen Schouwburg. Uitboezeming en Opwekking, Rott. 1853; Nieuwe Daguerréotypen, Schied. 1853; De Blindgeborene, Leid. 1854; De Dierenvriend, in rijmpjes voor jonge kinderen, 3e dr., Leid. 1866; Een Lenteoffer, Rott. 1854; Leve Vader Bilderdijk! Een kreet van verontwaardiging (na het verhandelde op het Taal- en Letterk. Congres), Leid. 1854; Schetsen. Proza, Schied. 1854; Verspreide gedichten, Schied. 1854; Kinderpoëzij. Mijmeringen en Lessen uit het Kinderleven, Leid.; Weer de oude Winterdeun, Leid. 1855; De gelaarsde Kat, Leid. 1856; De Goudmaker, drama, Schied. 1856; Voor Holl. knapen en meisjes, Leid. 1856; De bewoners van ons vaderland geschetst in platen met bijschriften, Leiden 1859; Bundel Blijspelen (waarin van zijne hand Een Coup of De Huwelijks advertentie, schets voor Rederijkers), Amst. 1856; H. Heine. Poëzy en Prosa, Schied. 1856; Liederen, Leid. 1857; Bedorven Kinderen, Schetsen, Gedichten, Leid. 1859; Gedichten, 4 dln., Leid. 1859-'72; Waarheid en Kunst. Schetsen en Fantaziën, Amst. 1862; Poëzy, Amst. 1862. Voorts gaf hij verscheiden kleinere prentenb. en gedichtjes voor kinderen en schreef veel naamlooze stukken. Ook van het jaarboekje Daphne was hij eenigen tijd redacteur.
(Ned. Spect. 1863, blz. 66.)