[Cornelis de Bie]
Bie (Cornelis de), geb. 10 Febr. 1627 te Lier, waar zijn vader kunstschilder was; hij genoot eene zeer goede opvoeding, en was achtereenvolgens notaris, procureur, griffier der militaire audientie, en deken der Lakenhal, door welken laatsten titel hij deel uitmaakte van den magistraat. Hij kwam dikwijls te Antwerpen en was daar zeer bevriend met de meeste kunstenaars dier dagen, wier leven hij beschreef in zijn dichtwerk: Het gulden cabinet van de edele vrije schilderconst. De schrijver schijnt ten jare 1711 te zijn gestorven. Het getal zijner werken is verbazend groot; zijne tooneelwerken alleen beloopen een getal van ruim vijfenveertig.
De Bie's voornaamste schriften zijn: Het gulden cabinet van de edel vryschilderconst, inhoudende den lof van de vermaerste schilders, architecten, beeldthouwers ende plaetsnijders van dese eeuw, Antwerpen bij Jan Meyssens, constvercooper, 1661; Faems weergalm der nederduytsche poësi van Cornelio de Bie, tot Lyer, uyt sijnen tijds overschot vrijmoedelijck voorgestelt op de domme waensucht des wereldts, ghenoemt Werelts-Sots-Cap, vol zedige moraliteyten en sinnebeelden, Mechelen, 1670. Van zijne talrijke tooneelgewrochten zijn het meest bekend de treurspelen: Alphonsus en Thebasile ofte herstelde onnooselheyt, Antw., 1673; Den grooten hertoghe van Moskovien oft gheweldighe heerschappye, Antw., 1672; Den heyligen Ridder Gommarus, patroon der stadt Lier, oft gewillighe verduldigheyt, Antw., 1670; Lijden zonder wraek, of de armoede van grave Florellus, bontgenoot van Vranckrijck; De comedie der Liersche Furie, of de kettersche verradery op den 14 October 1595; De comedie van Mas Aniello in de beroerte van Napels; en de kluchten: Hans Holleblok, geusen Predicant, Brussel, 1702: Het Vlaemsche masker van Colonel Spindeler; Kluchtwijse commedie van de ontmaskerde liefde, Antw., 1708; Cluchten van Jan Goethals, en Griet, zijn wijf, enz. Bijna al des schrijvers werken zijn geteekend met de kenspreuk: Waerheyt baert nijdt, of in het Latijn: Fert odia verum.