Haar gezicht bleef onbewogen in uiterste bedwongenheid. Ze keek rond.
‘Er zijn nu veel meer boeken dan vroeger, dunkt me. Daàr lagen vroeger doosjes
pennen en zoo.’
Hij werd plotseling zichzelf meester.
‘Ja, dat heb ik in een apart kastje - daar. Ik houd het aan, omdat ik 't gezellig
vind dat de kinderen uit de straat, uit de buurt, hier inloopen en hun klusjes
bij me halen. Overigens - ik heb mijn werk dat me lief is: leven tusschen
boeken. Eenmaal heb ik bijna alles aan kant gedaan - er was me een betrekking
aangeboden.’
‘Weg? Den winkel hier uit? Dat hadt je toch niet kùnnen doen?’
Het was de oude Annètje.
‘Neen, dat was het juist - ik kon niet.’
Ze glimlachten beiden, keken elkaar voor 't eerst vertrouwd aan.
Toen zei Annette gewoon:
‘Alle nieuwe boeken heb je?’
‘Ja zeker! Wat 'n tijd beleven we. Enorm!’
‘Ja?’
‘Jà! De Nieuwe Gids - goede hemel! Eerst Perk, nu Van Deyssel, Gorter, Netscher, Kloos, Van Eeden - iedere aflevering
brengt weer iets belangwekkends en moois.’
‘Ik hoor er wel van praten, maar het is niet tot me doorgedrongen dat het zóó
iets bizonders is.’
‘Oh maar kolossaal! De herleving eindelijk van onze litteratuur. Met Da Costa en Ten Kate hebben
we afgedaan, met Potgieter zelfs. Dat proza van Van
Deyssel - weet je wie dat is? De jonge Alberdingk
Thym, de zoon van Professor Alberdingk Thym. Ik heb hem je eens gewezen,
toen we samen op den Voorburgwal liepen....’
‘De Voorburgwal is gedempt.’
‘Ja.’ Hij keek haar aan, een groote verteedering overstroomde de rest van zijn
wrok. Zij was nog het oude Annètje, dat als hij vurig doordraafde, rustig
wegdwaalde naar haar eigen paadje.
‘Zie je,’ zei ze, ‘ik lees eigenlijk nooit wat nieuws. Ik heb het te druk met
mijn kinderen, mijn huishouden. Ik kan nog wèl mijn oude verzen opzeggen, dat
doe ik als ik alleen zit soms stil voor me heen.’
‘Je deedt het mooi,’ zei hij met een glimlach.
‘Bij jullie deed ik het, ja. Mijn man houdt niet van die dingen, hij houdt alleen
van Fransche romans en van muziek. Weet je Karel, is dàt waar? ik heb gehoord,
er is een man, Cornelis Paradijs, die de mooie verzen
van dominee Ten Kate bespottelijk maakt.’
‘Grassprietjes,’ knikte hij, zijns ondanks lachend. ‘Dat is Van Eeden.’