Coole, Marcel
Marcel Jozef Coole, Vlaams dichter en toneelschrijver (Kortrijk
21.8.1913 - Brussel 11.2.2000). Studeerde Germaanse talen in Gent
en werd leraar in Brugge. Werkte al vroeg als literair commentator voor de radio en
werd directeur instructieve programma's bij de BRT. Debuteerde in 1933. Richtte in 1937 met
Johan Daisne en L. van Brabant het poëzietijdschrift
Klaver(en)drie op. Later werkte hij mee aan De Spiegel (1945-1946) en was redacteur van het
Nieuw Vlaams Tijdschrift en Diogenes.
Zijn eerste bundels zou men ongeremde gevoelsuitingen kunnen noemen. Daarop volgt een periode
van lange epische gedichten, waaronder De zonneblinde ruiters (1937) en De
minnaars van Teruel (1938), later gevolgd door Ballade van den eeuwigen
vrede (1943) en Eurudike (1945). Maar intussen waren de bundels
Moederschap (1939), Vaarwel... (1941) en Loutering
(1941) verschenen met meer intieme, gevoelsgeladen gedichten.
Coole heeft voortdurend gevochten om zijn gevoel te laten beheersen door zijn rede. Zijn volgende
bundels heten dan ook Het gevecht met het hart (1943) en In de klem der
tederheid (1951). Langzamerhand verlaat hij de strakkere prosodische vorm voor een
vrijere. De dichtbundel Kaluwa (1957), een bundel realistische Congopoëzie, werd
bekroond met de Driejaarlijkse prijs voor Koloniale Literatuur.
Met Escalade (1967) zet hij een geheel nieuwe periode in: verrassende eigentijdse
beelden in een volkomen vrije vorm. Centrifugaal (1969), bekroond met de
poëzieprijs Heideland voor Zuid en Noord, is de evolutionele consequentie daarvan. In de verstilde,
meer toegankelijke gedichten van Schuilen onder de regenboom (1974) zijn
herinneringen verwerkt. In 1980 verschenen zijn Verzamelde gedichten met een
inleiding van J. Vercammen. Daarin blijkt hij een meer stabiele dichtvorm bereikt te
hebben en een existentiële levensaanvaarding waarin echter het gevecht van het ‘koele, rationele
denken’ tegenover ‘gevoel en verbeelding’ nog niet is uitgestreden. Coole schreef ook
een paar toneelstukken: Achnaton (1955) en Dit moeilijk leven (1955)
waarin hij vooral uiting geeft aan zijn humanistische levensvisie.
Literatuur: Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon; J. Schepens. Marcel Coole, een
studie (1942); J. Dillen, ‘Een interview met Marcel Coole, het zingende hart’ in: Arsenaal 1
(1945) 7, p. 280-284; J. Tulkens, ‘Afscheid van Marcel Coole’, in: Meded. Ver. Vlaamse
Letterkundigen (1971) 67, p. 18-21; W. Spillebeen, ‘Inleiding’, in: M. Coole,
‘Romantisch en eigentijds tegelijk’, in: VWS-Cahier, 12 (1977), 1, met bibl., p. 1-4; W.
Spillebeen, ‘[Over de Verzamelde gedichten (1980)]’ in: Ons Erfdeel 24 (1981) 5, p. 748-750.
J. Vercammen en G.J. van Bork
[ingrijpend gewijzigd, november 2002]