C
Cairo, Edgar
Edgar Eduard Cairo, Nederlands en Surinaams dichter en (toneel)schrijver
(Paramaribo, Suriname, 7.5.1948 - Amsterdam 16.11.2000). Voltooide zijn
middelbare schoolopleiding in 1968 in Suriname en vertrok naar Nederland om in Amsterdam
Nederlands en vervolgens Algemene Literatuurwetenschap te studeren. Cairo trad in tal van
Nederlandse en internationale literaire programma's op, vaak begeleid door een drummer.
Debuteerde met de novelle Temekoe in het Sranantongo in 1969, die hij in 1979 ook
in het Surinaams-Nederlands uitgaf. Vrijwel al zijn werk zal zowel in de landstaal van Suriname, het
Sranantongo, als in het Nederlands verschijnen, zoals Obja sa tan a brewa/Er zal geen
einde zijn aan brouwsels van magie (1975), zijn eerste tweetalige dichtbundel en het
toneelstuk Brokositon/Puin (1976).
Cairo zet zich in zijn werk in voor de Surinaamse taalsituatie in verband met de culturele identiteit en
tegenover het algemeen beschaafd Nederlands. Daarbij beoefent hij allerlei genres, zoals romans
(Djari/Erven, 1978), poëzie (Foe jowe disi/Om het oer, 1978), toneel
(Ba Anansi Woi! Woi! Woi!/Die dood van spin, 1978), hoorspel
(Masra, 1980), essay en column. Voor de Volkskrant en De Groene
Amsterdammer verzorgde hij enkele jaren een reeks columns in het Surinaams/Nederlands, die
werden gebundeld in Ik ga dood om jullie hoofd (1980) en Als je hoofd is
geboord (1981). Cairo toont een grote, bijna obsessieve belangstelling voor taal, maar zijn
werk wordt vooral bepaald door zijn verzet tegen elke vorm van cultuurkolonialisme, zoals
bijvoorbeeld tot uiting komt in Jeje Disi (1980).
Vanaf 1989 schreef hij een reeks ‘Openbaringsgeschriften’: De Jezus Passion,
Hoogtezang en Dante in Motionaeii, waarin naar eigen zeggen de
‘geesten’ van Shakespeare, Milton, Dante, Vergilius en Jezus Christus werkzaam zijn. In de
laatste jaren van zijn leven leed Cairo aan een vorm van godsdienstwaan en vereenzelvigde hij zich
met Jezus Christus. Hij noemde zich in die periode Edgar Jezus Cairo ‘des Hemels Schrijver’.
Literatuur: Kritisch lexicon; Oosthoek; W. Rutgers, ‘Edgar Cairo als taalman’, in
Ons Erfdeel, 25 (1982) 2, p. 236-246; A. Visser, ‘Het apostolaat van Edgar Cairo’, in:
Tegendraads (1985), p. 168-172; V. February, ‘Boesi sa tek' mi baka = let the bush receive me
once again: Edgar Cairo, Surinamese writer’, in: And bid him sing: essays in literature and
cultural domination (1988), p. 131-166; M. van Kempen, ‘De vijf-sterren generaal des
hemels’ en ‘Het eeuwige bestaansverdriet’, in: De geest van Waruku, kritieken over
Surinaamse literatuur (1993), p. 22-27, 33-40; D. France Oliveira, ‘In memoriam Edgar
Cairo, 1948-2000’, in: Ons Nijmegen 20 (2001) 1, p. 188-189.
G.J. van Bork
[ingrijpend gewijzigd, november 2002]