Ritter jr., Pierre Henri
Nederlands schrijver (Utrecht 16.8.1882-Houten
13.4.1962). Zoon van theoloog-filosoof P.H. Ritter (1851-1913). Studeerde
rechten. Na zijn promotie (1909) te 's-Gravenhage werkzaam in diverse
ambtelijke functies, van 1916 tot 1918 te Middelburg, daarna hoofdredacteur van
het liberale Utrechtsch Dagblad (tot 1933), ten slotte werkzaam bij de
avro. Tijdens wo ii geïnterneerd in Buchenwald en St. Michielsgestel.
Daarna werkte hij bij de radio, in welke hoedanigheid hij baanbrekend werk
verrichtte voor de literaire radiokritiek in Nederland, al viel zijn oordeel
vaak te welwillend uit.
Behorend tot de rechterzijde der liberalen was hij,
evenals zijn vriend Gerretson, een overtuigd nationalist van aristocratische
allure, maar door zijn humanistische verdraagzaamheid was zijn gevoel van
verbondenheid met de medemens universeler. Tijdens het opkomend
nationaal-socialisme sprak hij met succes voor Eenheid door Democratie.
Als literator vormde Ritter zich onder invloed van Van
Deyssel (Kleine prozastukken onder ps. Rudolf Atele, 1911). In een
welluidend, fraai verzorgd Nederlands maar zonder overladen stijl (vgl.
Zeeuwsche mijmeringen, 1919) schreef hij oorlogsherinneringen (De
donkere poort, 1931), biografische schetsen van bekende figuren, kritieken
en literaire studies, o.a. over Ina Boudier-Bakker (De vertelster
weerspiegeld, 1931), Andersen (De zwerver met de toverfluit, 1938)
en Beets (Een kapper over een professor, 1939). Hij was mederedacteur
van Het boek van nu.