Handje-plak
(1900)–Nelly Bodenheim– Auteursrecht onbekend
[pagina 3]
| |
[pagina 4]
| |
Paardje paardje rij naar stee
Breng voor 't kindje koekjes mee
Koekjes met vier hoekjes
Aan alle kanten even smal
Raadt eens wie die hebben zal
't Kindje krijgt die koekjes al
Als ze stout is niemendal
Moeder als je me kousen koopt
Koop me kousen met kuiten
De jongens roepen me spillebeen na
Zjjn dat geen looze guiten
| |
[pagina 5]
| |
Schuitje varen Theetje drinken
Bloemetjes plukken
Varen we naar den Overtoom
Drinken zoete melk met room
Zoete melk met brokken
Kindertjes mogen niet jokken
Tien uren tien uren
Meisjes moeten schuren
Jongetjes moeten waterhalen
Kippetjes moeten drinken
| |
[pagina 6]
| |
Slaap kindje slaap
Daar buiten loopt een schaap
Een schaapje met witte voetjes
Drinkt er de melk zoo zoetjes
Schaapje met zijn witte wol
Kindje drinkt zijn buikje vol
Suja suja kindje - Wat ben je toch weer stout
Heb je pijn in je buikje - Zijn je voetjes koud
Ik zal een vuurtje stoken - En een papje koken
't Wiegje gaat van wikwak - Voor mijn kleine dikzak
| |
[pagina 7]
| |
Suja suja kindje
Moeder is je mintje
Vader is je winnebrood
Over een jaar is 't kindje groot
Suja poppedeine
't Kindje is nog kleine
'k Wou daf het kindje grooter was
Dat kwam moeder wel te pas
Kriebeltje Krabbeltje kwam geloopen
Kwam in kindjes halsje gekropen
| |
[pagina 8]
| |
Twee mannetjes water halen
Twee mannetjes pompen
Meisjes op je klompen
Meisjes op je houten beenen
Rij maar door de poort heen
Rij maar voort-voort-voort
Rij den koning door de poort
Rij maar ras-ras-ras
Rij den koning door de plas
Rij maar voort-voort-voort
Rij den koning door de poort
Van je een twee drie
| |
[pagina 9]
| |
Goeien avond tante Betje
Goeien avond oome Jan
En mijn moeder laat je vragen
Of je niet eens komen kan
Met de kleine poppedeine
Met den grooten bom-bam
Goeien avond tante Betje
Goeien avond oome Jan
Rijen rijen rijen in een wagentje
Als je dan niet rijen wil den draag ik je
| |
[pagina 10]
| |
Och Jantje wil niet huilen
Daar heb je mijn beste muilen
Daar heb je mijn mooie beugeltasch
Daar al mijn goeie geld in was
Toen Jonas in de wallevisch zat
Van een - twee - drie
| |
[pagina 11]
| |
Hop Marjannetje
Stroop in 't kannetje
Laat de poppetjes dansen
Twee kindertjens bij mekaar
Een zusjen en een broertjen
Ik wou niet dat ik er meer van had
Van al dat kleine goetjen
| |
[pagina 12]
| |
Jan kan je voor de juffrouw een paar schoenen maken
Jawel juffrouw als ze maar op de leest willen raken
Van voren spits van achteren smal
Jawel juffrouw ik zal
Maar niet met wijde bekken
Dan zou ik met de juffrouw gekken
Wanneer kan de juffrouw ze komen halen
Als ze maar geld heeft om ze te betalen
Maar de juffrouw heeft nog geen geld ontvangen
Dan moeten ze maar in den winkel blijven hangen
Dag Jan van Loenen
Dag Juffrouw zonder schoenen
Dan Jan van Besteveld
Dag juffrouw zonder geld
| |
[pagina 13]
| |
Handje plak
Ga naar de markt
Koop een koe
Een stukje toe
Een stukje van de longen
Voor den zieken jongen
Een stukje van de pens
Voor 't zieke mensch
Een stukje van de lever
Voor den zieken wever
Kiele - kiele - kiele
| |
[pagina 14]
| |
Daar zit er een op den hoogsten toren
Die kan naaien die kan breien
Die kan gouden poppetjes maken
Mag ik er eentje nemen - Neen
Mag ik er eentje stelen - Neen
Ik zal den schouten diender halen
Die zal jou den kop afslaan
Dit kind zal meegaan
Ik ken een zang die duurt niet lang
Van een spijker, een boor, en een nijptang
| |
[pagina 15]
| |
Ziet zoo rijen de heeren
Met 'er bontje kleeren
Ziet zoo rijen de vrouwen
Met 'er wije mouwen
Ziet zoo rijdt de akkerman
Met zjn paardje achteran
Daar kruipt een vogeltje al door 't groene woud
Van je meierasasa - van je heierasasa
Daar kruipt een vogeltje al door 't groene woud
| |
[pagina 16]
| |
Herder Herder laat je schaapjes gaan - Ik durf niet
Waarom niet - Om dien boozen boozen wolf
De booze wolf is gevangen - Tusschen twee ijzeren tangen
Tusschen zon tusschen maan - Herder laat je schaapjes gaan
Daar zat een aapje op een stokje
Achter moeders keukendeur
Hij had een gaatje in zijn rokje
Daar stakt t schelmpje zijn staartje door
| |
[pagina 17]
| |
De brand is in de lantaren
De vonken vliegen der uit
De meisjes hebben zoo garen
Een stuiver voor een duit -
Keizer Karel had een hond
Ik leg het woord al in je mond
Hoe heet Keizer Karel's hond
| |
[pagina 18]
| |
Koop thee voor je geld - Koop thee voor je geld
Koop thee met witte puntjes
En je handen in je zij - Dat hoort er zoo bij
En je handen opje borst - Dat is goed voor de dorst
O mijn lieve Truitje hoe kan je zoo wezen
O mijn lieve Truitje hoe kan je zoo zijn
Is er dan geen docter om jou te genezen
Is er dan geen docter of chirurgijn
| |
[pagina 19]
| |
Naar bed naar bed zei Duimelot
Eerst nog wat eten zei Likkepot
Waar zal ik het van halen zei Langelot
Uit Grootvaders kastje zei Ringeling
Dat zal ik verklappen zei 't kleine ding
| |
[pagina 20]
| |
Zacharias en zijn zusje
Zagen eens een zwaantje
Hij zei 't zal een zeemeeuw zijn
Maar zijn zus zei 't is een haantje
Sijmen kwam er bij en zei
Suffers zijt gij allebei
Tiere liere let - let - let
Musschen zijn geen vinken
Mietje heeft de kan gebroken
Waar zullen we nu uit drinken
| |
[pagina 21]
| |
Moeder moeder wat naai je daar - Vaders hemd
Waar is vader - In den tuin
Mag ik er even heengaan
Neen want er is een haan met één poot
Als je em jaagt dan is hij dood
Moeder de klokken luiden
Wat is 't te beduiden
De haan is dood met één poot
| |
[pagina 22]
| |
Koene kranen
Witte zwanen
Wie wil mee naar Engeland varen
Engeland is gesloten
De sleutel is gebroken
In Engeland daar stuift het zand
Daar luiden de klokjes van boem
| |
[pagina 23]
| |
Draai er het wieletje nog er eens om
Klap ereis in je handjes
Zet je handjes in je zij
Op je borstje allebei
Dat gaat kindjes neus voorbij
'k Heb een rood rood spiegeltje gevonden
'k Heb het op mijn hartje gebonden
Keer omme keer omme
Mooi meisje keer je eens omme
Mooi meisje heeft zich al ommegekeerd
Dat heeft ze van haar broertje geleerd
Keer omme keer omme mooi meisje keer je eens omme
| |
[pagina 24]
| |
Buiten in de biezen
Daar lêi een hondje dood
Zijn staartje was bevroren
Zijn billetjes waren bloot
Toen kwam Lijsje Lonken
Die zei dat beestje is dronken
Toen kwam Lijsje Lollepot
Die zei dat beestje is half zot
Toen kwam Jan de slager
Die zei dat beestje is mager
Toen kwam Tijs de timmerman
Die lapte er weer een staartje an
Toen liep dat hondje henen
't Staartje tusschen de beenen
| |
[pagina 25]
| |
In den Haag daar woont een graaf
En zijn zoon heet Jantje
Als je vraagt waar woont je Pa
Dan wijst hij met zijn handje
Met zijn vingertje en zijn duim
Op zijn hoedje draagt hij een pluim
Aan zijn arm een mandje
Dag mijn lieve Jantje
De Dominee van Urk
Die zou op Schokland preeken
Door 't razen van de zee
Had hij zijn tekst vergeten
| |
[pagina 26]
| |
Achter de groote kerk
Daar ligt een blauwe steen
Als je op dien steen trapt
Dan trap je op Maria
Wat heeft Maria op haar schoot
Een klein klein kindje
Wat heeft dat kindje in zijn hand
Een goud goud boekje
| |
[pagina 27]
| |
Daar liep een patertje langs de kant Hei 't was in de Mei
Hij nam zijn nonnetje bij de hand, hei 't was in de Mei zoo blij
Hei 't was in de Mei
Kom pater jij moet kiezen gaan hei 't was in de Mei -
Je moet je nonnetje laten staan hei 't was in de Mei zoo blij
Hei 't was inde Mei
Kom pater geef je non een zoen
Hei 't was in de Mei
Dat mag je nog wel zesmaal doen
Zesmaal is geen zeven
Zevenmaal is geen acht
O wat zoenen die meisjes zacht
Kom pater jij moet scheiden gaan
Hei 't was in de Mei
Je moet je nonnetje laten staan
Hei 't was in de Mei zoo blij
Hei 't was in de Mei
| |
[pagina 28]
| |
Klein klein kleutertje
Wat doe je in mijn hof
Je plukt er al mijn bloempjes af
En maakt het veel te grof
Och mijn lieve Mamaatje
Zeg het niet aan Papaatje
Ik zal zoet naar school toe gaan
En de bloemetjes laten staan
| |
[pagina 29]
| |
Eune deune dopje
Porceleinen kopje
Man en vrouw
Kinderen in de rouw
Meid en knecht
Ga nu maar spoedig naar de Vecht
| |
[pagina 30]
| |
Naar de kerk - zeit ze
Ben 'k geweest - zeit ze
Maar geluisterd - zeit ze - heb ik niet
Kom van avond - zeit ze
Op mijn kamer - zeit ze
Daar is alles - zeit ze - naar den aard
'k Heb er stoelen - zeit ze
Zonder matten - zeit ze
En geen vuur - zeit ze - op de plaat
| |
[pagina 31]
| |
Ik heb mijn geld op hoopen gesteld
Gestapeld op elkander
Ik heb mijn liefje een ring beloofd
Een ring met diamanten
Ziehier schoone jonkvrouw
Hier heb je mijn hand op trouw
En daarbij zoen ik jou
| |
[pagina 32]
| |
Onder de brug daar ligt een muis
Is mijnheer de Wit ook thuis
Neen mijnheer is uitgegaan
Raadt eens wie hij tegenkwam
Tien ijzeren mannen
Tien potten en pannen
Tien kinderen zonder ziel
Hun ziel was in den hemel
Een boterham met zemel
Een boterham met kaas
Jij bent de baas
| |
[pagina 33]
| |
Wel wat zeg je van mijn kippen
Wel wat zeg je van mijn haan
Heeft mijn haan geen mooie veeren
Of staat jou de kleur niet aan
Alle eendjes zwemmen in het water
Falderalderiere Falderalderiere
Alle eendjes zwemmen in het water
Fal-ra-Falderaldera.
| |
[pagina 34]
| |
Juffrouw wil je je jongetje verbieden
Hij komt 's avonds aan de deur
Tingelingeling - klop - klop - klop
Juffrouw blief je een zwavelstok
| |
[pagina 35]
| |
Torentje torentje bussekruit
Wat hangt er uit - Een gouden fluit
Een gouden fluit met knoopen
't Torentje is gebroken
| |
[pagina 36]
| |
Roze roze - meie
Twintig in de reie
Dertig in de rozenkrans
Veertig in de mooi meisjes dans
Alle juffertjes nijgen
Alle heertjes buigen
| |
[pagina 37]
| |
Rosaline ging uit wandelen
En ze nam haar zusje mee
En toen ging ze naar haar kamer
En toen bleef haar zusje alleen
| |
[pagina 38]
| |
's Avonds als ik slapen ga
Volgen me veertien engeltjes na
Twee aan mijn hoofdeneind
Twee aan mijn voeteneind
Twee aan mijn rechterzij
Twee aan mijn linkerzij
Twee die mij dekken
Twee die mij wekken
Twee die mij wijzen
Naar 's Hemels' paradijzen
|
|