| |
| |
| |
Tussen twee werelden
Surinaamse indianen of Surinaamse inheemsen? Het is een vraag die tegenwoordig steeds vaker gesteld wordt. Juist in 1992, het zogenaamde Columbusjaar, is de tendens merkbaar geworden dat de betrokkenen zelf de benaming ‘indianen’, hoewel historisch verklaarbaar, liever vervangen zien door de algemene benaming ‘inheemsen’. Afgezien van het feit dat de benaming ‘indiaan’ feitelijk onjuist is - Columbus meende immers in Indië gearriveerd te zijn - is de huidige discussie tekenend voor de toename van het zelfbewustzijn van een groep mensen die tot op de dag van vandaag een achtergestelde positie inneemt. Als oorspronkelijke bewoners van het land leven de indianen, een naam die we op deze plaats zullen handhaven, nu voor het merendeel in de marge van de Surinaamse samenleving.
Een gangbare indeling is die naar beneden- en bovenlandse indianen. De benedenlandse zijn zij die een brede strook langs de kust bewonen, namelijk de Lokono (Arowakken) en Kali'na (Karaïben). Tot de bovenlandse indianen behoren verschillende groepen waarvan de drie voor Suriname meest bekende de Wajana, Trio en Akurio zijn. De Wajana wonen in het zuidoosten langs de Lawa- en Tapanahony-rivieren, de Trio in het zuiden langs de Tapanahony en de Sipaliwini en de Akurio wonen voornamelijk in een van de Trio-dorpen. Daarnaast zijn er enkele meer of minder aan de Trio verwante kleinere groepen die zich in de grensgebieden met Brazilië en Guyana ophouden en waarvan vertegenwoordigers zich eveneens in één der Trio-dorpen hebben gevestigd. Ook voor de Surinaamse bovenlandse indianen geldt dat zij regelmatig de grens overschrijden, maar hun thuisbasis toch in Suriname hebben.
Een meer wetenschappelijke indeling van de indiaanse bevolking is die naar taal. Zo behoren de Kali'na, Wajana, Trio en Akurio tot de Karaïbse en de Lokono tot de Arowakse taalfamilie.
Het totaal aantal indianen bedroeg volgens het Algemeen Bureau voor de Statistiek per 1 januari 1991 12.480 (geschat aantal), waar dat in 1950 nog 3.600 was. Een opgave van de Medische Zending Suriname geeft per september 1991 een totaal van
| |
| |
2.150 bovenlandse indianen. Een eenvoudige rekensom leert ons dat er dus ruim 10.000 Lokono en Kali'na zijn.
| |
Veranderingen
De Akurio hebben begin jaren zeventig het stenen tijdperk achter zich gelaten en werden vrijwillig bij de Trio ondergebracht. In 1971 bedroeg hun aantal honderd. Zij waren de laatste indianen in Suriname die er een puur nomadische leefwijze op na hielden. Hun territorium lag in het zuidoosten van het land. Zij leefden van jagen, vissen en verzamelen. Tot de weinige voorwerpen die ze met zich mee konden dragen behoorden hangmatten, eenvoudige aardewerken kookpotten, jachtgerei, stenen bijlen, vlechtwerk en smeulend vuur. Daar men niet de techniek beheerste om vuur te maken was het noodzakelijk dat steeds bij zich te hebben. Verlies van vuur betekende een snelle dood, tenzij men een andere groep vond van wie men het kon overnemen.
Boven: Slapend kind in het Karaïbse dorp Galibi.
Links: Trio-indianen maken een korjaal.
| |
| |
De overstap van nomadisch naar sedentair leven is niet gemakkelijk geweest. Een deel van de Akurio kon het geestelijk en fysiek niet aan, voornamelijk door het veranderde voedingspatroon en nieuwe ziekten, en heeft het dan ook niet overleefd. In 1986 waren er na de verliezen weer evenveel Akurio als in 1971.
De Wajana en Trio hebben zich sinds de jaren zestig onder invloed van de Amerikaanse zending in enkele grote dorpen gevestigd. Zij doen aan shifting-cultivation, het landbouwsysteem waarbij om de paar jaar het dan uitgeputte stukje grond verlaten wordt en een nieuwe kostgrond wordt aangelegd, totdat deze op zijn beurt is uitgeput en verlaten moet worden. Terwijl de Wajana en Trio pas in een laat stadium werden gekerstend, gebeurde dit bij de Lokono en Kali'na al veel eerder. Onder hen zijn de Evangelische Broedergemeente en de Rooms-Katholieke kerk actief. Vergeleken met de andere kerkgenootschappen heeft de Rooms-Katholieke Missie altijd het meeste respect kunnen opbrengen voor de eigen indiaanse cultuur. Sedert de jaren zestig werken Amerikaanse zendelingen onder de bovenlandse indianen. Hun invloed op de gemeenschappen is erg groot en ondanks de goede bedoelingen niet altijd positief. Zo wordt bijvoorbeeld het werk van de pyjai (zie verder) verboden, mag er geen alcoholhoudende kasiri (een cassavedrank) meer gemaakt worden, wordt het samenleven met meer dan één vrouw als zondig bestempeld en zijn broek en jurk geïmporteerd, want de schepselen Gods moeten toch wel zedig gekleed gaan! Of zoals een van de zendelingen opmerkte toen hij begin jaren tachtig met een vliegtuig vol kleding in een Trio-dorp landde: ‘If it turns me on, it turns them on.’ Als we nu indianen in een schamele jurk of broek zien lopen lijkt het alsof er niet alleen een deel van hun waardigheid verdwenen is, maar ook van hun identiteit.
| |
Gettoblasters in het oerwoud
Invloeden van buitenaf zijn al snel waar te nemen binnen de materiële cultuur: de kleding verandert, westers keuken- en jachtgerei doen hun intrede, golfplaten
Arowakse familie in Powakka.
bedekken de daken en de stilte van het binnenland wordt verbroken door westerse muziek. Op sociaal-maatschappelijke vlak doen zich veranderingen voor door invloeden van missie en zending, medische zorg, onderwijs en sociale voorzieningen. Zoals overal zijn het de jongeren die daar het meest gevoelig voor zijn en zich relatief snel aanpassen. Zij zijn het ook die hun dorp makkelijk verlaten voor een trip naar de stad. Bij terugkeer stijgen zij bij hun leeftijdgenoten in aanzien; zij hebben wat van de wereld gezien!
Zo trad een jongeman enkele jaren geleden in een Trio-dorp op als scheidsrechter bij een partijtje voetbal. In tegenstelling tot de spelers, in lendendoek of short, had hij zich gestoken in een westerse voetbaluitrusting: voetbalschoenen, twee paar witte kniekousen over elkaar, short en shirt in felle kleuren, een fluitje om zijn nek en een knie in rekverband.
Voordat het spel begon plaatste hij een ghettoblaster langs de zijlijn en zocht een Braziliaanse sportuitzending. Het volume werd voluit gezet en het commen- | |
| |
taar van de verslaggever en het gejuich en gejoel vanuit een stadion ergens in Brazilië begeleidden het partijtje voetbal in de Surinaamse jungle.
Verschuivingen vinden ook plaats binnen de levensvisie, orale literatuur, opvoeding, religie en rechtspraak. De reeds genoemde invloed van diverse kerkgenootschappen is daar een duidelijk voorbeeld van. In een door een Franse cineast in het midden van de jaren tachtig onder de bovenlandse indianen gemaakte film, doen bewoners uitspraken als: ‘vroeger waren we wilden’ en ‘we waren onbeschaafd’. Daartegenover staat dat er de laatste jaren een duidelijk waarneembaar bewustwordingsproces op gang gekomen is van de waarden van het eigen culturele erfgoed.
| |
Marake
Als sprekend voorbeeld van een recente snelle verdwijning kan de marake, een initiatierite bij de Wajana, genoemd worden. Traditioneel vindt er om de paar jaar een initiatieritueel plaats. Deze initiatie betreft in de eerste plaats de overgang van jongen naar man, van kind naar volwassene. In de tweede plaats is het een mogelijkheid voor volwassen mannen om kracht op te doen en zich als man te bewijzen.
Het hoogtepunt van het dagenlange feest, waarbij vooral het lichamelijke uithoudingsvermogen op de proef wordt gesteld, is de zogenaamde wespen- of mierenproef. In een gevlochten matje, dat de vorm heeft van een mythisch wezen en dat prachtig versierd is met opgeplakte veertjes, wordt een groot aantal (soms wel een paar honderd) wespen of mieren geklemd. Na een nacht lang continu dansen krijgen de deelnemers de matjes tegen zich aangedrukt en worden gestoken of gebeten. De pijn moet weerstaan worden. Sommigen vallen flauw. Na de proef gaan de novieten in afzondering en moeten gedurende een aantal dagen vasten. Een paar jaar terug heeft de laatste marake in Suriname plaatsgevonden. Men hecht er in het algemeen niet meer die waarde aan die ouderen er aan toekennen. Jongeren vinden het uit de tijd, ouderwets. Toch voelt men zich er nog wèl zo nauw bij betrokken, dat velen de aan de Franse kant van de Marowijne uitgevoerde marake bijwonen, waarvoor indianen met kennis van zaken uit Brazilië gehaald werden.
| |
Contacten met de stad
Vanuit het achterland vinden steeds meer mensen, vooral jongeren, de weg naar de stad. Dat is onder meer te danken aan de snelle vliegverbindingen. In de jaren zestig werd het Surinaamse binnenland ontsloten door de aanleg van talrijke kleine vliegveldjes. Daarmee kwamen ook de zending, de medische zending en het onderwijs in versneld tempo op de bovenlandse indianen af. Natuurlijk moet er voor een vlucht betaald worden. Dat lost men onder andere op door landbouwprodukten en etnografica te verkopen. Ook de in de stad zo gewilde zangvogels vliegen mee. De prijs voor één picolet, twatwa of gelebek is meer dan voldoende voor een plaatsje aan boord inclusief de terugreis.
Een andere bron van inkomsten voor de bovenlandse
| |
| |
indianen is de vangst van allerhande dieren: van vogels tot reptielen en van zoogdieren tot vissen. In enkele dorpen is door een handelaar in dieren een enorme ren neergezet met hokken en terraria. Eens in de zoveel tijd wordt de vangst gehaald en afgerekend. Recent hebben zich wat wrijvingen tussen beide partijen voorgedaan over de hoogte van de vergoedingen, maar dat is intussen in der minne geschikt. Ook hier is men zich ervan bewust dat de weggeefprijzen van weleer af en toe aanpassing behoeven.
De indianen van het kustgebied zijn al veel langer geïntegreerd in de moderne maatschappij. In Paramaribo woonden volgens de schatting van het Algemeen Bureau voor de Statistiek per 1 januari 1991 4.772 indianen. Hoewel niet verder uitgesplitst, mogen we gevoeglijk aannemen dat dat vrijwel uitsluitend benedenlandse indianen betreft. Werken in loondienst komt dan ook veelvuldig voor. Zij die in dorpsverband wonen hebben hun kostgrondjes en doen aan visserij. In het oosten zijn de contacten met Frans Guyana intensief. De verslechterde economische situatie in de jaren tachtig in het algemeen en de binnenlandse oorlog in het bijzonder hebben ertoe geleid dat men zich op de handel met de Fransen toelegt, zowel legaal als illegaal. De gunstige positie van de Franse franc op de parallelmarkt heeft daar zeer zeker toe bijgedragen.
| |
Kunstnijverheid
In de handel met de stad hebben de indiaanse kunstnijverheidsprodukten altijd in de belangstelling gestaan. Erg bekend is het Kali'na aardewerk. Zowel gebruiksaardewerk als kleine snuisterijen vinden gretig aftrek. Naast de vervaardiging van traditionele modellen, al dan niet beschilderd en van een glanzende harslaag voorzien, experimenteert men ook met moderne vormgeving. De kwaliteit gaat echter zienderogen achteruit. De traditionele decoratie, al dan niet vervangen door westerse fantasiemotieven, wordt over het algemeen slordig opgebracht en de
Linkerpag: In Bernharddorp wordt nog steeds traditioneel vlechtwerk vervaardigd, maar steeds meer wordt rekening gehouden met de wensen van de toeristen.
| |
| |
Links: Pottenbakster bij Biliton, ten zuiden van Paramaribo.
totale afwerking is vaak onverzorgd. De betekenis van de traditionele motieven kent men onvoldoende of in het geheel niet meer. Slechts het werk van de steeds kleiner wordende groep traditionele pottenbaksters springt eruit. Daarnaast is er één enkele familie die zich volledig op de moderne pottenbakkerskunst gestort heeft. Hun werk is van hoge kwaliteit en men legt een grote creativiteit aan de dag. De vervaardiging van het aardewerk, zowel traditioneel als modern, vindt overigens nog steeds op pré-Columbiaanse wijze plaats: pottenbakkerswiel en oven worden niet gebruikt.
De Lokono maken allang geen aardewerk meer. Bij de Wajana vinden we af en toe nog eenvoudige lage zwarte kookpotten met wijde kraag. Ook bij de Triogroepen wordt nog wat aardewerk gemaakt, eveneens donker van kleur en van een harslaag voorzien, zowel met wijde als smalle kraag. Juist door hun
| |
| |
sobere vormgeving is dit aardewerk erg mooi om te zien.
Behalve aardewerk worden in de stad ook vlechtwerk en kettingen te koop aangeboden. Het vlechtwerk betreft doorgaans traditionele modellen die voor een deel gekocht worden om als wanddecoratie dienst te doen: waaiers, zeven, rugmanden. Verder zijn er diverse rammelaars (ook van kalebas) en dekselmandjes. Het vlechtwerk is meestal voorzien van traditionele geometrische patronen en een enkele maal worden woorden als ‘Suriname’ ingevlochten. Helaas wordt voor de vlechtpatronen niet altijd meer de duurzame natuurlijke zwarte kleurstof gebruikt maar komt er, om het kleuringsproces te versnellen, fabrieksverf aan te pas. Deze schilfert echter vrij snel af.
De veelkleurige kralenkettingen worden door leden van zowel de bovenlandse als benedenlandse indianen vervaardigd. Behalve de traditionele geometrische patronen worden er vaak moderne motieven als schildpad, schorpioen en papegaai toegepast. De laatste motieven zijn van westerse oorsprong.
Kettingen gemaakt van bruine en zwarte zaadjes, eveneens met motieven en al dan niet versierd met kleurige veertjes, worden gemaakt door de bovenlandse indianen.
Een enkele maal worden ook andere zaken te koop aangeboden. Zoals handgemaakte, meestal katoenen hangmatten (waarvan de verkoopprijs al gauw driemaal het gemiddelde Surinaamse maandinkomen is), katoenen en boombasten babydraagdoeken, bankjes, pijlen en bogen, of kammen.
Binnen de indiaanse gemeenschap komen we ook kunstenaars tegen die zich juist niet tot de traditionele kunst of het gebruik van traditionele technieken beperken. Het vervaardigen van bijvoorbeeld moderne houten beelden en schilderijen is allang geen onbekend terrein meer. De indiaanse thematiek blijft echter een vast gegeven.
Ook buiten de indiaanse gemeenschap wordt door enkele hedendaagse kunstenaars de indiaanse samenleving tot inspiratiebron gekozen. Van de diverse sociaal-culturele verenigingen die zich toeleggen op de traditionele cultuuruitingen houdt de groep Epakadono zich bezig met theaterprodukties. Dit gezelschap dat sinds 1987 bestaat heeft zich gaandeweg toegelegd op het thema ‘contact Oude en Nieuwe Wereld’ met het oog op de herdenkingsactiviteiten rond 12 oktober 1992.
| |
Religie
In de indiaanse samenlevingen zijn de functies van geestelijk leider en van genezer verenigd in de figuur van de pyjai. De esoterische kennis die hij bezit beslaat terreinen als de geestenwereld, de mythologie en geneeskrachtige planten. Hoewel hun aantal en ook hun macht onder invloed van kerstening en medische voorzieningen zijn afgenomen, kunnen we constateren dat er in de dorpen nog steeds belangstelling bestaat voor de opleiding tot pyjai. Deze opleiding duurt lang en is erg zwaar. Tegenwoordig is de belangrijkste taak van de pyjai die van genezer. Het zijn kwaadwillige geesten die ziekten veroorzaken. Door deze geesten te verjagen wordt de ziekte bestreden. Zowel mannen als vrouwen kunnen pyjai worden.
| |
Politieke organisatie
Een duidelijke politiek-bestuurlijke structuur, zoals bij de bosnegers, kennen de indianen niet, hoewel er in het verleden wel een sterk ontwikkeld oorlogsleiderschap geweest moet zijn. Een ieder die dat wilde kon een dorp stichten en dit individuele leiderschap werd gevolgd zolang men er vertrouwen in had. Hield dat op, dan verliet men het dorp en begon elders opnieuw. Tegenwoordig worden door de overheid hoofdkapiteins, kapiteins en basia's (assistent-kapiteins) aangesteld. Via hen worden de bestuurlijke zaken geregeld. Dat dit systeem vraagtekens oproept is de laatste decennia wel gebleken uit de ontevredenheid van met name jongeren. Begin jaren tachtig resulteerde dit bijvoorbeeld in Bernarddorp in een gekozen dorpsbestuur. Tal van organisaties, politieke, economische en sociaal-culturele, zijn ontstaan,
| |
| |
maar weinige zijn gebleven en hebben enig resultaat geboekt. Niettemin is er een proces van bewustwording in gang gezet. De begrippen ‘eigen identiteit’, ‘belangenbehartiging’ en ‘autonomie’ spelen daarin een centrale rol.
De meest recente politieke ontwikkeling is het ontstaan van de Tucajana Amazones. Naar eigen zeggen is deze beweging een reactie op het in 1989 tussen de Surinaamse regering en het Jungle Commando gesloten Kourou-akkoord. Een van de afspraken in dat akkoord was dat het Jungle Commando, voornamelijk bosnegers die onder leiding van Ronny Brunswijk sinds 1986 gewapende strijd voerden tegen het militaire regime van Desi Bouterse, na de bereikte vrede controle- en beheerstaken in het binnenland zouden worden toebedeeld. De indianen voelden zich gepasseerd en bedreigd en een spontane reactie, die het begin van gewapend verzet was, zou aldus tot deze nieuwe beweging geleid hebben.
Men stelt alle Surinaamse indianen (zelf spreekt men consequent over inheemsen) te vertegenwoordigen. Natuurlijk zijn er ook indianen die zich hier tegenover kritisch opstellen, of die zich in meer of mindere mate afzijdig houden. Er is hard gewerkt om tot een gedegen organisatie te komen. Op alle niveaus binnen de indiaanse gemeenschap zijn de Tucajana Amazones vertegenwoordigd. Aan de top staat de Dorpshoofdenvergadering. Vrijwel alle dorpen zijn in dit orgaan, dat het beleid bepaalt, vertegenwoordigd. Het hoogste politieke orgaan is de Inheemse Raad, gekozen door de Dorpshoofdenvergadering. Verder zijn er onder andere Centrale, Regionale en Dorpsontwikkelingsbureaus. Men heeft zich ‘het bereiken van een leefbaar bestaan voor alle inheemsen in Suriname op basis van hun eigen culturen en waar mogelijk in goede harmonie met alle andere bevolkingsgroepen binnen Suriname’ ten doel gesteld. Hierbij is ‘autonomie’ een van de sleutelbegrippen.
Binnen het geheel is er ook sprake van een militaire, een guerrillatak, met speciale verantwoordelijkheden ten aanzien van het bereiken van de doelstellingen. Naar buiten toe heeft de guerrilla veelal het gezicht van de Tucajana Amazones bepaald en helaas niet altijd in gunstige zin.
De hier geschetste Tucajana-structuur is niet uitgekristalliseerd. Nog steeds vinden er (medio 1992) interne discussies en veranderingen plaats. De meest recente ontwikkelingen zijn die rondom de gevoerde vredesbesprekingen tussen de Surinaamse regering enerzijds en de Tucajana Amazones en het Jungle Commando anderzijds.
Vijfhonderd jaar lang hebben de indianen een minderheidspositie ingenomen. Het is nu tijd voor een kentering. De zo gewenste vrede zal het startsein moeten zijn van een nieuwe toekomst voor de Surinaamse indianen, zonder inlevering van identiteit. Veel zal daarbij echter van hun eigen inzet en eensgezindheid afhangen.
Laddy van Putten
|
|