Tweede boeck vol schoone ende constighe refereynen
(2007)–Anna Bijns– Auteursrechtelijk beschermdRefereyn.ICk houde voorwaer dat de helle is gheborsten
En dat al de duvels zijn uutghecropen
Al om is twist niet alleen onder de vorsten
Maer de leecken naer alder papen bloedt dorsten
Seerst hatende die meest haer sonden nopen
Tes al ghelooven betrouwen en hopen
Maer penitentie te doene wilt elc schouwenGa naar margenoot+
Om dat Christus bloet voor ons es ghedropen
| |
[pagina 16]
| |
Tes al voldaen den hemel es open
Wy en derven niet doen dan god betrouwen
Dees opinie regneert by mans en vrouwen
Waermen comt al de weerelt duere int ronde
Noch segghen de ketters weerdt om verspouwen
Dat wy gods geboden niet en cunnen gehouwen
Tes ommogelijc / alle ons doen es sonde
Het sijn al Christenen met den mondeGa naar margenoot+
Maer metten wercken sy als Turcken sneven
Recht oftmen gheen god oft gheen helle en vonde
O Christus Religie waer sydy bleven
Ons goede ouders devoot en simpele
Sijnde vanden heylighen gheest gheleert
Recht int gheloove sonder vouwe oft rimpele
Stichten kercken / en eerden gods timpele
| |
[pagina 17]
| |
Maecten beelden en hebben die sancten gheeerdt
De princen sijnde / ten gheloove bekeerdt
Maeckten oic kercken / en stichten canosijen
En hebben met haer goedt / gods dienst vermeerdt
Al haer landen duere / die sy hebben beheerdt
Waer af sijn comen / dees schoone abdijen
Vanden devoten Princen / dat moet elck lijen
Constantinus te Rome / veel kercken stichte
En liet dafgoden tempels / tot godshuysen wijen
Oic Karolus magnus / in sijnen tijen
Van cloosters te doen maken niet en swichte
Waren dees blindt: neens / maer claerder van gesichte
Dan de kercbrekers / die (god betert) nu leven
Siende den tijdt nu bi doen / seg ick ghedichte
O Christen Religie / waer sidy bleven
| |
[pagina 18]
| |
De eerste Christenen vol der maniericheyt
Ontfinghen Gods lichaem / alle daghe
Lovende god met grooter viericheyt
Eer sy ghinghen op dwerck schouwen de ghiericheyt
Sy gods dienaers mildelijck versaghenGa naar margenoot+
Van haerder noot[t]Ga naar voetnoot3ruft / en hielden sonder claghenGa naar margenoot+
De kercken statuten / als goey ondersaten
Peynst doch hoe dat de ouders plaghen
De kercken te visiteeren / sonder vertraghen
Daghelijcx loopende / om de aflaten
Sy chierden de kercken / en uut charitaten
Stichten sy outaren / die sy onderhielen
Dit doende sy darmen niet en vergaten
En deden penitentie voor alle staten
Openbaer / als sy in sonden vielen
Sy funderden missen / baden voor de sielen
| |
[pagina 19]
| |
Hier teghen werdt nu ghepreeckt / en ghescreven
Al dat eens duecht hiet wiltmen vernielen
O Christen Religie waer sydy bleven
De ouders voortijds / als gods kinderenGa naar margenoot+
Eerden de prelaten / en waren onderdaen
Nu sietmen haer eere ende macht verminderen
Wildt iemandt onderdaen sijn / dat behinderen
Die als Chore / en Abieron de macht weerstaen
Douders pleghen haer kinderen te doen vermaenGa naar margenoot+
Dat sy gods moeder niet om versoeten
Souden eeren int opstaen en slapen gaen
Als die van god meest gratien hadde ontfaen
Haer altijt groeten metter ingelscher groeten
Nu treedt men / Marien lof / met voeten
Salve regina / hoortmen versmaeyen
| |
[pagina 20]
| |
Vanden ketters / die als mollen al om wroeten
Elck dincke / hoe de kinderen / opwassen moeten
Daer douders van joncx ketterije in sayen
Djonck hoen craeyt gheerne soot doude hoort craeyen
Als douders den kinderen quaet exempel gheven
Dat qualijck gheschepen is wie salt wel naeyen
O Christen religie waer sijt ghy bleven
Eest dat de menschen dus leelijck overterden
Wiens ouders waren / goey Christelijcke lien
Wat salt dan vanden kinderen werdenGa naar margenoot+
Die nu opgroeyen eert compt ten derden
Die niet dan boesheyt en hooren / oft en sien
Die douders eer souden heeten dan verbien
Papen en muncken / opt strate te roepen naer
De sancten leeren verachten men siet sulcx gheschien
| |
[pagina 21]
| |
Metter biechten spotten / en noch bovendien
De Sacramenten blasphemeren openbaer
Douders leerden den kinderen over menich jaer
Voor de priesters te lichtene haren capproen
Als si hem ontmoeten twas tamelijck maer
Doen de kinderen dat nu: tis verre van daer
Want hen douders / niet en leeren oft self niet en doen
Men gheeft den kinderen nu gheen faetsoen
Tot duechden / dus werdt godts vreese verdrevenGa naar margenoot+
Oude serpenten / Jonge slangen opvoen
O Christen Religie waer sidy bleven.
Datmen gods lichaem / in vergulden kelcken
Consacreert / daer sietmen de sulcke op crijtenGa naar margenoot+
Salmen den heere gheen eere doen van welckenGa naar margenoot+
Wijt al hebben ontfaen / en die ons elckenGa naar margenoot+
| |
[pagina 22]
| |
Stuver sal rekenen / totter laester mijten
Datmen silver in gods dienst besicht sietmen spijten
Den gheenen die aen hen en aen haer dreelen
Tsilver / en tgoudt / onnuttelijck verslijten
Haren sack chieren met costelijcke habijten
Scharlaken / dammast / syden / flueelen
Sy bespotten de lien / die sommighe poorceelen
Gheven tot gods dienst / en dien helpen stercken
Maer dat sy huysen maken als casteelen
En met hoeren / en boeven / inde bordeelen
Haer goedt verteeren / sijn Christelijcke wercken
Dits de devotie / van Luthers clercken
Elck hert dat overpeyst / mocht wel beven
En segghen met my / verscrickt duert aenmercken
O Christen / Religie / waer sydy bleven
| |
[pagina 23]
| |
Men veracht nu / alle gheleerde mannen
Hen doende verdriet / en groote excessen
Die metter heyligher kercken aenspannen
En een apostaet vander kercken ghebannen
Die in overspel sidt met eender abdessen
Heet een Evangelist in Sassen in Hessen
De welcke schier loochent al de Sacramenten
Dese crycht veel hoorders / tot sijnder lessen
En maeckt veel doctooren / en doctoressen
Waer by comen veel valsche boecken in prenten
Augustinum Hieronymum / den excellenten
Ambrosium / achtmen / ongheleerde dwasen
Haer boecken sijn schier onnut ter venten
Maer Luther / Melancthon / en sulcken serpenten
Die dootlijck venijn / in scriftuere blasenGa naar margenoot+
En stoutelijck teghen de waerheyt rasen
| |
[pagina 24]
| |
Werden als lichten / der kercken verheven
Ick segghe als ick hoore dees nieu vijsvasen
O Christen Religie / waer sidy bleven.
Elck wilt scriftuere trecken nae sijn hooft
Die niet en verstaen tghene / dat sij lesen
Es de weerelt niet wel van wysheden berooftGa naar margenoot+
Datmen boeven en apostaten ghelooft
En doude leraers werden mespresen
Die huer leere beleefden / en crachtich bewesenGa naar margenoot+
Met navolghende teeckenen / theeft gheblekenGa naar margenoot+
Sy hebben dooden verweckt siecken ghenesenGa naar margenoot+
Duvelen verjaecht / wat segt ghy van desen?
Nieuwen leraers / die al van lieften spreken
Hoe beleven / sy de leere die sy preken?
Dat sy duer haer woorden de menschen trecken
| |
[pagina 25]
| |
Dat sy haer handt in haers naesten ghelt willen steken
Malcanderen bedrieghen / met loosen treken
Waer sachmen hen oyt doyen hondt verwecken
O verblinde menschen / stijf van necken
De goey Christenen / hebben lange beseven
Luthers bedroch / maer ghy willet bedecken
O Christen Religie / waer sydy bleven.
Men veracht der heyligher kercken / concilien
Vanden vaders ghesloten / duer den heyligen geest
Dus eest ghestelt metter / Christen familien
Men vast quatertemperen / noch vigilien
Voor de sielen / die ligghen in svaegeviers tempeest
Bidt lutter iemandt / in sweerels foreestGa naar margenoot+
Sheylich daechs alsmen gods sou ghedinckenGa naar margenoot+
Sietmen tvolc wercken openbaer onghevreestGa naar margenoot+
| |
[pagina 26]
| |
En die niet en wercken die sietmen meest
Buyten gaen spelen / en droncken / drincken
Diet quaedt souden straffen / sietmen oic hincken
Dus en werdet oncruydt niet uut ghepluckt
De scapen werden gequeldt van bocken die stinckenGa naar margenoot+
Diese souden beschermen / sijnt diese crinckenGa naar margenoot+
De boosheyt triumpheerdt de duecht wert verdruct
De waerheyt werdt vervolcht / tgheloove huckt
Luther heeft gheschooren / sijn discipulen weven
Dnet daer de viandt veel sielen ter hellen me ruckt
O Christen Religie waer sydy bleven.
Doen keysers / Coninghen / Princen / en graven
Tgheloove der Roomscher kercken beleden
Kercken cluysen / stichten met haerder haven
Doenmense / voor der kercken vrijheyt sach slaven
| |
[pagina 27]
| |
Om die te beschermen / wonder deden
Doen gheestelijck weerlijck tsamen waren te vreden
Eendrahtich int gheloove heeren en knechten
Doen de Christenen haer begheerten besneden
Met abstinentie en men tallen stedenGa naar margenoot+
Doverspeelders straften die saten in onechtenGa naar margenoot+
De ketters vervolchde die de waerheyt bevechtenGa naar margenoot+
Doemen de menschen sach vieren en vastenGa naar margenoot+
Weer ghinckt doen beeter willet my berechten
Oft nu alsmen kercken en cloosters wilt slechten
En datmen in tgheestelijck goedt siet tasten
En gods dienaers beswaert met niewen lasten
En muncken en nonnen werden verdreven
Ick segghe spijt al den Luterschen gasten
O Christen Religie waer sydy bleven.
|
|