hadden zij hun bezittingen prijs gegeven. De zoon van Johan Grünewald zou door bemiddeling van Hendrik Alting, die van 1613 tot 1622, toen Heidelberg door Tilly werd ingenomen, aldaar hoogleeraar geweest is, naar Groningen zijn gekomen en zich, uit nederigheid of om onbekend te blijven, Jan Janszoon genoemd hebben, dat later, omdat hij een gestudeerd man was, in Janssonius zou veranderd zijn. Wel wordt de naam van zijn vader weleens vermeld als: Jan Geerts Groenewolt, maar deze laatste naam komt veelvuldig in Groningen voor.
Joannes Janssonius, wiens naam aan het hoofd van dit artikel staat, werd in 1618 of 1619 geboren, liet zich op 26 September 1636 te Groningen als student inschrijven en deed in 1644 intrede te Marum. Vandaar vertrok hij in 1653 naar Anlo, waar hij op 30 Mei 1671 overleed. Hij was gehuwd met Anna van der Straten († 1679), bij wien hij een zoon had, Henricus genaamd (predikant te Wirdum in Groningen 1669, Noordbroek 1688, overleden 1701), die tweemaal getrouwd is, nl. in 1670 met Aaltje Lubbers Kok († 1684) en daarna in 1686 met Diana Roberts of Robers. Zijn eerste echtgenoote schonk hem twee zoons: 1. Johannes (geboren 1672, predikant te Siddeburen van 1696 tot Mei 1707, daarna, tot zijn overlijden op 27 Augustus 1707, te Veendam) gehuwd met Titia Meinds en vader van Johannes Henricus, kinderloos overleden (zie afzonderlijk art. beneden) en 2. Hillebrand (geboren 1676, eerst legerpredikant bij de troepentransporten naar Engeland, daarna predikant te Noordhorn in 1708, en te Zandeweer van 1714 tot zijn overlijden in 1750), die in 1709 huwde met Elisabeth Krijns († 1729), welke hem twee zoons schonk: Johannes en Hillebrand (zie afzonderlijk art. beneden).
Laatstgenoemde Johannes (geboren 1714, predikant te Oosterhesselen 1743, te Oldenzijl 1754, overleden 1777) huwde in 1747 Johanna Henrica Loof († 1772), die hem tien kinderen schonk, o.a. Frederik Hendrik, geb. 1754, en Jacobus, geboren 1759, predikant te Oosternieland van 1784 tot zijn dood in 1828, gehuwd met Jodoca Brands. Frederik Hendrik, die reeds in 1787 te Zeerijp overleed, had uit zijn huwelijk met Geertrui Pieters een zoon, Pieter Kornelis genaamd (1780-1826), die trouwde met Margje Roelofs Bennink (1786-1855) en de vader werd van Roelof Bennink Janssonius (zie afzonderlijk art. beneden).
Behalve de leden van dit geslacht Janssonius hebben nog vele andere predikanten in de Hervormde kerk denzelfden naam gedragen, waarvan echter moeilijk te bepalen is, of zij met dit geslacht of onder elkander door verre verwantschap verbonden zijn. Zoo is er een Zeeuwsche familie Janssonius geweest, wier leden in de 17e eeuw te Utrecht studeerden (zie Alb. Stud. Rh.-Traj., 4, 38, 41), misschien verwant met Adrianus Janssonius, predikant te Colijnsplaat 1625-1641, en te Koudekerke 1631-1651 (vgl. Van Troostenburg de Bruyn, Herv. K. in O. Indië, 125), terwijl het ook niet onmogelijk zou zijn, dat B.F. Jansonius (die zijn naam steeds met één s schreef, zie boven) oorspronkelijk tot één der hier genoemde families behoorde. Toch kan met zekerheid worden vastgesteld, dat er nog twee geslachten geweest zijn, waarvan leden hier beneden in een afzonderlijk artikel behandeld zullen worden.
Het eene geslacht begint met Egbertus Janssonius, in 1628 uit Remonstrantsche ouders geboren, die in 1651 te Ouderkerk aan den IJssel Hervormd predikant werd en deze gemeente tot zijn overlijden in 1680 gediend heeft. Hij was de vader van Johannes Janssonius (1658-1746, zie afzonderlijk art. beneden), die twee zoons had, beiden jong overleden: Dionys in 1720 als predikant te Nieuw-Beyerland en Egbertus in 1724 als predikant te Hellevoetsluis.
Het andere geslacht begint met Wilhelmus Janssonius (1765-1825), aan