Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Nicolaus Hoogvliet]HOOGVLIET (HOOGVLIED) (Nicolaus of Nicolaes), geboren te Delft den 16en Sept. 1729, studeerde aan de Hoogeschool te Groningen (ingeschr. 13 Sept. 1746), daarna aan die te Leiden (ingeschr. 18 Sept. 1748). Toegelaten als proponent bij de Classis Delft en Delfland den 14en Juni 1751, werd hij na peremptoir examen den 6en Maart 1753, bevestigd te Leiderdorp den 1en April d.a.v. door zijn voorganger ald. Ds. W. van den Broek, pred. te Amsterdam (m. Jerem. III:25; intr. m. Ps. CXXXVIII:8). Hij preekte er afscheid den 30en Mei 1756, om te vertrekken naar Delft als Gasthuispredikant; den 13en Juni had zijn bevestiging als zoodanig plaats. Zijn derde standplaats was Leiden, waar hij den 30en Oct. 1757 bevestigd werd door Ds. H. Caan, pred. ald. (m. Jes. LII:7, intr. m. 2 Cor. IV:6, 7; afsch. te Delft 23 Oct.). In Juni 1770 bedankte hij voor een beroep naar Amsterdam. In dat zelfde jaar door Curatoren der Leidsche Hoogeschool tot Hoogleeraar beroepen, aanvaardde hij dit ambt den 17en Dec. 1770 met een oratie (hieronder vermeld). Bij de neerlegging van het Rectoraat in 1776 was hij voornemens een rede te houden (in druk verschenen, zie hieronder); maar de langdurige ziekte, waaraan hij den 29en Apr. 1777 in welverzekerd geloof overleed, verhinderde hem het uitspreken. Bij het aanvaarden van het hoogleeraarsambt putte hij zijn aanbeveling daaruit | |
[pagina 268]
| |
dat hij leerling was geweest van Prof. J. v.d. Honert, in wiens voetstappen hij poogde te treden; deze gold voor hem als ideaal. N. Hinlopen droeg zijn Historie van de Nederl. Overzettinge des Bijbels op aan N. Hoogvliet, aan wien hij blijkens het Voorbericht voor de Bijlagen te danken had de ‘Acta der ge-autoriseerde Translateurs en Reviseurs van de Translatie des O. Testaments, met de brieven en de Resolutiën van de overzetters en de overzieners, aengaende de Duitsche tale’ (bevattende blz. 1-116 dezer Bijlagen). Hoogvliet liet een weduwe, Elisabeth Anna Tatum, na met vier dochters en een voorzoon. Van hem bestaat een borstbeeld links. Lith. v. L. Springer. 4o. In diens Galerij v. Hoogl. En een borstb. links. In ov. m. 10 reg. vers v. P. Verleus. Naar A. Delfos door P. de Mare. 1783. 4o. Vgl. v. Someren, Cat. v. Portr. II, No 2579, 2579*. Van hem zag het licht: Orat. inaug. de Oratoris sacri in refutandis divinae revelationis contemtoribus, prudentia, Dicta Publice A.D. XVII Dec. MDCCCXX etc. L. Bat. 1771. 4o. (Univ. Bibl. Leiden). - Oratio de Latione Legis publica, non unico revelatae Religionis documento. Quam, si per valetudinem licuisset, publice dixisset A.D. VIII Febr. MDCCLXXVII Magistratu Acad. abiturus. L. Bat. 1777. 4o. (Univ. Bibl. Leiden). Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI, blz. 366Ga naar voetnoot1). - Siegenbeek, Leidsche Hoogesch. II. Toev. en Bijl., blz. 218, 219. - Boekz. 1777a, 579. - te Water, Narratio de rebus Academiae Lugd. Bat. Seculo XVIII prosperis et adversis etc. L. Bat. 1802, p. 231, 232. - Sepp, Stinstra. II, blz. 56. - Arch. v. Kerkel. Gesch., inz. v. Ned. IX (1838), blz. 491, 497. - N. Arch. enz. II (1854), blz. 347Ga naar voetnoot2). - Alb. Stud. Gron., D. 200. - Id. L. Bat., K. 1023. - Maandbl. ‘De Ned. Leeuw’. 37e Jrg. (1919), k. 244. - Ned. Biblioth. V. (1777), 1e st., blz. 397-403; id. 2e st., blz. 360 een gedicht v. P. Verleus. Voorts bestaan op zijn overlijden gedichten van A. Wynbeek, F.C. Hoogvliet, J.v. Royen, J. Scharp, A.v. Assendelft e.a. |
|