XIII:16, bev. door Ds. J. Snethlage uit Pieterburen, met Neh. II:20b); te Midwolde (ber. den 13den Maart 1824; afsch. te Eenrum den 20sten Mei met Philip. I:9-11, intree den 4den Juli met 1 Cor. IV:1-8, bevestiger F. van der Tuuk, pred. te Nieuw-Scheemda, met Hand. VIII:26-35). Hier is Cramer v. B. voortdurend werkzaam gebleven, onder groote achting en toegenegenheid zijner gemeente, tot den 15den November 1855 toen hij overleed.
‘Begaafd met een buitengewone vlugheid en vurigheid van geest, een zeldzaam vaardig en getrouw geheugen en brandende van dorst naar wetenschap, was hij door grondige studie een man geworden van rijke en veelzijdige kennis, die zich door menig belangrijk geschrift, hetzij oorspronkelijk van hem of door hem vertaald, eene welvermaarden naam in de vaderlandsche kerk heeft achtergelaten.’
Van hem zag het licht:
Brieven over het werkje: Christendom en hervorming, vergeleken met den Protestantschen Kerkstaat, bijzonder in de Nederlanden. Gron. 1816. |
Gesprekken, levensschetsen en liederen, ter gelegenheid van het derde eeuwfeest der kerkhervorming. Gron. 1817. |
Bogue D, proeve over het goddelijke gezag van het Nieuwe Testament, uit het Engelsch vertaald en vermeerderd, door G.J.F. Cr. v. B. 2 stukken, 1816.
E.F.K. Rosenmuller, de Oosterlingen van vroegeren en lateren tijd, of ophelderingen der Heilige Schrift, uit de natuurlijke gesteldheid, de overleveringen, zeden en gewoonten van het Oosten. Vertaald met bijvoegsels, door G.J.F. Cr. v. B. - 4 dln. Gr.
De geopenbaarde Godsdienstleer des Bijbels, getrokken uit H. Muntinghé's geschiedenis der menschheid naar den Bijbel. Rotterdam, 1830. 2 dln.
Gedachten omtrent den toestand der Nederlandsche Gereformeerde kerk, een woord aan allen, die het met die kerk welmeenen, geschreven na de Synode van 1835. Gron. 1836.
De godsdienstleer des O.V. Delft 1827.
Bijbelsche geschiedenissen in vragen en antwoorden, voor mijne leerlingen. Gron. 1817.
Leerrede ter gedachtenis van den Wel-Eerw. zeer gel. Heer Remko Engels. enz. Gron. 1855.
Crie T.M. het leven van J. Knox, hervormer van Schotland; uit het Engelsch. door G.J. Cr. v. B. 1ste dl. Gr. 1818.
Litteratuur v.d. Aa, ll. dl. III. blz. 820 en 821. (Uitgebreid.)