Het dagboek van Jacob Bicker Raye 1732-1772
(1939)–Jacob Bicker-Raye– Auteursrecht onbekend
[pagina 346]
| |
Hoofdstuk XXXVII
| |
[19 Januari]Het was bitter koud winterweer op dien 19 Januari, toen er justitie werd gedaan. Een jood van in de zeventig (zie blz. 342), die ‘valse assurantie’ gedaan had, was zoo zwak, dat hij niet staan kon en een bankje onder de galg kreeg, opdat men hem behoorlijk kon geeselen en brandmerken, waarna de stakker voor eenige jaren in het Rasphuis werd gezet, evenals de schipper, die zijn schip, waar de valsche assurantie op gedaan was, met voordacht ‘versijlt’ had. Deze werd zeer streng met zestig slagen gegeeseld, verder gebrandmerkt en voor vele jaren in het Rasphuis opgeborgen. Nog vier andere menschen werden gegeeseld. ‘Dat sy alle braaf gevoelt hebben, also het seer kout en een Oostenwind was’. | |
[pagina 347]
| |
28 Jan. 1771. ‘Voor eenige dagen sijn er, sonder te weeten van wien het gekoomen is, verscheyden giften aan het Diaaken Weeshuys gesonden, waaronder een was van 500 Gld. De kinderen, die op 19 Nov. 1770 vergeeven waren, sijn nog seer elendig, by tyden als dolle mensen, sodat sy by continuatie van veel mensen bewaakt moeten worden, dat seer kostbaar is’. | |
[4 Februari]Op 4 Februari had de WelEdl. Gestr. Heer Mr. Boreel, die kapitein van een compagnie stadssoldaten was geweest, al ‘sijn volk, in totaal 200 man, met hun vroutjes, susters of goede bekende meysjens, op het Rusland in het logement “'t Waapen van Amsterdam” seer deftig getracteert op vlees in soorten en swaar sesguldensbier van 's middags tot 's avonts half tien, welk volkje sig extra vroolijk met dansen en zingen gemaakt hebben’. | |
[5 Februari]Een kruier, die op 5 Februari op het Fransche pad een vrouw had doodgestoken, werd op 23 Maart het hoofd afgeslagen. De operatie gelukte niet al te goed, ‘hij is niet al te wel geexecuteert’; nadat hij één slag gekregen had, moest de beul het hoofd er verder met het zwaard afzagen. Het slachtoffer kreeg een kist. De rechters hadden waarschijnlijk verzachtende omstandigheden aangenomen, want het was gebleken, dat de vermoorde vrouw ‘een alderslegtst beest is geweest, die dagelijks smoordronken was, al het geld, dat hy haar gaf, versoop, in plaats van voor sich en de kinders eten tekoopen’ en dat zij den man altijd sarde en tergde, waarop hij ‘in haastighijt’ tot dat ongeluk gekomen was. | |
[pagina 348]
| |
hem niet uyt het waater krygen; waarom hy seyde: ik voel wel seer klaar, dat het mijn tijt is en dat ik hier sterven moet, want de duyvel trekt my by de beenen telkens weeder onder; waarop de anderen seijde, wat goddeloos denkbeelt is dat; bidt Godt liever dat die U kan helpen, en sy haar kragten met trekken verdubbelende, haalden hem op het ijs, maar stonden seer verbaast, dat hij met sijn schaats was vastgeraakt aan een boerin haar rokken, die daar in dat selve gat een paar dagen te vooren verdronken was.’ Het lijk der vrouw werd naar Schellingwoude gebracht, waar de mannen een premie ontvingen. | |
[20 Februari]20 Febr. ‘'s Middags tussen half twaalf en half een is het hier een seer terribele swaaren mist geweest; verschyde koetsen, die van het Stadhuys na de Kalverstraat ryden wilden, kwaamen in de Kromelleboogsteeg en op de stoep van den heer van Eyk teregt; de lijfknegts moesten voor de koetse uytgaan om te waarschuwen, 't geen een verbaast geschreeuw door de stadt veroorsaakte. Van een troep eselinnen, die na mense gedreeven wierden, die de melk voor haar gesonthijt gebruyken, liep een eselin door de mist van de wal en viel in een bijt en verdronk. In Haarlem is de mist vroeger gevallen, want eenige waagens met cabbeljaau geladen, die hier na toe gedistineert waren, moesten daar blyven en sijn aldaar verkogt voor een gulden het stuk, die hier wel 5 of 6 gulden souden gegolden hebben, dat groote schaade voor onse vismarkt geweest is’. | |
[pagina 349]
| |
van een excessive dikte en er is geen aparentie tot het einde van een der strengste en langdurigste winters, die de outste van daage beleeft hebben’. | |
[1 Mei]Op 1 Mei werd de weer herstelde Muider Poort in gebruik genomen. ‘Op heden is alhier een begin gemaakt met de vrije passagie, voor menschen en rytuygen, door de nieuw geboude Muyder Poort, hebbende de Edl. manhafte Heer Mr. Leonart Kuysten van Hoesen, capitijn van een Compagnie Burgers, met deselve onder een fraay musiek en vligend vaandel als slaande trommels 's avons de gemelde Poort voor 't eerst gesloten onder een onbegrypelyke toevloet van menschen’. | |
[26 Mei]Op 26 Mei wordt melding gemaakt van een moordaanslag op den hertog van Brunswijk te 's Hage. Het gebeurde bij een ‘exersitie en spiegelgevegt’. De heer van Soelen, kapitein van een compagnie infanterie was er het slachtoffer van. Hij werd op twee plaatsen in zijn dij geschoten. Men wist niet of het knoopen of kogels waren, maar de spraak ging, dat het onder de Zwitsers zou schuilen en dat het zeer aparent op Zijne Hoogheid of op den Hertog gemunt was, want er was opgemerkt, dat in die chargie zes schoten met scherp geschoten werden, ‘sijnde een timmermansknegt, die meede in die streek stont te kyken, met een kogel door sijn schootsvel tusse sijn beene door geschoten’.
Een apotheker uit de Kalverstraat voelde zich beleedigd. En geen wonder. In zeker gezelschap op een ‘nuteraale’ plaats had hij met iemand ruzie gekregen en die had hem verweten, dat hij schuldig was aan ‘sodomise’ zonden. Geen wonder dat hij ‘boosaardig’ werd en naar een voornaam advocaat ging die hem aanraadde, indien hij | |
[pagina 350]
| |
onschuldig was, zijn beleediger voor Commissarissen van Injuriën te dagvaarden, maar, had de rechtsgeleerde hem nog op het hart gedrukt, indien hij zich wellicht niet al te zeker van zijn onschuld voelde, dan zou hij hem aanraden zoo spoedig mogelijk de vlucht te nemen. De apotheker vond 't maar geraden deze laatste partij te kiezen en ‘is so gesegt wordt, stil voort gegaan. Hij droeg altoos doosen met pillen in de sak en hielp vele jonge heeren en dames van geheijme gebreken, waarom ze hem Jan Pill noemden’. | |
[17 Juni]Van het overlijden van den bekenden kunstverzamelaar Gerrit Braamcamp wordt ons uitvoerig bericht. ‘Op 17 Juni is de Heer Gerrardo Braamcamp na een langdurige kwynende ziekte in den ouderdom van 72 jaar overleden, sijnde door de gansche bekende wereld gerenomeert geweest door zijn groot kabinet van kostbare schilderijen en menigvuldige andere liefhebberijen van alderhande Frajigheedens, die hij sedert een 25 à 30 jaar vergadert hat, waarom geen vreemdeling of groote potentaat, die hier in de stad kwaamen, mankeerde om hem een visite te geven, die hij alle seer vriendelijk en deftig onthaalde, doende aan alle menschen, maar principaal aan alle vreemdelingen, groot plisier. Sijnde maar van geringe geboorte en in sijn jonge tijd een distillateur geweest en is door de houtnegotie, die hij begonnen was en op Portugal seer veel debiet had, waar zijn broeder aan het hof groot gesag had, in korte jaren zoo een considerabel man geworden. Zijn kostelijke schilderijen, waarvan de weerga van so een fraai kabinet niet bekend is, en alle zijne menigvuldige frajigheedens, heeft hij voor zijn dood alle willen verkoopen, dewelke in sijn huis, dat hij op het Rusland gebouwt heeft en het groot logement het Wapen van Amsterdam genaamt is, in de aanstaande maand Juli staat verkogt te worden.’ Braamcamp woonde op de Heerengracht in het huis ‘van ouds genaamd Swedenrijck’, ook wel, naar de slangen, welke het hek van de stoep versierden, het ‘Huis met de Slangen’ genaamd, het tweede vanaf de Spiegelstraat (tot voor kort bewoond door den heer S.P. van Eeghen). Bicker Raye geeft nog eenige bijzonderheden omtrent 's mans rijkdommen en schat zijn schilderijenkabinet alleen op vrij wat meer dan tweemaal honderd duizend gulden.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 351]
| |
Een oude en intieme vriend van Jacob, een zekere meneer Hendrik Wijnkoop, overleed op 16 Juli, aan een zeer smartelijk en droevig ongemak, dat hem menschelyker wyse gesprooken, hem door versuym is overgekoomen, hebbende een geswel in de lies, dat hij in den beginne niet estimeerde, dog doorbrekende is bevonden kanker te sijn, die sich reeds verspreyt had. Na eenige weken ‘disperaate peynen’ te hebben uitgestaan was vriend Wijnkoop ‘met groote misery’ gestorven. Hij was een groot koopman, een pilaar van de Beurs en om sijn eerlijkheid en nobel gedrag van alle brave menschen zeer hoog geëstimeerd en geacht. Hij was ook deeken van het collegie nommero zes in de Stadsdoelen op den Singel, welk collegie, daar veele fatsoendelijke heeren neffens mijn (Jacob zelf) kwaamen, hy lange jaren tot genoegen heeft bestuurt en omdat hij een vriendelijk, welleevent en vredelievent mensch was, werd alles aan zijn goede directie gedemandeert. Hij laat veel geld, een oude brave goedaardige weduwe en twee getrouwde dochters na.
Als iets bijzonders wordt vermeld dat het huwelijk tusschen een dochter van den heer van der Meulen, die met Mr. Abeleven trouwde, niet in de kerk, maar op de buitenplaats van den vader van de bruid, genaamd Vreedenburg, door de dominee voltrokken was, ‘dat hier tot Maarsen een gebruyk schijnt te worden’, wordt er aan toegevoegd. Blijkbaar keurt Bicker Raye het af. | |
[15 Oktober]Op 15 Oct. 1771 is op de Hoogstraat bij de Zuiderkerk een groot ongeluk gebeurd door het in de lucht springen van een vat buskruit bij een tinnegieter; ‘aan weederkanten wierden vier à vijf huysen deerlijk beschadigt, de gansche raamen van ondere tot booven verbrijselt. De een stelde sig voor dat er een omkeering van de Stadt was, den andere dat de Zuyderkerk en tooren instorte, de darde dat het laatste oordeel Godes daar was’. | |
[pagina 352]
| |
Toon de Brabander, moet een groot diamantslijper geweest zijn, die wel met dertig molens liet werken. Op een goeden dag kregen hij en zijn vrouw het idee om voor beul te spelen. Een meid, die hem den diamantmolen draaide, beschuldigde hij van diefstal, waarop hij, met behulp van eenige knechts van zijn winkel, die meid naakt uitkleedde, met een strop om haar hals op een leer bond en haar toen zoo geeselde, dat haar geheele lichaam zoo zwart als kool was. De Heer Hoofdofficier had zich met het geval bemoeid, maar de daders waren gevlucht. De meid die in de Duivelshoek woonde, wilde uit haar ongeval toch nog eenig profijt hebben. Voor een stuiver liet ze haar ‘getijsterde lichaam’ kijken, van boven aan mans- en van onderen aan vrouwspersonen. | |
[9 November]Het overlijden van den Heer Mr. Harmanus Noortkerk werd in de Amsterdamsche courant van den 9den November 1771 op de volgende loffelijke manier bekend gemaakt: ‘Eergisteren overleed alhier in den ouderdom van omtrent seuventig jaaren den Heer Mr. Harmanus Noordkerk, zeer beroemd advocaat, samensteller van de Hantvesten der Stadt Amsterdam, die gedurende den tijd van 43 jaren door uitmuntende geleerdheid, vlekkelooze eerlijkheid en voorbeeldige edelmoedigheid in de uitoefening der praktijk als een Phenix en bijsonder Licht in deesen sijnen geboortestad heeft uitgeblonken’. | |
|