Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 à 1634. Tome 1: 1604-1619
(1939)–Isaac Beeckman– Auteursrecht onbekend[1615]Ga naar margenoot+Een ronde buyse, wyt 3⅔ duym, hoogh synde 3 voet en 4½ duym, weecht het water, datter ingaen kan, 12⅛ ℔ MiddelborghsGa naar voetnootd) gewichte. Een kanne, Syricseesche mate, weecht 2¼ ℔ en ⅔ van een vierendeel Syricsees of Middelborchs gewichteGa naar voetnoot1).
Ga naar margenoot+* Een water, blyvende staen 13 duymen hooghe ende loopende door een ront gat van een vat, wyt 9/12; van een duym houdtmate, daer loopt door, terwyle dat myn pols 32 mael slaetGa naar voetnoot2), 17½ ℔ gewichte van water. Daerna, het vat niet meer vol houdende ende het water latende loopen, als het water int vat 3 7/12 duymen geleeght was, so sloegh mynen pols daerentusschen 20 slaghen ende het water woech 11¾ ℔, de leechte gemeten synde van het opperste van het boomgat af, sodat de dicte van de duyghen daeraf moet getrocken syn. | |
[pagina 59]
| |
Ga naar margenoot+
Daerna, noch leeghende 1½ duym, sloech myn pols oock 20 mael; het water woech 8¼ ℔. Daerna sloech myn pols noch 41 mael, geleecht synde noch 2 9/12 duyms; het water woech 18 ℔ styf. Daerna geleecht synde noch 4⅙ duym, sloech myn pols 100 slaghen ende het water woech 30½ ℔. De duyghen van dit tonneken, daer dit mede gedaen is, was ⅚ duyms. Het was aen de binnenkanten gemeten 15½ duym hoogh ende was van binnen 17½ duym lanck; de bodemen even lanck, namelick 13½ duym op haer cruys. Uyt het voorgaende is gecalculeert, dat een buyse, wyt synde eenen duym ende een voet hoogh, hout 4½ oncen water. Ga naar margenoot+Is oock gecalculeert, dat door een buyse van een duym wyt, het gat daer ment water ingiet, staende 13 duymen hooghe, in een ure loopt 5382 ℔ gewichte van water, dat is 78 tonnen van hondert stoop ende noch 46 stoop. Ga naar margenoot+Oock schyndt uyt het voorgaende te volghenGa naar voetnoot1), dat, indien men op eenen tyt begeert eens soveel waters doort selfde gat te doen loopen, dat men de hooghte viermaal hoogher maken moet dan se eerst wasGa naar voetnoot2). |
Ga naar margenoot+Waerom worden de achterste wielen van de waghens hooghst gemaeckt?Ga naar voetnoot3) AntwoordeGa naar voetnoota): Omdat se te gemackelicker mochten getrocken werden. Want de touwen vooren vast synde ende der peerden lyf, daer de touwen oock aen vast syn, hoogher dan der voorsters wielen asse, so worden de voerste wielen quansuys wat omhooghe getrocken, al en merckt ment niet; ten minst so worden se soveel opgeheven, dat se so styf teghen de grondt niet en perssen alsofse stille stonden, ende so en loopt den waghen maer gelyckGa naar voetnootb) op twee wielen ende derhalven lichter. Anders, de voorste wielen hooghst synde, so souden die te styf teghen de aerde geperst worden. Dats oock de oorsake, waerom dat het vooren min schockt, want daer raken de wielen d'aerde minst. D'een peert oock - dat aen de lanckxt touwe vast is en vooren loopt - lydt den minsten last, want het ander peert moet de voorste wielen alleen opheffen | omdat syn touwe met den waghen den grootsten hoeck maeckt. | |
[pagina 60]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+De milte ende kryght men niet, indien men int loopen een beetken eyckenhoudt knabbelt - hoe groener hoe beter - seght Jan LambrechsGa naar voetnoot1).
Ga naar margenoot+Een seylsteen aen een touken wapperende, so hebbe ick gesien, dat hetselfde punt naer tselfde geweste viermael achtereen stil gestaen heeft.
Ga naar margenoot+Ghelyc voorenGa naar voetnoot2) geseydt is, dat men roock, vier etc. kan door buysen leyden tot verscheyden plaetsen, also mach men en kan men mede de warmte van de putten leyden tot onder de pompe, also dat de pompe niet bevriesen sal. Daertoe maeckt men een vierkant kasken sonder opperste scheel om de buysen in te legghen ende men maeckt de buysen aen den boom vast met crammen ontrent de elleboghen ofte daert van noode is teghen t'rysen, wagghelen, syncken, stooten etc. Het kasken geleydt wordende na de konste van roocklejdinghe. Ende wordet na de pompe toe lanck so wyder, soveel te beter sal de hitte van de putte haer situatie hebben. Maer ontrent de pompe moeten gaetkens syn of een gat, dat de wermte uytganck geeftGa naar voetnoota), of anders en soude de hitte aen de pompe niet geraken; tgadt moet oock niet te groot syn, want het soude de pompe te veel verkoelen. Doet alles voorsichtich ende met wetenschap.
Ga naar margenoot+* Het ys beslaet meer plaetse dan het waterGa naar voetnoot3), want het swempt int water ende een buyse vol waters gegoten synde ende daerna gevrosen synde, so bevindt men, datse overgeloopen heeft ende het ys staet boven uytgepuylt. Dit geschiet, omdat het water boven gevrosen synde, so moet de natuerlicke warmte, die int water is so langhe alst vloeit ende noch geen ys is, doort gevrosene ys passeren ende maeckt daer gaetkens in, die men poros noemt. Daervan kompt het, dat het bovenste ys, dat eerst gevrosen is ende daer meest natuerlicke warmte heeft moeten passeren, witst is, als minst gesloten synde. Men siet oock, dat in een gevrosen buyse int midden vant ys eenen witten as is, so lanck als de buyse. Dat kompt, omdat de warmte van alle syden naert midden gedreven wort ende vliecht meest int midden van de buyse uytwaert ende maeckt derhalven int midden de meeste poros, ende daerom isser eenen langhen witten as. Maer boven is den as alderwitst, daert eerste gevrosen geweest is ende daer meest natuerlicke warmte heeft moeten passeren. DaervanGa naar voetnootb) kompt het oock, dat het daer meest berst, omdat daer de pori aldergrootst syn ende hetGa naar voetnootc) ys aldermeest uytgebreydt wort. | |
[pagina 61]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+* In de LeydeGa naar voetnoota)Ga naar voetnoot1), alst seer vriest, so komter ys uyt de gront ende heet grontys ende so kompt het, dat de Leye boven toevriest in die plaetsen, daer het grontys byeen dryft - seght onse JanGa naar voetnootb)Ga naar voetnoot2). Ga naar margenoot+Alst eenig tyt gedoydt heeft, so gaet het ys syncken - seght vaderGa naar voetnoot3).
Ga naar margenoot+* Dewyle ick weet ende voorenGa naar voetnoot4) beschreven hebbe, dat een dynck, hoe swaerder en hoe grooter <het is>Ga naar voetnootc), eens in de locht geroert synde, ras na de swaerte van het dynck, niet lichtelick stil en staet - daeruyt hebbe ick bedocht, dat aen een wiel dicke, swaere stucken loots gedaen synde ende also aengedaen synde dat het middelpunt des wiels het swaerheytsmiddelpunt blyft ende ras gedraejt synde, so en kant niet licht stilstaen, ende alst int gaen is, so geeft het groot gemack int wercken ende kan met een klejne macht gedraejt werden. Dit alles geschiet omdat het beletsel des lochts teghen de locht seer cleyne macht heeft, ende wort besloten in het fondament dat een dynck, eens geroert synde, altyt roert tensy dattet beledt wort. Dit wiel hebbe ick naderhandt verstaen, dat ment een slingerwiel noempt.
Ga naar margenoot+* Alser in langhe weghen een buyse verstopt is, heel of half, so maeckt aen de plaetse, daer water ingepompt wort, een manniere van een persende pompe ofte een hooghe buyse, ende houdt die altyt vol ende laet de buyse, daerdoor het water uytloopt, in den back vry loopen, soveel alsse kan, terwylen dat men perst. Gaet dan ende boort int midden van de wech een gaetken ende merckt, of het water daer styf uytspeut naer advenant de persinghe, die gedaen wort, ende de groote van het gadt, dat gheboort is. Indient styf genoech uytspeut, so en isser gheen foute in de wecht tusschen het geboorde gadt ende de persende pompe, maer indien het niet styf genoech uyt en speut, so isser verstoppinghe in den voorsz. wech. Derhalven so stopt dit gadt ende boort in den midden van de voorsz. wech een ander gadt ende merckt als vooren, altyt | den wech, daer de fouteGa naar voetnootd), dat is de verstoppinghe, in is, halverende, totdat gy de verstoppinghe selve hebt. Ende indien ghyGa naar voetnoote) ergens in een leeghte een gadt boort, het water sal daer wel uytspeuten, maer niet styver dan naer advenant dat dese leeghte leegher is dan de hooghste buyse, die licht. Oock soudet konnen gebeuren, dat het geboorde gaetken, kleyn synde, u soude | |
[pagina 62]
| |
Ga naar margenoot+ bedrieghen, want een kleyn gaetken en heeft maer een kleyne persinghe van hooghe te speuten ende een groote persinghe sal dickwils het cleyn gaetken so hooghe niet doen uytspeuten. Derhalven so moet ghy de macht van persingheGa naar voetnoota) met de groote van het geboorde gadt overlegghen, gelyck ick ergensGa naar voetnoot1) geleert hebbe.
Ga naar margenoot+Om de buysen vast te setten teghen t'rysen ende teghen t'syncken, so maeckt crammen, gelyck een halflanckrontsnee, bovenop de buysen vast ende noes sluytende, de lippen, daer de naghels ingeslaghen worden, lancks de buysen tersyden henen ligghende, also dat de naghels ingeslaghen wordende, de crammen aen de buysen persen. Instede van lippen mach men oock pinnen maken om in de mueren te slaen. Als ghy dan een cramme slaen wilt teghen t'rysen, so moet hetgene, dat op de buyse kompt, omhooghe staen ende de lippen of pinnen omleeghe; teghen tsyncken recht contrary. Men can dese crammen oock wat met de handt oplichten ende de buysen uyt ende in crighen sonder die <te>Ga naar voetnootb) verslaen ofte aen de vasticheyt eenighe schade te doen. Daerom en moeten se niet te dick van yser syn, ende de lippen dunachtich ende al van tay yser. So gemaeckt synde, syn se van die nature, dat se, hoemeer gewichte daer opkomt, hoe vaster dat se houden ende styver sluyten.
Ga naar margenoot+De carpels (seggen se) houdt men t'AntwerpenGa naar voetnoot2) den heelen winter in de vischschepen levendich sonder eten te geven, maer na Paesschen moet men se broot geven.
Ga naar margenoot+Ut notas musicas digitis imiteris, sit index semper la, medius sol, annularis fa, sintqueGa naar voetnootc) loco invariabiles; pollex autem sit mi, auricularis verò fa extraordinarium. Sitque hic ordo octavae: index, medius, annularis, index, medius, annularis, pollex, index, id est: la, sol, fa, la, sol, fa, mi, la.
Ga naar margenoot+Alsmen het cement om de buysen doet ende datse dan met water doordronken worden, voornamelick als het water van hooghe kommende daerteghen perst, | |
[pagina 63]
| |
Ga naar margenoot+ ofte oock als de buysen, doordronken synde, de vorst daerover kompt, so schyndt het, dat het cement los ende onvastGa naar voetnoota) wort ende lichtelick afgetrocken wort. Ga naar margenoot+Twelck ick oock achte de oorsake te syn, waerom dat den taras aen de roosteen niet houden en wilt, gelyck sy aen den clinckaert doet, want de gaetkens ofte pori van de roosteen syn groot, ende wy weten, dat het water door groote gaten, die aent cement ofte taras raken, groote macht doet, al ist, dat de gaeten crinkel ende wynckel loopen, ja al waren se boven en verder vant cement opt nauste. Wy weten oock, dat de vorst, hoe meer waters sy in de gaetkens vint, hoe wyder datGa naar voetnootb) de vorstGa naar voetnootc) ys verspreydt ende also den taras afstoot. Ga naar margenoot+Om dit te voorkommen, so sult ghy arpeus of spieghelhars (ick hebt met swart arpeus gedaen) siedendeGa naar voetnootd) heet maken, ende de eynden van de buysen so verre als ghyt cement daeraen doen wilt, <daer>Ga naar voetnoote) in setten ende laten dat een ure also koken ende laet dan de buysen daer so langhe in totdat het arpeus koelachtich is ende treckt se dan uyt, so sal het eynde van arpeus heel doordronken syn ende bevrydt datter geen water aen en sal konnen kommen om het cement af te stooten.
Ga naar margenoot+Ist nu dat ghy een fonteyne maeckt ende twater van hooghe komt ofte anders, dat ghy niet en begeert dat de buysen doordryncken, so maeckte ick se over een layende vier van binnen warm ende smolt arpeus met een beetken roet ende dopte daer een lapken in, twelck aen een wisse gebonden was ende bestreeckGa naar voetnootf) daermede het binnenste van de buysen, twelck haer voor het deurtranen bewaerde. Maer so ghy eenighe hooghe pompen te setten hebt, voornamelick als ghy groote buyse leght, so doet met den kandelaer ende met de buysen, die hooghst staen, gelick met de ejnden te doen geleert isGa naar voetnoot1) ende laet se heel een ure in heet arpeus koken. Dat sal haer sonder twyfel genoechsame dichticheyt geven om al te doen. wat ghy wilt.
Ga naar margenoot+Als ghy een pompe stelt, soGa naar voetnootg) bestryck u ejnden van de buysen met sulck cement als ghy gebruycken wilt; ick gebruycke een pont arpeus teghen een vierendeel was ende daer soveel steen in, dat het tamelick dicke wort; ick stampe en sifte de Ga naar margenoot+steen van gebroken buysen. | De ejnden dan also bestreken synde, al en maecktGa naar voetnooth) men se dan niet seer heet, so sal nochtans het cement aent cement lichtelick vasthouden; anders so maeckt men de buysen lichtelick te heet, also dat het cement, als se al in malcanderen steken, nederwaerts synckt, ende boven en blyft maer een dun schelleken. De buysen dan wel in malcanderen gesteken synde, so dout men het cement met de handt rontom wel aen, also dat het dickst sy recht boven de greppe. Daerna bestryckt men meest aen de kanten met een heetachtich trueelken. Ten laetsten giete ick cement op een pampier ende wat gestyft synde, neme ickt | |
[pagina 64]
| |
Ga naar margenoot+ op myn handt ende legghet recht over de greppe ende douwet also aen de kanten dicht toe; ende recht over de greppe late ick het dicktst syn, want hoe dicker het cement over de vergaringe is, hoe beter werck.
Ga naar margenoot+Om de schouwen te beteren sonder die heel te vermaken gelyck eenen wenteltrapGa naar voetnoot1), so sedt boven op de schouwe een rondt dynck, gelyck oxhooft of wyder en hoogher ende van binnen een spira opwaerts gaende; int midden een yser, daer den wentel omloopt; laet de omloopen lanckx so rechter oploopen. Men en hoeft maer cirkels van bleck te snyden ende die op een syde van het center tot de circumferentie door te snyden, maer den cirkel moet grooter syn dan de wydte des cylinders. Neempt dan dat ghy den eersten omloop een voet scheute opwaerts geven wilt, so maeckt dan van de omloop des bodems van de cylinder ende van dien voet, die ghy den wenteltrap scheute geven wilt, eenen rechthoeckighen dryhoeck; de hupotenusa is dan den diameter des cirkels, die, in den cylinder passende, een voet opwaerts scheutich gaen sal. Laet dan den tweeden omloop van daer wat meer dan een voet opwaerst schieten; die sal dan meteenen oock wyder syn, twelck bejde heel goet is. Boven maeckt een gemejne wyde met vyf gaten - een recht opwaert ende viere ter syden, in elck of over elck een licht clapken teghen het inwayen van de wint.
Ga naar margenoot+Alsmen pompen stelt van heel langhe weghen, so leght de buysen so, dat ghy 12 voeten leght al rysende, dan 12 voet al dalende, dan wederom 12 rysende ende dan 12 voet dalende ende so voorts overhandt rysende ende dalende den heelen wechGa naar voetnoota) lanckx. Men en hoeft niet meer op elcke 12 voet te rysen en te dalen dan so-veel als de buysen van binnen wyt syn, die men leght. Dan ten schaedt niet al ryst ghy of daelt ghy meer na geleghentheyt van de wech, als ghy slechs voorseker syt dat ghy alle 24 voet eens ryst ende eens daelt, ofte alle 96 voet 4 mael ryst en 4 mael daeltGa naar voetnootb), overhands, opdat men sonder opgraven weten macht, hoeveel bochten datter syn. Want hierdoor sal men gewaer worden in welcke 12 voet dat foute is. Ga naar margenoot+Als er maer één foute en is, ende deselve sy in de dalende 12 voet, so is men versekert, dat al het water, van de foute tot de put toe, afloopen sal ende niet meer; derhalven so sal men weten aen de quantiteyt van water, die men pompt eerder locht kompt, hoeveel buysen of voeten datter noch vol water gebleven syn. Ist dat de foute is in de rysende 12 voet, so en sal niet alleene al het water, van de foute tot de put toe, na de put loopen, maer oock het water, datGa naar voetnootc) tusschen de foute ende het opperste van dese 12 voet licht, sal mede afloopen, dewyle de locht, die door de foute incompt, na het opperste van <de>Ga naar voetnootd) 12 voeten loopt ende het water, | |
[pagina 65]
| |
Ga naar margenoot+ dat daer is, na beneen toeloopt. Maer daer en sal geen water konnen kommen van dander syde over dien bocht passerende, want het water en climpt niet van selfs ende en can niet opperwaerts getrocken worden, dewyle de locht, die vooren is in de bocht, niet achterwaerts omleeghe gaen kan om twaeters plaetse te vullen, waerdoor dat men dan weten sal, dat de foute in die 12 voet is. Ist datter twee fouten syn - die <he>Ga naar voetnoota) naest de pompe is, sal men vinden in de hoeveelste 12 voet sy is, aen de quantiteyt van het gepompte water; - de tweede aen de ydele slaghen tsamen gevoecht met het water, dat eerst kompt totdatter noch eens locht geslaghen wort. De derde foute oock aen de ydele slaghen, tsamen gerekent met wederom het eerst water, totdat men weer locht slaet. Ende so voort. Ist dat de put so ondiepe is, dat de buysen in de put geen macht en hebben om het water, dat in de ligghende is, na de put te trecken, so sal men inGa naar voetnootb) den put de buysen afdoen ende daer een pompken stellen endeGa naar voetnootc) so het water uytsuyghen totdatter locht kompt. Ende dat sal syn gelyck oft eenen diepen put ware. |
Ga naar margenoot+Ist by aldien dat dese pompe gansch ongebruyckelick wortGa naar voetnootd) - of door wille van den ejgenaer, die niet en begeert te pompen ofte andersins - ist dat se dan int generael na de konste geleydt is ende dat men merck genomen heeft int legghen, waer de generale hooghten syn, ende dat men daer lochtgaten maeckt nae de konste van waterleydinghe, so sal men dese buysen noch tot eenen waterloop wel konnen gebruycken. Men sal aen beyde eynden eenen back ofte hooghe buyse stellen ende eerst in de eene water gieten dat het aen d'ander syde uytloopt aen den voet van de back: so sullen dan al de bochten van 12 voet, die in den generalen rysenden wech syn, haer locht quyt worden door de cleynte der bochten. Ende giet dan water in den anderen back, so sal het water nu rysen, daer het flus daelde; derhalven sal de ander helft van de wech haer locht quydt worden uyt de bochten van 12 voet, ist dat ghy het water aen den voet van den back, daert na toegaet, eenen clejnen tyt uyt laet loopen. De locht al uyt synde, so sullen de buysen dan volsmonds loopen, na welcke syde dat ghy wilt.
Ga naar margenoot+Alsmen een wyde pompe sedt op cleyne buyskens, so moet men dit daerin aenmercken, dat men met suyghen soveel waters optreckt als de pompe wyt is, twelck dan door de cleyne buyskens soveel te rasscher loopen moet alsseGa naar voetnoote) cleynder syn. Ende om het water sooveel te rasser daerdoor te doen loopen, so moet men soveel machts doen (boven de hooghte vant water tot de pompe) alsof men het water so hooghe moest opdryven, van welcke hooghteGa naar voetnootf) dat het so ras door de buyskens loopen soude als ghy 't daerdoor suyght met pompen. Derhalven so ist beter groote pompbuysenGa naar voetnootg) te gebruycken. Want al ist sake, dat het water in groote buysen | |
[pagina 66]
| |
Ga naar margenoot+ veel swaerder hanckt dan in cleyne, even hooghe staende, so en hanckt het nochtans in ééns so grote buysen maer ééns so swaer; maer als men wilt, dat het water door een buyse ééns so ras loopt, so moet men den loop wel van viermael hoogher laten kommenGa naar voetnoot1), behalven oock dat de cleyne buyskens in groot peryckel staen van te bersten alsGa naar voetnoota) verforseert synde, als men der soveel water tseffens wilt doortrecken. De sekerste pompen dan syn, daer de buysen van redelicke grootte syn ende de pompen van redelicke cleynte, maer de slaghen heel lanck ende de wranghen hooghe. Twelck licht gaen sal ende veel waters geven.
Ga naar margenoot+Men moet toesien, dat de pompen wel water houden, want dat is een dynck daert volck meest over klaecht. Ghy sult dan nemen leer om de klappen te maken, dat wejnich gecalckt is ende wel gevedt, want dat wort heel bol int water, seght Marcus ter GoesGa naar voetnoot2); ende dat te veel gecalctGa naar voetnootb) is, wort hoornachtich ende dat te wejnich gecalct synde, oock te wejnich gevedt is, wordt mede hardt. Als ghy dan dat leder int water leght, datGa naar voetnootc) goet is tot clappen, so salt terstondt water indrincken ende als ghyt doudt ende vryft, so salt syn calcGa naar voetnootd) wat schieten ende sochte en smeerachtich werden van binnen; dat is dan heel goet. Clopt het vry ende snydt het effen. Soo 't nu op sommighe plaetsen wel sochte wort, maer niet smeerachtich maer rauw, clats een teecken, dat het al te wejnich gecalctGa naar voetnoote) is ende dat de kalck heel uytgegaen is, twelck geschiet omdat het calc noch geen vasticheyt met allen int leer gehadt heeft.
Ga naar margenoot+Men seght, dat den Zyricseeschen toren op huyen licht. Daervan seght denselven Marcus, dat de meeninghe is, datter eerst huyden int fondament geleght syn ende daer schorse opgestroydt ende daerop noch huyden ende dan noch daerop schorse etc. De grondt maeckt seGa naar voetnootf) van selfs nat genoech, want - seght hy - de huyden, also in de cuype liggende, so is onmogelick, dat se rotten of vergaen; oock so en kan de sonne de schorse, die op de huyen licht, geen vyngher breet doordrooghen, so langhe als de cuype vol waters is; ende de vorst en kan niet met allen diepe daerdoor vriesen.
Ga naar margenoot+Als de suyghers te cleyn syn ende niet wel en suyghen, so sal mer sneen in snyden om tvolck terstondt contentement te doen, want dan sal het leer hemselven te beter teghen de canten verspreyden van de pompe ende also water opbrenghen.
Ga naar margenoot+Noteert oock, dat in plaetsen, die syncken, steene buysen beter syn dan loode, want loot, alst stuck buycht, t'gadtGa naar voetnootg) vernaudt, twelck mojelick teGa naar voetnooth) vinden is; maar tsteen breeckt ende twater kompt ter straten opwaert, daer de breuke is. | | |
[pagina 67]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Om motum perpetuum te maken - seght meester EdderinctonGa naar voetnoot1) - dat men in een wiel ses blaesbalken maken soude, al na t'center toeblasende, al draejende open en toegaendeGa naar voetnoota) ende also een ander wiel, dat met seylen toebereidt is, omdrajende, daerdoor dat dit voorsz in den ganck gehouden wort. Maer nadien dat de gewichten, die op de blaesbalken ligghen, ofse opengaen of toe, altyts omleeghe vallen, so en staenseGa naar voetnootb) niet gedurich recht over malcanderen, ja elck maer ééns in elcken ommekeer, twelck groote swaerte veroorsaeckt, waerdoor het schynt, dat het geen gewenste uytkomste hebben en sal. Dan mach dienen om al draejende veel wints met clejne moyte te maken, om orgelen etc. te doen gaen.
Ga naar margenoot+MelkebekeGa naar voetnoot2) seght, dat twee houters, teghen malcanderen hooft aen hooft staende ende neergedruckt synde, groote cracht doen int verdouwen of natrecken van swaerheden. Twelck hetselfde is, dat ick voorenGa naar voetnoot3) een almachtich genoempt hebbe, van touwen gemaeckt synde, waervan oock de reden aldaer ten deele verklaert is.
Ga naar margenoot+Om een schip te ballasten in een diepe see, also dat het niet licht en sal konnen omvallen, so maeckt in den bodem een kasse, daer t'water doorkompt ende steeckt daer eenen balck door int water ende aent ejnde van de balck een swaer gewichte; hoe dieper dan het ejnde van <den>Ga naar voetnootc) balck onder het schip kompt ende hoe swaerder het gewicht is, hoe topswaerder dat u schip sal gaen.
Ga naar margenoot+Gelyck men nu van cley steene buysen kan maken, also sal men oock moghen doen van eenich cement ofte van eenighe ander substantie, bequaem gemaeckt synde om so in kasse gedaen te worden ende also getrocken te worden tot fraeyicheyt ende seltsamenheyt - doende int cleyne, dat men nu int grote doet, na de weerdicheyt van de stoffe. | |
[pagina 68]
| |
Ga naar margenoot+
Fig. 32.
Ga naar margenoot+Karel de pasteybackerGa naar voetnoot1) seyde, dat hy eenen silveren beker gesien hadde, dewelcke int midden een pilaerken hadde met een fatsoenken daerop, ende een buysken onder aen de voet. Alsmen dan bier in den beker goot - noch niet tot aen het fatsoenken - ende dat men aen het buysken sooch, so liep het bier heel uyt, maer als mer in blies, so en liep het niet meer; maer als het bier totaen het fatsoenken was, so liep 't van selfs ende en hielt met loopenGa naar voetnoota) niet op, totdat het leegher wiert dan het fatsoenken ende dan konde men het wederom met blasen doen ophouden. Hy seyde, dat de silversmeen niet en wisten hoet gemaeckt was ende versochten hetGa naar voetnootb) te ontsouderen. Maer ick en twyffele niet, of int pilaerken en ginck een buysken opwaerts, het onderste byna aen de grondt staende, also dat het bier daeronder kommen konde ende dan quam het weder int pilaerken nederGa naar voetnootc) tot door den boom van den beker, geschiedende gelyck Cardanus schrijft Lib. I de aquâ tantum ascendente quantum descenditGa naar voetnoot2). |
Ga naar margenoot+Om een fonteynpompe veel hoogher te doen springhen - staet of gepompt wort. a is de pompe, b het clapken van de fonteyne, hetwelck men open doen can door het schroefken o, twelck van coper is ende schroeft op leer; c is het ejnde van de | |
[pagina 69]
| |
Ga naar margenoot+ buyse, daer t'water door opgedronghen wort; d daerdoor loopt het water naer e, waerin anders niet en is dan locht. So wort dan de locht gedreven door g naer i toe, waer anders niet dan water en is, ende door de persinghe wort het clapken h ende het clapken k toegedronghen, sodat de locht, commende het water, nerghens wech en can dan door l ende schiet boven aen n weder uyt. Als nu al het water van de back hikl uyt is, so is sy vol lochs ende den back ge vol waters; treckt dan den tap f uyt, so sal het water uyt den back ge loopen ende na hem trecken door de buyse ig de locht, die door het buysken km in kommen kan. Ende door het clapken hGa naar voetnoota) kompter weder uyt den back dc water in den back hikl, ende alsmen dan het clapken d oplicht, so sal 't loopen gelyck voorenGa naar voetnoot1). |
Ga naar margenoot+Om altyts het opperste water ofte het opperste op een voet na, gelyck men begeert, te pompen - want men bevindt in steenputten dat het onderste water dicwils stynckt ende al isser een pompe ingestelt, so moet men selve dicwils met een aker putten om schoon en soeter water te hebben - so sult ghy dan een deel stucken van buysen aen malcanderen maken met leer, ofte tenminsten also, dat het buyghen kan sonder het gadt nauwer te maken, ende also buyghen kan in een korte spatie, dewyle de putten dicwils nauwe syn ende oock omdat men 't somtyts aen d'een ejnde maer maken en wilt. Doet dan dese buyskensGa naar voetnootb) vanGa naar voetnootc) leer aeneengehecht, onderaen de buysen, die in den put hanghenGa naar voetnootd) ende soudeertse wel vast met cement, gelyck men gemejnlick doet, ende buychtse dan opwaerts tot byna aen het opperste van het water ende hechtse met een coperen haeckxken onderaen eenen steenen pot, daertoe gemaeckt synde, teweten onder met een oore, ende, ist moghelick, allomme dicht toe, opdatter gheen water in en komme van de reghen etc. Hechtse also aen den pot, dat het gat in de buyse rechs onder de pot kommende, wyt genochs blyve om het water te swelghen. So sal dan de pot met het water syncken en hooghen, na den tyt des jaers ende de buyse sal altyt onderaen de pot vast blyven.
Ga naar margenoot+Als ghy yet, dat geprendt is op pampier, als figuerkens etc., op een ander pampier brenghen wilt, maer averechs staende, so bestryckt het figuerken met spaensche seepe totdat het figuerken wel glat is. Neempt dan een ander schoon pampierken ende maecket wat nat ende lecht het over het bestreken figuerken ende drucket styf daerop, ofte wryvet met u naghelGa naar voetnoote) ofte andersins, so sal het figuerken op het schoon pampierken averechs staen met al datter in geschreven staet. | |
[pagina 70]
| |
Ga naar margenoot+
Fig. 33.
Ga naar margenoot+Nadien dat het water alst in de buysen staet ofte door buysen opgedreven wort, syn swaerte na de hooghte geweldich verswaert, also dat men het water niet en soude konnen op eenen toren kryghen met een persende pompe noch oock met een ordinare pompe int opperste van den toren staendeGa naar voetnoot1), so sal de bovengestelde figuereGa naar voetnoot2) dienen om den aerbeydt te verlichten; twelck geproeft synde, soot goet valt, so salt een middel syn om veel dynghen te doen, die nu onmoghelick syn. Want | het water, met clejne macht oploopende ende omhooghe synde, salmer groote ende sware dynghen mede konnen beweghen, ja selve de pompe doen gaen, die het water uyt den put pompt. So sy dan de pompe ab, die water treckt uyt den put w met den suygher b, dewelcke en is maer een ront plat houdtken met leer overtrocken, also dat den suygher, opwaerts gaende ende nederwaers gaende, altyts met het leer teghen de kanten van de pompe schuert. Maer men soude bequamelick int midden van dit houdtken een gadt konnen maken ende daer een stockxken in steken, dat het gat vol sy, ende een klapken stellen onderaen den suygher, indient apparent is, dat men meer water sal opsuyghen dan opsteken; of boven op den suygher, gelyck aen de ordinare pompen, indient apparent is, dat men meer water sal oppersen dan ophalen met suyghen, twelck men weten sal deur experientie ende deur de consideratie van de hooghten van de put tot de pompe ende van de pompe tot boven. Nu, om weer te keeren tot ons propoost, als het water dan opgetrocken wort door de clappe c ende den suygher nederwaerts gedouwen, so gaet de clappe c toe ende het water voorby d boven de clappe e. Maer dewyle dat de cracht van den pomper so | |
[pagina 71]
| |
Ga naar margenoot+ groot niet en is, noch de buysen meughelick so sterck niet om het water boven deur f te doen uytloopen, so is aen gGa naar voetnoota) eenen leeren sack gemaeckt, daer het water ingehouden kan worden ende teghen dien sack een stalen plaetken van achteren, dat den sack dicht aen de buysen toe houdt. Nu dit moet so geproportioneert syn, dat den pomper kan met persen gemackelick den sack vol stouwen ende het stalen plaetken doen wycken, welckGa naar voetnootb) plaetken - als den pomper ophoudt van persen endeGa naar voetnootc) terwylen hy den suygher wederom optreckt - so kompt het plaetken, segh ick, tot hemselven ende pranckt den sack wederom toe ende het water daeruyt, ende de clappe e gaet dan toe ende het water loopt voorby i deur de clappe hGa naar voetnootd). Dan is daer oock sulck een sack, daer hetselfde oock mede gebeurt ende het water geraeckt uyt f, elck bysonderlick syn officie doende, sonder last te lyden het een van het ander, indien 't so wel geordineert is, dat het bovenste stil staet als dat, hetwelck daer recht onder is, het water opgeeft. Dit soude oock mede konnen geschieden, ja meughelick veel bequamer, indien men in de plaetse van die sacken ende plaetkens, looden of kopere backxkens stelde, wel dicht ende sterck, also aen ga) gestelt dat de locht dieder in is, niet en kan opwaerts naer i loopen ende het water datter inkompt plaetse geven, teweten dat den buyck van dat backxken omhooghe kycke ofte met buysen also crom gelejdt op een plaetse, daer men wilt ende best te passe kompt, dat het water daer wel kan ingeperst worden, maer de locht nerghens uytvlieghen. De locht dan heeft die nature, dat se geperst kan werden ende alsmen ophoudt van persen, so komptse wederom geweldelick tot haer nature ende stoot het water uyt, datter te vooren niet in en was, gelyck men siet aen die kopere kannen, die tot playsier vantGa naar voetnoote) springhende water gemaeckt werden, daervan ick heb hooren segghen, dat men het water daerin met gewelt speuyt deur een crane ende dan doet men de crane weder toe, totdat | de speute noch eens gevult is; die steeckt men dan oock in de crane ende men doetse open ende speuyt dat water oock in de kannen, ende dit so dicwils alst verdraghen wilt, waeruyt dat men voorseker weten kan, datter niet bysonders in de kanne gemaeckt. En is dan een ander buysken, van boven tot beneden streckendeGa naar voetnootf), byna aen de grondt, daerdoor dat dan het water moet loopen van de locht gedronghen synde, alsmen het ander kraenken, dat boven aen dit buysken vast is, opendraejt, ende het water sprinckter geweldichlicken uyt, waerdoor bewesen wort, dat het hier oock so behoorde te doen.
Maer indien men niet en wilt dat het water op de clappe eGa naar voetnootg) rust, omdat de buysen te veel last mochten lyden, so sal men ontrent k een spoete stellen ende in de spoete ter syden een clappe steken, so dicht by de gemejne buyseGa naar voetnooth) als het opkompt, opdat het deur k niet en loope, instede van deur h te gaen. Daerom moet | |
[pagina 72]
| |
Ga naar margenoot+ het clapken omleeghe open gaenGa naar voetnoota). Alsmen danGa naar voetnootb) ophoudt van pompen ende het water nederwaerts soude willen sitten op e, so gaet de clappe k open, also dat het eer daeruyt loopen soude dan <dat>Ga naar voetnootc) op e sit, indien k rechs boven e gemaeckt is; maer omdatter geen locht het uytgeloopen water en kan restaureren ende de plaetse vervullen, so blyft het hanghen aen de clappe h. Dit dient oock alsmen diepe doch ordinare pompen stelt, ende dat men niet en wilt dat het water al aen een clappe blyft hanghen. So sedt op 2 of 3 plaetsen sulcke spoeten als gesejdt is, dieGa naar voetnootd) toegaen alsmen pompt ende open alsmen ophoudt, te weten dat het deurken in de gemeyne buyse op en neergaet, gelyck aen het clapken x te sien is. Dit sal seer dienstelick syn voor die pompen van steen, dewelcke het water wel genoech trecken, maer omdat se seer hooghe syn, so hanct het water daer so styf aen, dat het de locht door de openhejdt van de steen treckt ofte andersins de buysen onder de klappe heel ledich loopen. Ist dan dat men dit doet, so sal elck maer so wejnich last lyden alsmen wilt.
Ga naar margenoot+Wat reden ist, dat in Heyst'sGa naar voetnoot1) fontejnken door dat blecken buysken, dat aen den elleboghe staet, het water hoogher spruyt dan de tobben staen? Quia illi accidit, quod machinae Ctesibeae aut Heronis (non enim memini cuinam illorum hanc machinam ascribit <Cardanus>Ga naar voetnoote)Ga naar voetnoot2). Aqua enim per fistulas descendens, etsi fistulae erectae sunt, quia tamen aere plenae sunt et quia margines affectat, ad unam partem tantùm descenditGa naar voetnootf) in canali. Jungitur igitur descendens aqua aquae infimae superGa naar voetnootg) terram premitqueGa naar voetnooth) eâ aeremGa naar voetnooti) qui est in alterâ parte canalis, cùmque aer non inveniat exitum propter occurrentem aquam (sunt enim fistulae superiores pleniores occluduntque orificium superius) pellit aquam sursum extra canalem; accipit enim aquaGa naar voetnootk) magnam vim a conjunctione continuatâ aquae superioris cum inferiore. |
Ga naar margenoot+Om met catrollen ende een houte pompe twee of dryemael soGa naar voetnootl) veel waters te doen opkommen, so maect eenen koperen suygher ende onder in de pompe een clappe ende boven over de pompe een catrolle, daer de touwe overloopt, die aen | |
[pagina 73]
| |
Ga naar margenoot+ den suygher vast is, ende leydt dan die touwe totdat se bequamelick vast kan gemaeckt werden aen sulck een rat, twelck te ParysGa naar voetnoot1) het water oppompt uyt de riviere ende wort door den vloet van de riviere omgedrayt, ende is also gemaeckt, dat het rat altyts eenen wech henen omdrajt; ende nochtans gaen de pompstocken op en neer, want den as van het rat gaept aen twee syden ende sprynckt ter syden uyt, makende gelyck een vierkant rechthoeckich daer een syde van genomen is, welcke syde respondeert op den as. So dan, terwylen dat den eenen suygher synckt, so maeckt dat den anderen optreckt met sulck eenen grooten slachGa naar voetnoota) als ghy bequamelick aent rat maken kondt. Ofte maeckt een wiel, half vol tanden, ende doet die tanden vatten op een ander wielken vol tandenGa naar voetnootb) ende aen dat wielkens as sy een ander groot wiel, gelyck ghy begeert en bequaem is, daer de touwe opwindtGa naar voetnootc). Als ghy dan het eerste wiel, dat half vol tanden is, draeydt, so sal de pompe suyghen so langhe als de tanden vatten, ende als er gheen tanden en syn, daerentusschen synckt den koperen suygher, ende binnen dien moetter een ander pompe gaen met deselve tanden. Dat sal dan veel waters geven, omdat het so grooten slach is als ghy wilt. - So ghy dit met gheen touwen doen en wilt, so maeckt boven aen den pompstock gelyck een ladderken ende laet de tanden daerop vesten, in stede van een groot wiel met een touwe. Maer daer moet dan aen d'ander syde van de pompstock ooc een wielken syn met tandekens, opdat hy uyt syn plaetse niet en soude gestooten worden; so sal den pompstock fraykens tusschen twee raderkens recht op en neer gaen.
Ga naar margenoot+In alle wielen, die met tandekens gaen, hoe meer tandekens hoe beter, want dan wordt den hoeck, die van elcke twee tanden int middelpunt vant wielken gemaeckt wort, kleynder ende raeckt derhalven beter, ende met de plaetse daerse meest cracht mede doen kan, den liggher ofte eenich ander rat; anders so wort den liggher te seer nederwaerts gedruckt.
Ga naar margenoot+Als ghy pompt, so doet ghy soveel gewelts alsof al de buysen so wyt waren als het pompstuckGa naar voetnootd), daer den suygher in speelt, omdat elck deelken van de suygher synen last draecht van de hooghte des puts, eveneens gelyck het geschiet als het water op eenen bodem light, alwaerGa naar voetnoote) so grooten last van den bodem gedraghen wort, alsof de buysen al so groot waren als den bodemGa naar voetnootf), al en synt maer cleyne buyskens ende de laetste buyse so wyt als den boomGa naar voetnoot2). So gaet het oock met het hanghen des waters. | |
[pagina 74]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Om een fonteyne te maken, die altyt ende van selfs sprynckt, door den vloet ende ebbe van t'water, ende dat door de machina, daer ickGa naar voetnoota) meer van geschreven hebbe uyt CardanusGa naar voetnoot1), maeckt dan eenen tarrasback onder de aerde, so diepe, dat het opperste met de vloet bedeckt kan worden ende het onderste een weynich hoogher dan het leegh ordinaris water. Dien back sy allomme geheel dichte, datter selfs geen locht door en kan ende geheel sterck, dat se niet en breeke door de persinghe des lochs. Daerna sult ghy een groote buyse van de kaye oft vloet-water brenghen tot onder int onderste van de back, die so leeghe ligghen moet, als het leeghwater, al synkende na de kaye toe; ende het ander | eynde moet onder in den tarrasback steken, also dat het water daerdoor met de vloet inkommen kan ende de locht, die in den tarrasback is, persen en de daeruyt dryven door een buyse, diens mont boven int verhemelte van desen back steeckt ende loopt na eenen anderen back. Ondertusschen moet oock boven in desen back een ander buysken steken ende daerin een clappe, die van dit persen dichte toe gesloten wort, gelyck de clappen of stopsels aen de orghelen. Als dan het water leeghe is, so soude het water daer in den back blyven hanghen, maer dese clappe gaet open ende daer kompt wint door in ende het water loopt door deselve buyse wech in de haven. Men kan dese locht bringhen vanwaer mense wilt met buysen halen ende de klappe stellen in die buysen, daer men wilt. Maer indien <ghy>Ga naar voetnootb) vreest (twelck ick niet en vreese) dat dese clappe niet en sal konnen toegeperst worden, so steeckt de buyse, daer se in staet, van boven door het gat tot bykans aen den bodem, dan sal se het water wel toehouden, dat in den back kompt, dewyle dat het teghen de clappe dan drynghen sal. Ofte, indien ghy daer geen klappe in hebben en wilt, daer de locht door in kompt, so maeckt desen back sonder bodem ende setse opGa naar voetnootc) 7 of 8 minGa naar voetnootd) of meer korte steene pylaerkens, sterck ende dicke ende plaveyt het onder wel dichte met tarras ende begrypt die plaetse rontom den back metGa naar voetnoote) mueren, so hooghe als den back is ende laet de buyse in een van die mueren steken; het water dan inkommende, sal persen, ende uytloopende, so en sal het water in den back niet konnen blyven hanghen, als al het water tusschen de mueren ende den bac schoon uytgeloopen is, niet meer dan alsmen een wyt gelas vol water met den boom omhooghe heft. Ofte, indien men acht, dat de persinghe niet bequamelick geschieden en soude konnen, het water also alleynskens wassende, so laet de buyse, gelyck voorenGa naar voetnoot2) geseydt is, in den back steken met een clappe daerin, also, dat int onderste van den back gheen water kommen en kan door dat gat, maer een | |
[pagina 75]
| |
Ga naar margenoot+ weynich voor die klappe sedt daer een spoete ende brenckt de buysen so hooghe of hoogher als den back is ende maecktGa naar voetnoota) op dien back noch eenen openen bac, daer het water invalt, die sovele byna houdt als den dichten backGa naar voetnootb) - breet, maer niet hooghe, want het seewater en soude meughelick so hooghe niet wassen. Dan, tot alle versekerhejt, so mocht ghy de buyse brenghenGa naar voetnootc) onder in den openen back, recht boven den dichten back; dan salt al beginnen te gaen als het water noch hooght, gelyck in die machina van CardanusGa naar voetnoot1), door een buyse, stekende van boven tot beneden byna aen den bodem. Alst nu leeghwater isGa naar voetnootd), ja so haest als het water in de kaye leeger wort dan den opperkant van den dichtenGa naar voetnoote) back, so moet ghy u rekeninghe maken, dat het water uyt den dichten back door de buyse, die onderin steeckt - de clappeGa naar voetnootf) opengaende - uyt sal beginnen te loopen, wel verstaende, datter boven sulck een wintclappe staet gelyck vooren gesejdt is. Nu dan de locht, die uyt desen backGa naar voetnootg) geperst wort, sal men lejden tot in eenen anderen dichten back, vol sulck water als ghy omhooghe hebben wilt. Desen backGa naar voetnooth) sult ghy stellen also, dat u soet water gemackelick daerin loopen kan, ofte bovenop den eersten back ofte tersyden, jae oock leegher dan den eersten bac, want ick en sie gheen reden, waerom datse niet en soude moghen leegher staen, dewyle de persinghe de locht, gelejdt synde, al één fatsoen heeft. Ofte, indien het soetwater hooghe is, sedt desen back so hooghe als ghy kondt - gelyck so ymant syn reghenwater van syn huys int opperste van syn huys vynghe, so mocht hy desen back daer oock setten ende dan soude hy syn fonteyne altyt sien springhenGa naar voetnooti) | ende als hy twater besighen wilde, so mocht hy een kraenken drayen ende dan soudtGa naar voetnootk) van boven neer door een buysken kommen. Ofte mach den back so leeghe setten, dat de springhende aderkens met de handt gevanghen konnen worden, ende indien mense niet en vanckt, dat se van selfs wederom in den back, daer ghy het reghenwater in vanckt, lopen konnen. Ga naar margenoot+Maer één dyngh en staet hier noch te mercken: of men niet en soude konnen maken, dat de fonteyne heel hooghe spronghe, al syn beyde deseGa naar voetnootl) backen onder de aerde omleeghe. Het schynt, dat het waterwicht ons leert dat ja. Want indien het water door een groote buyse ofte van onder (als den back op pylaren staet) incompt, so moet men rekenen, dat het onderste van <de>Ga naar voetnootm) locht, daer het wat teghen perst, den bodem isGa naar voetnootn), daer het water syn kracht op doet. Nu dit is eenen grooten bodem, ergo sy lydt veel gewelt aen alle syden, gelyck als het water op eenen houten backGa naar voetnooto) en licht; al en istGa naar voetnootp) niet hooghe, so kan men nochtans den bodem so breet maken, dat hy soveel gewelts lydt van het water, dat niet seer hooghe en is, gelyck eenen kleynen bodem van t'water dat hoogher is. Dit dan | |
[pagina 76]
| |
Ga naar margenoot+ waer synde, ende de locht so geweldichlich geperst synde, ende door een groote buyse oock in den anderen dichten back loopende, doet daer sulcken gewelt op den bodem, endeGa naar voetnoota) nu, water de locht persende, <op>Ga naar voetnootb) t'water van boven, sulck een gewelt, segge ick, als het water op de locht dede in den ondersten backGa naar voetnoot1). So dan soude men daerin een groote buyse konnen stellen, daerdoor het water in den tweeden back geperst synde, soude uytloopen, soGa naar voetnootc) hooghe als het hooghwater van het leeghwater verschilt. Maer indien men nu het water door een kleyn buysken uyt den tweeden back lejde, het is blyckelick, dat het soveel hoogher soude konnen gelejdt worden als het kleyn buysken kleynder is dan de groote; doch dit sal icGa naar voetnootd) met de eerste geleghentheyt in bleck of dun koper experimenteren. Desen tweeden back dan, daer het soetwater in is, staende daer se staet, so sal men daer bovenop een backxken, ofte back, maken, die open is boven, daer het soetwater imkompt door een gat, dat in den bodemGa naar voetnoote) van desen openen back (denwelcken het verhemelte van den dichten back is) gemaeckt is. Als dan desen dichten back vol lochs gekommen is, ende het water al uyt, ende dat het al stille staet, so sal het soetwater, dat in den openen back staet, de averechse clappe, die in dit gemaeckt gat staet, openstooten ende also in den dichten back vallen, ende die wederom met soetwater vullen ende de locht sal wel door datselve gat uytbobbelen, dewyle dat het groot is ende rechtopGa naar voetnootf) kycktGa naar voetnootg).
Ga naar margenoot+Die van GorcumGa naar voetnoot2) meenen dat in de aerde cloven ende holen syn ende in de berghen mede ende dat de fonteynen uyt de see kommen. Dit al en dunckt my niet vremt; teweten, de aerde - een myle meer of min onder - moet men achten al steenrotse te syn, dewyle daer gheen veranderinghe van locht etc. en kompt, gelyck oock alle berghen, als mer diep ingraeft, bevonden werden te syn al vol holen van steen, vast ende gelyck overwelft, somtyts gelyck verroone loopende; in somma, men moet achten, dat de spelonken onder de aerde syn van alderlej soorte ende varietejt. Het soudtwater dan in de see door t'landt ende slyck des gronts, twelck meughelick een half myle meer of min dicke | |
[pagina 77]
| |
Ga naar margenoot+ licht, getranscoleert synde, wort soete ende loopt also in de kloven der aerde tot onder de berghen, alwaer de natuere lichtelick sulck een werck gemaeckt heeft, gelyck rechs vooren beschreven is, dewyle dat het in verschejden mannieren gebeuren kan, | ja het een boven het ander, kommende in de bergen hooghe boven den gemejnen grondt der aerde. Het water dan in de see hooghende ende leeghende, geeft cracht ende stilte in de bergen, daer 't gelyck door continuatie aenraeckt, eveneens als te Breda de steenputten hoogher en leegher van water worden met hoogh en leeghwater in de havens, al staen se al int midden in de stat. So moet men oock achten, dat onder de aerde ende in de berghen altyt een gerommel is van op- en afloopende water, op denselven tyt het eene op- ende het andere afloopende door de verschejden conduyten, daert water doorloopt, gelyck men aen het schorre siet: als het water leeghe is, daer is hier en daer noch geruysch van loopende water, dicwils solanghe totdat het water wederom hooghe is, om dieswille, dat de conduyten, daert door afloopt, so kleyne syn, dat al het ontfangen water in de grachten niet so haest daerdoor af kan loopen als de see leeght.
Ga naar margenoot+Een manniere om onder het water synen asem te verhalenGa naar voetnoot1): Neemt een blase ende maeckt een looden of koperen swaer buyskenGa naar voetnoota) aen den mont ende blaest de blaseGa naar voetnootb) vol wint ende sedt se so int water, so sal danGa naar voetnootc) het looden buysken onder sincken en de wint en salder niet uyt konnen vlieghen. Laet uselven dan sincken ende treckt de blase met u; ende als ghy uwen asem niet langher inhouden en kont, so set uwen mont aen dit buysken ende lost uwen aesem in de blase, die noch niet heel vol wints en moet syn, ende treckt uyt het buyskenGa naar voetnootd) al suyghende wederomGa naar voetnoote) nieuwen locht. De blase sal lichtelick toegaen als ghy suyght ende als ghy daerin blaest, so salse meughelick oock wel swellen. Ich segghe meughelick, omdat ick mercke, dat het water de blase aen alle kanten soseer pranckt. Tis altyts voorseker, dat ghy, uwen asem, waer ghy wilt, lossende, uyt de blase nieuwe locht kryghen kondt. Al dit sal hem openbaren als men 't terdeghen eens proeft.
Ga naar margenoot+Alsmen te Haerlem soude willen die buysen legghen, vandaer de brouwers haer water halen tot in de stadt, so is de meeste swaricheyt om de buysen deur de grachten te brenghen, die seer veel ende wyt syn, So salmen dan de buysen lejden van twater totaen de optreckende brugghen ende lanckx den styl, die aen de brugghe staet, recht omhoogheGa naar voetnootf) lejden ende aen het houdt, daer de brugghe mede opgetrocken wort, houteGa naar voetnootg) goten hanghen tot over de brugghe aen d'ander syde. So | |
[pagina 78]
| |
Ga naar margenoot+ sal dan het water uyt de buysen in de goten loopen, ende so over aen d'ander syde in een backxken vallen ende also gelejdt worden daermen wilt, ergens in groote backen hooghe staende, daer de brouwers haer water met een krane of anders konnen uytkryghen. Als nu de bruggheGa naar voetnoota) opgaet, so gaen de goten mede op, ende het water, al blyvende loopen, mach dan in een backxken vallen ende vandaer in de burchwal verlooren loopen om soveel als dat importeert. Hier moet men verstaen, dat het water, daert is, opgemalen moet werden.
Ga naar margenoot+Om onse steene goten vast ende sonder ommesien te legghen, so mach menseGa naar voetnootb) vooreerst op de mueren legghen, ofte aen de mueren smokerkens van steen maken ende die <goten>Ga naar voetnootc) daerop legghen, met sulck een discretie, datse niet alleenGa naar voetnootd) syncken, maer lanckx someer sincken, dat is: daer meest water passeert, dat se daer meest synckende ligghen. |
Ga naar margenoot+Alsmen dobbele fonteynpompen sal maken, so machmen boven een clappe stellen heel omhooghe ende in de spoete, die recht onder de buyse staet, daer het water door na boven gaet, oock eene, maer also noes gesneen, dat hetselve leer dan teghen d'een, ende dan teghen een ander syde can vallen, d'een reyse stoppende het gat, dat na d'een pompe streckt, ende d'ander reyse stoppende het gat, dat na d'ander pompe streckt. Als dan d'een pompe suycht, so sal het gat gestopt worden, ende door dien middel en sal gheen suyghende kracht kommen op de buysen, die na boven toeloopen; alsse perst, so gaet dat gat open ende het ander, dat na de ander pompe streckt, toe. Ende als de pompe stil is ende sich verhaelt om weer te suyghen, danGa naar voetnoote) sal het water so hardt niet teghen de spoete omleeghe vallen, dewyle datter altyt een gat open is, ende sal nochtans aen de opperste klappe blyven hanghen.
Ga naar margenoot+Vitruvius, Lib. 8 ArchitecturaeGa naar voetnoot1) scribit spiritum contentum in fistulis, illis laborem magnum exhibere. Causa autem est meo juditio, quod aer nimium compressus, fortissimè ad naturam suam nititur redire. Idem quoque sentiendum, si aer nimium dilatatur, ut videre est in succionibus haustrorum, si fistula in itinere occlusa sit; vidimus enim aliquoties vi maximâ ferrum, quoGa naar voetnootf) aquam trahebamus, e manibus nostris discuti propter aerem nimium dilatatum et ad naturam suam redeuntem.
Ga naar margenoot+Cùm aer supra naturam suam non possit premi, quî fit quòd Solis radij, qui corporei habentur, et vapores è Terrâ assurgentes, ab aere non discutiantur nec admittantur? Necesse enim est ut se ille contrahat, tot rebus extranejs ingredientibus? | |
[pagina 79]
| |
Ga naar margenoot+
Respondere non inconvenienter possumus aerem continere magnum spacium ac propterea non difficulter eam pressionem ferre. Sed satisfaciemusGa naar voetnoota) fortasse quibusdam si dicamus aerem non premi illis rebus ingredientibus, sed majus spacium Ga naar margenoot+sursum quaerere, unde sequitur aerem hieme esse depressiorem aestate, propter calorem qui aestateGa naar voetnootb) affatim aerem ingreditur, eo modo quo oleum et saebum liquefactum, propter ingressum ignis, majus spatium acquirit. Sidit igitur aer hieme, etGa naar voetnootc) magis se invicem conjungitur, estque ideò crassior et frigidior, quia corpora caloris evanuerunt et evolarunt.
Ga naar margenoot+Scriptum est a me antehacGa naar voetnoot1) aerem incumbere aquae et caeteris rebus apud nos causamque fugae vacui esse aeris incumbentis gravitatem. Quod illustratur similitudine piscium et animalium si quae sunt inGa naar voetnootd) aquis. Illis enim omnia replentur aquâ et si quis aquam niteretur ex aliquâ re extrahere, frustrabitur, nisi tantâ vi id faciat, ut totae aquae totiusque aeris gravitas a vi illâ supereturGa naar voetnoote). Caeterum similiaGa naar voetnootf) per omnia sunt piscibus sub aquâ, in aestimatione gravium et levium, <ac>Ga naar voetnootg) nobis in aere habitantibus.
Ga naar margenoot+Objici tamen potest, si aqua in haustrorum fistulis ascendit propter aerem aquam prementem, quae pressa locum vacuum ingreditur, vel potiùs cogitur ingredi, quid si igitur fistulae illae, solo aereGa naar voetnooth) plenae, in fine obturentur ac hauriendo nitamur aerem extrahere - cur inquamGa naar voetnooti), aer non sequitur, mavultque aqua dilatata redire ad suum statum antiquumGa naar voetnootk) cum magnâ vi, quàm trahentem et sugentem sequi? RespondeoGa naar voetnootl): Cùm hauris, trahis quidem parum aeris quodque remanet, spargit se aequaliter per totam fistulam, nullo modo - si accuratè loqui velimus - ad naturam suam volens redire. Est enim natura aeris separabilis, nec est continuusGa naar voetnootm), sed duntaxat contiguus. Sed aer | mundi incumbit aquae, quae est in supremo haustro et premit eam deorsum cum instrumento quo aquamGa naar voetnootn) sugimus. Haec enim vera causa est hujus rei, nam cùm patet osteolum in haustro, ac parumGa naar voetnooto) aeris extraximus, cùm aer in fistulis non sit usquequaque contiguus - quid mirum si aer incumbens suâ gravitate nitatur aerem magis cogere? Atque hinc est ille labor quem sugendo experimur.
Ga naar margenoot+Alser eenighe buysen uyt eenen back op de solder recht neerkommen ende op de solder een eynde weeghs ligghen ende dan van den solder recht neerloopen tot onder de eerde ende dan een ejnde weeghs onder de aerde loopen ende dan wederom | |
[pagina 80]
| |
Ga naar margenoot+ omhoogde rysen, so en sal het water daer niet uytloopen, al isser of loopter al een weynich in de buysen, indien de buysen hooger boven de aerde rysen dan den back hooghe van de solder staet. Twelck bewesen wort door de persinghe, die het water teghen de locht ende de locht teghen het water doet.
Ga naar margenoot+Deur verroonen ofte tusschen mueren, daer men niet deur gaen noch krujpen en kan, ommeGa naar voetnoota) altemet buysen te legghen, so sal men dan sien dat mer een touwe deur kryghe met het spoelen van 't water ofte met eenen stock ofte andersins ende die binden aen een kasken van houdt ende legghen de buysen daer een voor een in, ende trecken het kasken met de touwe alleynskens deur. Ende so het gat teGa naar voetnootb) langhGa naar voetnootc) is, maken der noch een kasken aen.
Ga naar margenoot+De buysen in houte kaskens gelejt ende die met sandt gevult, principalick onder de buysen, so sullen die bewaert syn teghen t'syncken. Maer so de gront te sachte is, so mach mer palen in smyten ende de kaskens daeraen naghelen, gelyck het t'Amsterdam wel sal moeten gebeuren.
Ga naar margenoot+Alsmen brouwersbuysen ofte eenighe int generael, die persinghe lyden, leght, so sal mense int maken alsoGa naar voetnootd) snyden, dat de ejnden van buyten dicht teghen malcanderen sluyten en de datter van binnen tamelick veel cement kan, twelckGa naar voetnoote) van ongeblusten calck, lynsaet, oly ende cattoen gemaeckt wort. Want die kalck swelt int water ende het water perst het cement na buyten toe, maer omdat het daer dichte sluydt, so en kant daer niet deur ende wort derhalven te dichter ineengedronghen. Ga naar margenoot+Dan meucht in sware wercken daerover legghen eenighe plaesters van hart cement; dat sal de buysen terstont vast doen houden. Ende so het water noch deur het socht cement drynckt, so lydt nochtans het hart cement wejnich kracht, omdat het maer kleijne sypgaetkens in het socht cement en maeckt. Ende al kroockt het hart cement, so wort de scheure ofte de gaetken indient daerGa naar voetnootf) is, doordien dat het sacht cement daerteghen gedronghen wort, genoech gevult.
Ga naar margenoot+De vilten van de hoeden, seght Mr. LejlGa naar voetnoot1) die eenen hoetmaker is, en krimpen in het heet water niet, gelyck het leer doet, ende syn dichte, also datse water houden. So syn se dan goet om clappen te maken voor de brouwers om heet bier te pompen.
Ga naar margenoot+Ons ingen, daer wy ons buysen mede maken, is vierkant, maer men soude het wel ront konnen maken ende de mont oock ront, met koper daer ronsom uytgesneen, gelyck eenen suygher. Dit koper sal hemselven genoech teghen de kanten | |
[pagina 81]
| |
Ga naar margenoot+ uytspryden, also datter gheen klej en sal konnen deur passeren ende het sal oock te lichter gaen, | want het koper en sal maer met syn kanten teghen den houten back schueren, gelyck een pompe, ende sal soveel maecksel niet hebben gelyck nu geschiet.
Ga naar margenoot+Als ghy uyt een gracht buysen leght eenen verren wecht, en vreest niet dat het water niet loopen en sal, maer doet soveel <'t>Ga naar voetnoota) vele, en stelt aen het ejnde, daer de buysen eyndighen ende het water nytloopt een spoete ende daerin een clappe, die uytwaerts opengaet ende den loop des waters niet en belet. Stelt de spoete recht overeynde ende setter een pompe op ende suycht daermede al de locht uyt, totdat het water begint te kommen. T'sal dan wel altyts loopen indien de buysen dichte syn, voornemelick so se allegader leegher ligghen dan het water in de gracht. Ten anderen so meught ghy de pompe wel altyt laten staen, want indien de buysen geleydt syn gelyck de langhe pompen, alle 12 voet hooghe ende leegheGa naar voetnoot1), so sal men daermede de fouten konnen vinden.
Ga naar margenoot+Den wint verschilt van het water daerin, dat se door de gerren so niet en drynckt, ende dat omdatse in een gedronghen wort, alse ergens teghen aen gedreven wort ende en kan niet wel ter syden uytschuyven. So oock den roock, die met eenen sack, slechtelick over een gadt geleght, lichtelick int fornays gehouden wort. Tselfde gebeurt oock met het vier ende met het licht, in somma met al de vloyende dynghen, die dichter ineen gedronghen konnen worden, want ergens teghenaen kommende in een gerre, so krimpen sy ineen, ende tot haerselven kommende, verhinderen sy tgene, dat haer noch volchde. Ga naar margenoot+Also gaet het oock met de pompen toe, daer 3 of 4 elleboghen inkommen, principalick alse rechthoeckich syn, want de locht wort dicht aen de pompe uytgetrocken ende also gereckt; ende de andere en volcht niet omdat de buysen so noes loopen. Maer alsmen sterck pompt, dat de verse locht immers volghen moet, alse dan aent kommen is, dewyle de voorste locht so gerect is, so gaet sy so subytelick de voorste buysen vullen, ende het water volcht so subytelick na, dat de buysen in groot perykel staen van te breken, twelck ick ooghenschynlick gesien hebbe in den HagheGa naar voetnoot2) aen een pompe. Het sal oock te beter gelooft worden, ist, dat men acht neemt opt het gene, dat Cardanus schryft van buspoermynen onder de aerde, hoe dat se gemaeckt werdenGa naar voetnoot3).
Ga naar margenoot+Wilt ghy veel waters gemackelick ende in korten tyt oppompen, so maeckt de buysen so wyt als de pompen ende daer de clappe staet, so veel wyder, dat het gat van de klappe so groot blyft als de buysen, ende maecktGa naar voetnootb), dat het leer wel dicht | |
[pagina 82]
| |
Ga naar margenoot+ teghen de pompe schuert, ofte doeter noch een leer onder of boven aen. So en sal der geen water konnen passeren, maer sal al opgetrocken worden. Twelck oock gedaen kan worden in ordinare pompen, alse niet genoech water en geven, gelyck meughelick die van vier duym niet groot genoech en syn, om die van 2½ duym te vollen.
Ga naar margenoot+Alsmen in eenighe gelejde buysen een lochtgat gemaeckt heeft ende dat het niet genoech en loopt, so mach men in het lochtgat een clappe stellen. Dan sal oock de leechte voorby het lochtgat het water trecken met synen val, so de buysen dicht syn. Ende sal syn gelick of den back aen de kaye so veel hoogher stondt, dat is, het water sal soveel vals hebben als de hoochte van de back aen de kaye verschilt van de hooghte van het eyndeken van de buyse, daer het water door uytloopt. |
Ga naar margenoot+Alsmen in eenen wech met buysen geleydt, lochtgaten maken moet ende datter geen gelegentheyt en is om die boven de aerde te brenghen, so salmen, daer het lochtgat syn moet, een spoete stellen ende daerin een averechsche clappe. So sal de wint daerdoor uytvlieghen ende als het water kompt, so sal se dat toedringhen. Op dit lochtgat sal men een tonneken stellen tersyden vol gaten ende dat also met sandt altesamen bedecken. Wy hebben geproeft, dat de locht daer wel door gaet. Maer so ghy vreest, dat dit in langhe weghen, daer veel lochs door dat sant moet passeren, niet wel kommen en sal, so leght u buysen so, datter niet veel lochs door kommen en moet, altyt vant water af al rysende, ende dan weder heel lancksaem ende in een langhe spatie wejnich rysende. Doch als de buysen altemet stil staen van loopen ende dat het water dan door de steengaten sit ende derhalven vermindert in de buysen, so moet al die locht, die der daerom ingekommen is, door het lochtgat.
Ga naar margenoot+Het gebeurt altemets, dat de clappe van de pompe so hart toevalt, dat men seGa naar voetnootb) hoort cletsen ende de buysen voelt schudden. Dat kompt, omdat de clappe te wyt open gaet, want alsdan het water in de pompe neersittende ende in de buyse neertreckende, so geeft de clappe eenen grooten val, gelyck als een swaer loot van eenen vyngher breet hooghe valt, ofte van dry vingers breet hooghe, dat valt meer dan de helfte styver. So gaet het hier oock, dewyle dat het met sulck een gewelt getrocken en geperst wort. So sult ghy dan de clappe maken, dat se niet wyder open en kanGa naar voetnootc), aen 't wytste gerekent, dan de helft van de middellyny des gadts lanck is, dat is: het gat van de clappe synde 1½ duym, so moet se open gaen ¾ duyms, twelck ick so door calculatie bevonden hebbe. Want waert, dat se aen het hout niet vast en ware ende recht opgeheven wiert, dan en soude sy maer het vier-endeel van die lyny op moeten gaen; want multipliceert die hooghde met de ronde van het gat, so hebt gy de openinghe rontsom ende is effen so vele als het plat | |
[pagina 83]
| |
Ga naar margenoot+ van het gat, want het plat van eenen circel vint men, als men de ronde multipliceert met het vierendeel van de diameter. Nu als de clappe aen het hout vast is, so enGa naar voetnoota) maeckse maer half so veel openinghe, ergo dan so moetse de helft van den diameter van het gat open gaen. Ende en vreest niet, omdat de openinghe achter so enghe is, datter het water niet wel ter syden door en kan, want het water vint terstont syn plaetse ende als maer rechs boven het gat en is, so heeft het ruymte genoech aen alle syden.
Ga naar margenoot+Si quem velis convenire, apud quem tibi verba defectura vereare, non inconsultum videtur chartis mandare quaedam dicenda, quae illi personae et loco conveniant. Si enim verborum fiat defectus, praemeditata dicto apta et gratissima futura sunt.
Ga naar margenoot+Om fonteynclappen in de pompen te stellen, te weten boven de clappe, daer-door het water opkompt, so maeckt die van koper, also, dat se met werck etc. boven wel dicht teghen den steen sluyte, ende tusschen de onderste clappe ende het opperste van dese fontejnclappe meught ghy eenighe clapkens stellen, die open en toe gaen, waer ghy wilt, aen wat syde. Want het water sal synen wech wel vinden om daerdoor na boven te loopen. Dits gerieflick omdat den uytspronck of fontejn-spoete niet en al hoeven grooter te syn dan de reste van de buysen, ende men sal de clappen konnen uyt en in trecken en setten.
Ga naar margenoot+Wilt ghy den vorm vol roets houden, dat is wilt ghy de mojte schouwen van die altyt metten lepel te moeten vullen, als ghy keersen maeckt, so sult ghy van koper of loot eenen back laten maken, allom dicht toe, ende onder een gat | van grootte na gelegentheyt, ende effen so hooghe als ghy wilt dat het roet geduerich blyve, ende maken dat dit gat, ofte datter deur komme, tot in de vorm loope, gelyck in deGa naar voetnootc) lampe, die Cardanus beschryftGa naar voetnoot1), ofte in sommighe drinckvaten van beesten gesien wort, die men niet altyts vullen en wilt ende daer de beesten niet aen en souden konnen recken, so se te ledich wierden. De reden is lichtelick bekent.
Ga naar margenoot+Als men yet segghen wilt, dat men verre hoore, so soude men moghen yet maken om in te staen, twelck het geluydt vergroot; ofte tselve deur de reflectie van de echo teweghe te brenghen, ofte deur eenen gemaeckten man, gelyck van Albertus Magnus gemaeckt is geweest, die spreken konde.
Ga naar margenoot+Als men keersen maeckt, so schynt het spidt, dat ons naest is, altyt dickxt te | |
[pagina 84]
| |
Ga naar margenoot+ syn. Soo ock de keersen schynen boven dicker te syn dan se syn, ende onder dunder, omdat d'een nader ende het ander verst van d'ooghe is, ratione opticâ.
Ga naar margenoot+Nicolais den IseremanGa naar voetnoot1) seght, dat den orgelist BartholomeusGa naar voetnoot2) onderscheyt maeckt tusschen musyckstucken, ende dat hy sommighe heet primi toni, sommighe secundi toni etc. Het mochte wel syn, dat dit die seven modi syn, daer ick in Musica Fabri StapulensisGa naar voetnoot3) van gelesen hebbe als primus hypodorius, secundus hypophygius etc., die van malcanderen eenen toon ofte halven toon verschillen in hooghte ende leeghte. Ende ick meyne dat elck bysonder musyckstuck moet gemaeckt syn na den reghel van een monochordum, dat is, dat in elck al de consonantien moeten begrepen syn. Ga naar margenoot+Oock so achte ick, dat dit toegaet met onderscheyt van groote ende cleyne toonen ende halftoonen, gelyck ick ergensGa naar voetnoot4) gescreven hebbe van de proportie van de consonantien, dat is dat in eenen selven toon, op deselve plaetse, altyt deselve halftoon of heelen toon, groot of cleyne, onveranderlick moet blyven. Want waren de heele toonen ende halftoonen al even groot, so waert onmoghelick, dat men uyt de leste note ofte andersins soude konnen weten, wat toni dat den sanck ofte musycstuck is, dewyle dat deselve harmonie, deselve consonantien ontrent deselve plaetsen ende op deselve manniere schier in allen toni souden konnen kommen. Ga naar margenoot+Waeruyt volcht, datter moet distincktie gemaeckt werden, niet alleene tusschen heel toonen, maer oock tusschen halftoonen. Want alsmen meynde, datter maer eenen halftoon en ware, te weten van 16/15, so en souder oock gheen onderscheyts genoech syn tusschen de consonantien ende haer plaetsen; ende daerenboven, waert datter in elck octave gheen semitonium en ware van 27/25, so en soude nerghens gheen tertia minor, noch sexta major gesonghen konnen worden, want 9/8 tot 16/15, noch 10/9 tot 16/15 maer 10/9 tot 27/25 maken een tertia minor, te weten 6/5. Dit so synde, so en kan de perfecte harmonie op gheen ander noten passen, dan de gestelde, also, dat men sien ende gevoelen kan, wat toni elck musyckstick is. Nu so kan men de heeltoonen ende halftoonen in elcke toni of monochordo stellen ende verstellen, soomen wilt, twelck wederom een verschil maeckt tusschen de monochorda in elcke toni. | |
[pagina 85]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Alsmen een buyse op het vier sedt, so treckt de vlamme, den roock ende de hitte met gedruys door de buyse omhooghe. De reden is, omdat se in de buyse synde, haerselven niet en konnen verspreyden, gelyck in de opene locht, ende also vergadert synde in de buyse, dewyle dat sy van naturen omhooghe vlieghen, so hebbense meerder macht om na boven te vlieghen, ghelyck een dynck, dat na beneden toe valt van naturen, hoe dich | ter dat het ineen gedronghen is, hoe rasscher dat het valt. Alse dan uytvlieghen, so moeter altyt nieuwe materie van roock, hitte, vlamme etc. volghen propter fugam vacui.
Ist dat men in den bodem van de puteemers een klappe stelt, die in den puteemer opengaet ende groot is, so sal men sonder moyte, sonder stooten ende sonder den eemer te moeten keeren, het water daerin kryghen, den eemer recht neer synckende.
Ga naar margenoot+Als ghy u keersen afleeckt ende subitelick int roet steectGa naar voetnoota), so smecken sy aent roet, maer alse groot geworden syn, so en smecken sy niet, al planst ghy noch so ras daerme int roet. De reden is omdat die maer afgeleeckt en worden, onder plat ende oneffen synGa naar voetnootb). Tum enim aer inaequalitatibusGa naar voetnootc) finium et saebi fusiGa naar voetnootd) intercipitur interceptusque cogitur, et redeundo ad se et ascendendo disijcit saebum fusum editque dictum sonum. Maer de keersen, die groot syn, syn onder scherp ende effen, so datter gheen locht tusschen en kan.
Ga naar margenoot+Als ghy met een keersspit, dat is met een stockxken, dat lichtelick buycht ende terstondt wederom recht sprinckt, tegen een kant van een tafel smydt ende het een eynde in u handt houdt, also dat de midden van het spidt teghen de kant kompt, so salt wederom steuten, beter dan of gyt met het eynde, daer u handt niet aen en is, daerteghen smeet, om dieswille, dat dat eyndeken in die plaetse, daert de kandt mede raeckt, niet kan geboghen worden, noch crommen, ende crom synde, wederom recht springhen. Want het moet eerst crom syn, eert recht springhen kan. Maer als het ejnde tusschen u handt ende de kandt kleynstGa naar voetnoote) is int spidt, dan steudt het noch veel beter, omdat het lanckxste eynde dan sterck nederwaerts vliecht ende geweldich buycht ende de handt sterck genoech is om daerteghen aequilibrium ofte conterpoys te houden. Maer alst te dicht by de handt teghen de kant kompt, dan en steut het wederom niet wel, om dieswille, dat het aen dat cleyn eyndeken ontrent de hant niet merckelick booghen en kan, ende oock, omdat men voelt, dat den val van het meeste eynde de handt te sterck wordt.
Ga naar margenoot+De keersen branden lichst als het cattoen wel doordronghen is met roet, twelck ick geobserveert hebbe aen dat de keersen, alse maer ejndekens en syn, alder- | |
[pagina 86]
| |
Ga naar margenoot+klaerst branden. Want alse afgesopt syn, so loopt het roet altyt na beneden, also dat het cattoen daer aldermeest doordrincken wort, al ist dat tot dit claer branden de dicte, diese dicwils onder meest hebben, veel helpt.
Ga naar margenoot+Modus quo saebum candelis adhaeret hic videtur: Superficies candelarum solvitur a calore saebi circumfluentis, sedGa naar voetnoota) a frigore candelarum saebum circumjacens densatur, atque hoc pacto similia uniuntur unitaque extrahuntur simul et pedetentim, unde fit ut saebum frigidius justo ineptum sit, ut candelis adhaereat. Stat enim pressum, nec premit nec solvit earum superficiem. Inde etiam fit utGa naar voetnootb) magnae candelae a calidiore saebo, et parvae a frigidiore, celeriùs crescant. Ex magnis enim multum frigoris, ex parvis parum exit ad saebum circumjacens refrigerandum, unde etiam calidius saebum magnarum superficiebus solvendis, frigidius parvarum superficiebus solvendis aptissimum est.
Ga naar margenoot+Als ghy in den roock wandelen wilt ende daervan niet gebeten worden, so maeckt u glaskens voor u ooghen, dicht aen u hooft.
Ga naar margenoot+Men mach sich selven verwonderen, hoe dat het kompt, dat de sonne so veel hitte op de aerde geeft - somen seght, omdat se so groot is. Ick sal antwoorden, datse soveel te verder is, also datse maer een voet groot en schyndt, ende gelyck sy vermindert in de ooghen door de verte, waerom en soudese oock so niet minderen | in haer hitte? Daerom moet men letten, dat de hitte niet en kompt uyt het superficies van de sonne, maer uyt het innerlick korpus. Nu gelyck de distantien van eenighe dynghen haer hebben teghen malcanderen, so hebben haer oock de sichtbare superficies, maer niet de korporeitejt. Ergo de grootte der sonnen is oorsake van haer gevoelicke hitte. So gaet het oock toe met de sterren: al schynen sy kleyne in de ooghen, so schieten sy nochtans uyt haer geheel lichaem tot ons seer groote cracht van koude, hitte etc.
Ga naar margenoot+Om te weten alser in enighe gelejde buysen locht is ontrent de bochten, hoeverre dat se van de bochten aen deen syde ende aen d'ander syde is - men en moet niet dencken datse altyt aen beyde syden even na het waterpas geleghen is, maer dan alleene, alser aen beyde syden het water, even hooghe staende, teghen de locht pranckt. Maer om des waters kracht te wete op de locht, so moet men weten, dat de locht, alse onder water is, so veel gewichs kan doen opgaen, als het water weghen soude, dat in haer plaetse gaen kan. Ergo de locht in de bochten door het water, aen deen syde hoogher staende, uyt haerplaets gedronghen synde, moet door dien middel aengemerckt worden dat se het water wederstaet na haer groote, die leeghst ende buyten haer plaetse is, ja de locht in de bochten sal meughelick | |
[pagina 87]
| |
Ga naar margenoot+ moeten geconsidereerd worden gelyck twee armkens van een onsel, waeruyt volgen sal, dat aen d'een syde soveel water nimmermeer staen en kan, dat al de locht over den bocht geperst soude worden, omdat de proportie van het een deel des lochts aen d'een syde tot aen d'ander deel, so cleyne wort, gelyck in de armkens van een onsel. |
|