De Betuwe
(1968)–R.F.P. de Beaufort, Herma M. van den Berg– Auteursrechtelijk beschermdKesterenDe gemeente Kesteren bestaat uit een gedeelte van het voormalige panderambt Kesteren, een onderdeel van het ambt Neder-Betuwe, t.w. de kerspelen Kesteren en Opheusden en sedert 1821 uit de voormalige heerlijkheid Lede en Oudewaard (Maris, blz. 190). Tevens behoort sedert 1817, het ten zuiden van de Rijn gelegen deel van de tot het Kwartier van de Veluwe behoord hebbende, voormalige heerlijkheid Wolfswaard (Gelre 1949, blz. 49 noot 2) tot het gebied van Kesteren. Tot de gemeente behoren de dorpen Kesteren en Opheusden. Het gemeentehuis bevindt zich in laatstgenoemd dorp. | |
KesterenTeg. Staat iii, blz. 268; Van der Aa vi, blz. 421-422; J. Anspach, Iets over de voormalige gerichtsbankenGa naar margenoot+ in N.-Betuwe, Geld. Volksalm. 1879, blz. 72; dez., Kesteren, Oudewaard, Lede en de Marsch, Geld. Volksalm. 1880, blz. 10; Martens, Marken, blz. 167-168. | |
[pagina 296]
| |
In tegenstelling met Kesteren, dat nooit een heerlijkheid is geweest, zijn Lede en Oudewaard altijd beschouwd geweest als twee afzonderlijke heerlijkheden, elk met hoge en lage jurisdictie. Zij lagen ten zuiden van de Rijn, tussen de langs de oude bandijk lopende Oude Rijn en de ten noorden hiervan stromende Lee of Leigraaf. Sloet (blz. 371) vermeldt, dat Lede en Oudewaard door graaf Wichman geschonken zouden zijn aan de abdij van Elten. Later schijnt Oudewaard met de Schuilenburgerweerd leenroerig aan de St. Paulus-abdij te Utrecht geweest te zijn. | |
VerdedigingswerkenGa naar margenoot+ Kronyk v.h. Hist. Gen., 1862, blz. 21; Geld. Volksalm. 1888, blz. 108-109; De Nav. 1897, blz. 197, 458. | |
[pagina 297]
| |
de meeste costen versorcht heeft, hoewel de Staten van Hollant ettelicke duysent guldens daer toe gegeven hebben, om daer mede de Neder-Betuwe tot beneden Dordrecht beter te bewaren ende bevrijden tegen het overloopen vant opperwater van den Rijn’. Deze dijk, die behalve Spanjaardsdijk ook Dwarsdijk of Nijedijk werd genoemd, moet in een vrij snel tempo zijn gebouwd, immers werd in juli van dat zelfde jaar, het lid van gecommitteerde Raden in Holland van Asperen naar Tiel gestuurd ‘omme mitten Amptman Vych opsicht te halden totte bewaringe van den Nyen gemaeckten dwarsdyck in de Betuwe alzoe men verstaet dat daer veel gelegen is, oick aen alle correspondentie’. De dijk heeft toen geen dienst gedaan als verdedigingswerk, daar Parma kort daarop het beleg opbrak. In 1672 zijn nog versterkingen aan de dijk gebracht, maar weerstand tegen de Fransen werd niet geboden. In 1701 wordt de Dwarsdijk nog genoemd in verband met een (niet uitgevoerd) plan tot afvoer van water van de Waal naar de Rijn. De bouw van de Linie heeft tengevolge gehad, dat deze dijk langzamerhand in verval is geraakt. DE LINIE DE SPEES vangt aan bij het vestingwerk De Spees, aan de zuidelijke Rijnoever,Ga naar margenoot+ tussen Kesteren en Opheusden en loopt in vrij rechte lijn naar het zuidwesten, om even ten oosten van Ochten met een stompe hoek aan de sluiten op de Waaldijk. Van der Aa x, blz. 619; A.Th. Gevers Leuven, Overzigt van Neerlands landsverdedigingsmiddelen,Ga naar margenoot+ 1869, blz. 128; Atlas van historische vestingwerken in Nederland, Uitg. Stichting Menno van Coehoorn dl. ii, 1959, B. 11. Fig. 75. Kesteren. Linie de Spees. Situatieschets omstreeks 1849
| |
[pagina 298]
| |
Fig. 76. Kesteren. Hervormde Kerk. Toestand voor 1945
| |
[pagina 299]
| |
Plan voor het nieuw aan te leggen fort bij De Spees, door Kol. Direct. Z. Stuten, 1796, Alg. Rijksarch.Ga naar margenoot+ 's-Gravenhage, arch. Oorlog nr. G. 207a, pl. cxviii, afb. 281. Van het fort De Spees, thans eigendom van de Stichting Boom en Vrucht te Opheusden,Ga naar margenoot+ is het binnendijkse bastion met gracht, zij het in enigszins vergraven toestand, blijven bestaan. Door de eigenaar is een sobere beplanting aangebracht, die de lijnen van het vestingswerk volgt. Hieraan aansluitend is nog een 80 m lang gedeelte van de Liniedijk aanwezig. Een klein stuk van de linie, met de batterij onmiddellijk ten noorden van de Linge, is zo goed mogelijk hersteld en onder profiel gebracht. Het zuidelijk halfbastion, deel uitmakend van het werk op de spoorwegkruising bij Kesteren, zal vermoedelijk ook in de bestaande toestand behouden blijven. Van het vestingwerk bij Ochten is niets meer over.
DE HERVORMDE KERK ligt vrij in het oude kerkhof, binnen de dorpskom en onderGa naar margenoot+ aan de Rijnbandijk. De kerk is eigendom van de Ned. Hervormde gemeente, terwijl de toren aan de burgerlijke gemeente toebehoort. Fig. 76, pl. cxvii, afb. 278. Nw. Kerkel. Handboek, 1878, blz. 87; Joosting en Muller i, blz. 102; ii, blz. 430; Reitsma en VanGa naar margenoot+ Veen iv, blz. 80; Gelre v, 1902, blz. 215; Nieuws Bull. K.N.O.B. 1949, kol. 185; ibid. 1950, kol. 175; P. Glazema, Oudheidk. onderzoek van M.E. kerken in de prov. Gelderland in Akademiedagen iii (Kon. Ned. Akad. v. Wetensch.), 1950, blz. 107; dez., Oudheidk. onderzoek in de prov. Gelderland, 1951, blz. 45-50; Herma M. van den Berg, Bouwgeschiedenis van de voormalige kerk te Kesteren, Bull. K.N.O.B. 1951, blz. 109; R.F.P. de Beaufort, De wandschilderingen aan de oostelijke torenmuur in de voormalige Ned. Hervormde kerk te Kesteren, Bull. K.N.O.B. 1954, blz. 213. | |
[pagina 300]
| |
waard, die te voren tot de parochie Rhenen hadden behoord. In de kerk was een vicarie van Maria Virginis gevestigd (W.v.R., blz. 77). De laatste pastoor zou met de gehele parochie tot de nieuwe leer zijn overgegaan. Door oorlogshandelingen in de winter van 1944-1945 brandde het schip geheel uit en slechts het opgaand muurwerk bleef over. Ook het koor leed ernstige schade. Het stenen netgewelf, dat kort na de bevrijding nog aanwezig was, stortte spoedig daarna in. De toren is vrijwel intakt gebleven. Schip en koor werden in 1949 afgebroken en door ir. J.B. Baron van Asbeck is in 1951 op de oude plaats, tegen de toren, een éénbeukig schip gebouwd. Ga naar margenoot+ Dieprode baksteen, formaat 28-29,5 × 6,8-7,2 cm, 10 lagen 78 cm.
Ga naar margenoot+ De sober behandelde toren wordt door een geprofileerde, bakstenen waterlijst in twee ongelijke delen verdeeld: een onderste gedeelte van ongeveer 12 m hoog en een bovenstuk van ongeveer 5 m. Van de onderste geleding zijn de drie wanden geheel glad; behoudens lichtspleten worden zij slechts doorbroken door een smal, rechthoekig venstertje onder een gedichte rondboog. Ieder der vier zijden van de bovenste geleding is verdeeld in twee, rechthoekige spaarvelden, die in hun bovenste gedeelte, twee gekoppelde, en onder één spitsboog gevatte galmgaten huisvesten. De toren wordt gedekt door een hoge, even ingesnoerde, achtzijdige met lei beklede spits. Tot aan de laatste restauratiewerken toe was de toren niet in het bezit van een ingang, en behoorde hij tot die nog kleine reeks van kerktorens, die wellicht uit verdedigingsmotieven, geen directe verbinding met de buitenwereld hadden en waarvan de bovenverdieping slechts door middel van een ladder te bereiken was. Ga naar margenoot+ De dikte van de muren bedraagt 116 a 118 cm. De verdieping gelijkvloers heeft een bakstenen koepelgewelf, waarin een opening. Op de tweede verdieping is in de westmuur een schouw uitgespaard. Ga naar margenoot+ Opgravingen, vóór en tijdens de sloping van het kerkgebouw ondernomen, hebben aangetoond, dat aan het drieschepige, laat-Gotische bedehuis, een rond gesloten, éénschepig tufstenen kerkje is voorafgegaan, dat uit de xiiide eeuw kan dateren, en waarvan de muren waren aangelegd op een vleilaag van rolstenen. Oostwaarts liep het muurwerk even diep door als het latere schip en de ruimte werd gesloten door een iets smallere, halfronde absis, waartegen blijkbaar later, uitwendig bakstenen steunberen waren geplaatst. Verschillende grote paalgaten in het schip van deze Romaanse kerk, doen vermoeden, dat op deze plaats eerst een houten gebouw heeft gestaan. | |
[pagina 301]
| |
werk, zodat van het Romaanse kerkje niets was overgebleven dan de halfronde koorabsis. Doch lang zal men zich niet met deze beperkte koorruimte hebben beholpen. De profilering van de koorribben en het beeldhouwwerk van de kraagstenen stellen het ontstaan van het, in 1944 verwoeste, koor op xvia. Tegen de noordzijde van het koor moet, kort na de voltooiing hiervan, een rechthoekige sacristie zijn aangebouwd. De kerk bezit: Eikenhouten preekstoel, pl. cxix, afb. 285. De voet, met vier steunen in de vormGa naar margenoot+ van gevleugelde hermen, draagt de zeszijdige kuip met getorste zuiltjes op de hoeken en cherubkopjes in de zwikken van de toogpanelen. De lijsten onder en boven de panelen, alsmede die van het klankbord, hebben een versiering van ranken. Leeuwekoppen op de hoeken van de onderste lijst, xviib.
Aan de preekstoel een nieuw, koperen doopbekken op een xviide eeuwse, koperen arm.Ga naar margenoot+ Een koperen lezenaar met medaillon, waarin J.V.G., is aan de preekstoel bevestigd,Ga naar margenoot+ xviii. Koperen lezenaar van de voorlezersplaats, xviic.
De twee, eerstgenoemde grafzerken lagen vóór de ramp in het koor van de oudeGa naar margenoot+ kerk en zijn bij de bouw van de nieuwe, aan de oostzijde van het schip, in de vloer gelegd, waarbij men het nodig heeft gevonden, de preekstoel juist op één daarvan te plaatsen. 1. 200 × 300 cm. In het midden het alliantiewapen Van Buren-Van Huessen. Terzijde tweemaal vier kwartierwapens: Bveren, Riemsdick, Kvlenborg, Horst en Hvessen Riemsdick, Mekaren (Van Meeckeren), Horst. Randschrift: ano 16 (niet verder ingevuld) den (niet ingevuld) sterf i: arndt. van bueren drossert ter lede ano 1615 den 28 ianuari sterf ioffer creistina van huessen sin h.f. Lager staat: per charitatem dei sal/vatoris nostri in spiritv ex fide nos/tre ivstificationis/et resvrrectionis/spem expectamvs. 2. 200 × 150 cm. Middenin het alliantiewapen Van Brakel-Bentinck onder een helm met dekkleden; helmteken: een uitkomende phoenix. Hier onder: hier leyt begraven den wel edelen/geboren ende gestrengen heer floris/van brakelt tot den brakelt in syn/leven drossaert ter leden sterft/den 3 ianniwarivs anno 1649. Floris van Brakel was in 1641 gehuwd met Geertruyd Bentinck, dochter van Carel, heer van Berencamp, en Antonia van Delen, overleden in 1655. 3. In de ruimte onder de toren. 200 × 100 cm. Wapen, gedeeld: 1. drie lelies, 2 en 1; 2. drie schuinbalken cor c.v. kesteren. Door de oorlogsschade zijn stukken van de kalklaag van de oostelijke torenmuur naar beneden gekomen,Ga naar margenoot+ waardoor een muurschildering in het zicht kwam. In 1949 waren links van de gedichte, rondbogige doorgang nog zichtbaar de voorbenen van een, van links komend, steigerend paard en het onderste gedeelte van een, naar beneden gehouden, lans van de ruiter. De lans was gericht op twee honden, rechts van de voorstelling, komend uit een donkere spleet in de grond, en wier bovenlijven slechts zichtbaar waren. De benen van het paard waren grijs, de lans, een deel van het tuig geel en een kleine partij naast de zwarte spleet oranje. In 1945 was nog de ruiter met een pluimenbos op de helm te herkennen. Het schild van de ridder droeg een Griek kruis. Rechts bovenaan was nog een vrouwefiguur zichtbaar. Op de rechterzijde (in 1949 niet meer te zien) was St. Christoffel afgebeeld. | |
[pagina 302]
| |
Fig. 77. Kesteren. Boerderij Het Ouwe Bunsingsnest, 1830. Nedereindsestraat 36. Plattegrond en aanzichten
| |
[pagina 303]
| |
Fig. 78. Kesteren. Boerderij Het Ouwe Bunsingsnest, 1830 Nedereindsestraat 36. Doorsneden en situatie
Grote, koperen kroon met acht grote en acht kleine armen, xvii.Ga naar margenoot+
Twee bekers, ieder 12,5 cm hoog, diam. 9 cm, glad en onversierd. Op de ene staat:Ga naar margenoot+ desen. beecker. hvert. de. kerck. tot. kesteren. toe. 1646; op de andere staat: d beecker hoert de kerck tot kesteren toe. Zonder standring. Geen keur, hb (aan elkaar) komt tweemaal voor. Van de twee klokken die in de toren hingen, hebben de Duitsers de in 1634 door Peter van Trier gegoten, klok weggevoerd, Opschrift: dor dat feir bin ick geflotten peter van trier jan philiepsen hebben mi gegotten 1634. ian gossens kyrckmister tot kysteren. De behouden klok heeft een doorsnede van 71,5 cm. Opschrift: salvator mundiGa naar margenoot+ ihesus maria. wilhelmus fecit a.d. mccccliiii. J.A. Heuf Az. De Neder-Betuwe en haar Ridderschap, blz. 115-119. HET VOORMALIGE AMBTS HUIS staat aan de noordzijde van het Dorpsplein, waarGa naar margenoot+ vroeger de gerichtsbank gehouden werd; het is thans tot café gedegradeerd. Het huis is omstreeks 1749 belangrijk verbouwd. Voor de gerichtszaal zullen vermoedelijk de tien geslachtswapens gediend hebben, door Gerhardus van den Heuvel in 1740 ontworpen en door hem naar een glasschilder te Dordrecht gebracht. Later werd het huis verbouwd volgens de plannen van ir. Krayenhoff. In 1839 is het gebouw door het het district Neder-Betuwe verkocht.
Gave deftige boerderij met dwars-woonhuis onder rieten dak xviiid-xixa; links opkamer;Ga naar margenoot+ alle vensters met roedenverdeling, fig. 77, 78. Aan de Rijnbandijk xixde eeuws dwarshuis, pl. cxvi, afb. 277.Ga naar margenoot+ | |
[pagina 304]
| |
Fig. 79. Opheusden. Hervormde Kerk. Lengtedoorsnede
| |
OpheusdenGa naar margenoot+ Teg. Staat iii, blz. 268; van der Aa viii, blz. 587-588; J. Anspach, Opheusden in Geld. Volksalm. 1888, blz. 98-128; De Wapenheraut 1897, blz. 37; J. Loeff, Het archief der Commanderij van St. Jan te Arnhem, 1950, blz. 61-64. | |
[pagina 305]
| |
Fig. 80. Opheusden. Hervormde Kerk. Plattegrond en dwarsdoorsneden. Schaal vgl. fig. 79
werd totaal verwoest, en van het door de Teg. Staat (blz. 268) genoemde, deftige en wel betimmerde dorp bleef niet veel over. DE HERVORMDE KERK van ouds aan de H. Johannes de Doper gewijd, ligt vrij inGa naar margenoot+ de kom van het dorp. De toren behoort aan de burgerlijke gemeente, de kerk aan die der Nederlands Hervormden. Fig. 79, 80, pl. cxvii, afb. 279, 280, pl. cxix, afb. 283. De Wapenheraut 1897, blz. 61, 62; Joosting en Muller i.1, blz. 98, ii, blz. 436; W.A. BeelaertsGa naar margenoot+ van Blokland, Een en ander betreffende kerk en het klooster te Opheusden, Gelre xxviii, 1925, blz. 55; Duizend jaar bouwen i, blz. 310. | |
[pagina 306]
| |
Ga naar margenoot+ De parochie Opheusden behoorde vóór de Hervorming tot het dekenaat van Veluwe en de kerk was een dochterkerk van de Wageningse, die aan St. Jan de Doper was gewijd. In het kerkregister van 1395 komt een kerk te ‘Heusden’ voor. Volgens de Navorser, xxiii, zou de kerk in 1500 vernieuwd zijn. Blijkens een steen met opschrift is in 1524 een nieuw schip en dwarspand tussen koor en toren gebouwd. De kerk bezat een vicarie in honorem St. Trinitatis, een van St. Antonius en nog een vicarie, staande ter gifte van de Hacfort's (W.v.R., blz. 89, 90). Over de collatie, zie Arch. A.U. lvii, blz. 59, 60). Ga naar margenoot+ Het gebouw bestaat uit een bakstenen, pseudo-basilikale kruiskerk en een, door drie zijden gesloten koor, beide door stenen kruisgewelven gedekt. Bij de laatste herstelwerken is, ter plaatse van de verdwenen toren, het middenschip met één travee naar het westen verlengd. Een nieuwe toren, een kopie in spiegelbeeld van de oude, verrees aan de zuidwesthoek in het verlengde van de zijbeuk.
Ga naar margenoot+ De toren, een vrij nauwkeurige copie van de oorspronkelijke in modern baksteen materiaal, bestaat uit twee, weinig versneden geledingen, waarvan de tweede bovenin, aan elke zijde, twee kleine spitsbogige galmgaten heeft. De half-achtzijdige traptoren welks gemetselde dekking over het galmgat heen greep, stond oorspronkelijk rechts, d.i. zuidzijde. In verband met de nieuwe plaatsing is de traptoren thans links, d.i. westzijde gebouwd. De gemetselde balustrade werd ook van ouds gedragen op drie, overgekraagde bloklijsten en bestond uit achtzijdige dammen, waartussen telkens drie korfbogen gemetseld waren. Het hemelwater werd door natuurstenen spuwers afgevoerd. Het inwendige, door een smalle, in spitsboog gevatte ingang toegankelijk, had aanzetten van een verdwenen kruisgewelf over de beganegrond.
Ga naar margenoot+ Tufstenen banden doorrijgen de zuidgevel van het schip en het dwarspand. Aan het zuiderdwarspand bestaat het muurwerk tussen de tufstenen banden uit kleine, zg. IJsselsteen. De oostmuur van dit dwarspand is evenwel grotendeels van de grotere baksteen van schip en noorderdwarspand opgetrokken; de tufstenen banden lopen over de hoekberen om en zetten zich over de oostmuur nog voort tot tegen de sacristie. Daar de banden boven in het muurwerk wat verder doorlopen, ziet het er naar uit, dat de sacristie oorspronkelijk een verdieping heeft gehad. Ga naar margenoot+ Ook voor de ramp telde de noorder-beuk vier traveeën, de zuiderbeuk slechts drie, zodat de toren aan de noordzijde half ingebouwd was en aan de zuidzijde vrij stond. De zuiderbeuk is nu enigszins bekneld geraakt tussen het dwarspand en de nieuw gebouwde toren. Eenmaal versneden beren, waarvan die op de noordoosthoek overhoeks is opgesteld, schragen het schip. Die aan het dwarspand staan eveneens overhoeks en zijn tweemaal versneden. De traceringen van de vensters heeft men kunnen kopieeren naar één der vensters aan de noordzijde. De dagkanten van de vensters zijn afgeschuind. In de midden-travee van de zuider-beuk is een ingang, pl. cxix, afb. 282, in een zandstenen omlijsting van staafvormige profileringen, die een spiegelboog vormen en in de hoeken, boven de kwartcirkels, doorgestoken zijn. De latei boven de ingang draagt het volgende opschrift in Gotische Letters: Ga naar margenoot+ jan en joachim van hoemen gebrueders hebben/gelacht de yerstē steen vā deser kerke md end xxiiii. | |
[pagina 307]
| |
De leggers van deze steen waren nog kinderen. De jongste van de beide broeders heeft een bescheiden rol gespeeld in de geschiedenis door de mede-ondertekening van het smeekschrift der edelen. Hij werd later door de Graaf van Culemborg tot diens drost ter Lede aangesteld (Gelre 1925, blz. 55). Zij waren kinderen van het echtpaar Van Hoemen-Freys van Dolre, die dus de kerk hebben laten bouwen en wier wapens in de dwarspanden op de kraagstenen voorkomen. Hierboven een, met baksteen gedichte nis met resten van een zandstenen visblaastracering en een gedicht nisje met keperboog. Een dergelijk venster met traceringen en nisje is boven de nieuwgemaakte ingang aan de noordzijde aangebracht. Ieder der beide transeptgevels wordt doorbroken door een groot spitsboog-venster, waarin bij de restauratie de tracering is gemaakt. Schip en zijbeuken hebben een gemeenschappelijk, met lei bekleed zadeldak; een met leien belegd schilddak, even hoog als dat van het schip, overspant het dwarspand. De koormuren zijn met smalle tufsteen banden doorregen (één laag). Aan de zuidzijdeGa naar margenoot+ bij de sacristie meet de baksteen 29-30 × 6-6,5, 10 lagen 71 cm. Het koor wordt door tweemaal versneden beren geschoord. In de muur van de tweede koortravee, noordzijde, zijn sporen gevonden van een later ingehakt, of vergroot venster, en boven in het muurwerk aldaar is nog een overblijfsel van een steunbeer over. Aan de binnenzijde komt hier geen spaarnis voor, terwijl die wel in de overige koormuren worden aangetroffen. Het, met lei beklede, koordak ligt belangrijk lager dan dat van het dwarspand. Bij de recente herstelwerken is tegen de noordzijde van het koor een consistoriekamer aangebouwd. Tussen het zuider-dwarspand en het koor is op een bijkans vierkant grondplan deGa naar margenoot+ sacristie aangebouwd, op de zuidoosthoek door een overhoeks opgestelde beer geschoord. In de oostwand geeft thans een deur, onder een rondboog-venster, toegang tot het inwendige; een dergelijk venster wordt ook aan de zuidzijde aangetroffen. Bij de laatste restauratie kreeg deze aanbouw een met lei bekleed tentdakje.
Van de bakstenen zuilen, halverwege door een zandstenen band doorregen, verheftGa naar margenoot+ zich, aan de schipzijde van de ronde dekplaats, een tufstenen 3/4 kolonnet met een eenvoudig, vijfzijdig lijstkapiteel, vanwaar de tufstenen ribben van het kruisgewelf opstijgen. De spitsbogige scheibogen zijn tweemaal afgeschuind. Ook de zijbeuken worden door kruisribgewelven gedekt, echter rusten hier de ribben, zonder bemiddeling van kolonnetten, op de deklijst. Nissen zijn onder de vensters uitgespaard. Bij het opruimingswerk zijn onder het puin twee natuurstenen kraagstenen gevonden, waarin koppen waren gehakt. Deze zijn thans ingemetseld aan de westzijde van de zuider-beuk, pl. cxxvii, afb. 304. In de westmuren van de beide dwarspand-armen vallen nissen op te merken. In deGa naar margenoot+ zuider-arm rusten de ribben van het kruisgewelf op kraagsteentjes in de vorm van wapentjes, waarvan twee herkend kunnen worden als zijnde: Van Hoemen (3 leeuwen, 2 en 1) en Freys van Dolre (een schildhoofd, beladen met 3 ruiten) nl. de wapens van de opdrachtgevers tot de bouw van de nieuwe kerk. De twee overige wapentjes zijn nog niet geïdentificeerd. Beelaerts vermeldt (Gelre 1925, blz. 56), dat als sluitsteen in het gewelf een gepolychromeerd wapenschild heeft dienst gedaan, dat aan de voorouders van de stichters herinnerde. Twee kraagsteentjes, één met een kop en de andere met een figuurtje, bevinden zich links en rechts van de triomfboog. Een vernieuwd kruisribgewelf, waarvan de ribben op laat-Gotische kraagstenen metGa naar margenoot+ opengewerkt bladornament rusten, dekt het koor. Behalve aan de noord-zijde, zijn aan alle wanden onder de vensters segmentvormig gedekte nissen uitgespaard. | |
[pagina 308]
| |
Ga naar margenoot+ In 1847 zijn bij het afbikken van de kalk van de binnenmuur van het koor (bedoeld zal zijn de zuidmuur tussen koor en sacristie), geluidspotten in de muur gevonden (Kist en Royaards vii, 1847, blz. 423). Ga naar margenoot+ Ook deze ruimte, thans catechisatielokaal, heeft een nieuw kruisribgewelf gekregen met kraagstenen, waarin kinderfiguurtjes zijn gehakt. In de westwand is een brede spaarnis. Ga naar margenoot+ Het gesloten karakter van de oude toren maakt het aannemelijk, dat deze het oudste onderdeel van het oorspronkelijke gebouw was. Hij kan uit de tweede helft van de xivde of begin xvde eeuw gedateerd hebben. Het lage koor heeft, behoudens de speklagen, weinig stijlkenmerken en zal in het midden of de tweede helft van de xvde eeuw ontstaan zijn. Daar in de triomfboog tussen dwarspand en koor een hogere boog in het zicht kwam tijdens de restauratie, mag men aannemen dat het koor aanvankelijk in hout gewelfd was en dat eerst na het tot stand komen van het gewelfde, driebeukige schip in 1524 e.v. het koor overwelfd is met de gewelven op halfcirkelvormige gordelbogen. Ga naar margenoot+ In de noordmuur van het koor is een steen ingemetseld, die een marmeren plaat met vergulde letters is komen te vervangen en waarin gegrift staat: aan de nagedachtenis/van/ds. adrianus van herwaarden/door zijne gemeente te opheusden/29 juli 1855 werd hij op den predikstoel/ plotselings doodelijk getroffen door het/vuur des hemels/zalig die dienstknecht welken zijn/heer als hij komt, zal vinden doende/wat hem bevolen was. Omtrent de tragische dood van ds. van Herwaarden, zie J. de Vletter, Omstandig verhaal enz., Wageningen, 1855; Nw. Kerkel. Handb., 1878, blz. 89. Ga naar margenoot+ Een bij de restauratie gevonden zerk, pl. cxviii, afb. 284, nl. die van de stichters van de kerk van 1524, is in de zuider-beuk gelegd. 180 × 125 cm. Aan de bovenkant ontbreekt een stuk, onderaan is de zerk beschadigd. In het midden twee wapens, elk onder een gekroonde helm en met dekkleden, nl. dat van Van Hoemen en Freys van Dolre. Op de hoeken vierpassen met kwartierschilden waarvan de twee bovenste ontbreken. Van het randschift in Gotische letters valt te ontcijferen: februar̄ sterf wilhē uā hoemē za.... en/(dach?) augusto sterf ioncfrau gertrū friisse uan dolre sin hu(ys)frau. Pl. cxix, afb. 284. In het koor. 200 × 100 cm. Onder een schild met wapen (drie laaggetakte bomen (elzen) naast elkaar) met helm: hvb. ellervs ecclesiastes/hevsdanvs/julia me genuit tellus/.... eifalia verū/vidit et invidit detonuisse deū/hinc ubi batavae tandem vidistis et hevsdae/exuvias regio digna tenere meas. obit ao mdcxxxix. iv kal. sept. aetat. lviii. Hubertus Ellerus (Ellers), in 1581 in Gulikerland geboren, was een ambulant en welsprekend prediker. Eerst werkte hij in de Eifelstreek, later aan de Nederrijn. In 1616 kwam hij als predikant in Opheusden. Zerk 195 × 81 cm waarop: hier leyt philippus specht/die kerck en armen recht/verdedigt, en het quaedt/dat groot en kleyn begaat/vrijmoedigh heeft bestraft/een leeraar, die kon staan/en 't boose tegengaan/syn ziele na den doodt/rust nu in abrams schoot/syn lichaam in dit graft. gestor/ven den 19 may 1703/in 't 66 iaer syns ouderdoms/en 't 24 sijner bedieninge/alhier. Phillippus Specht was de vijfde predikant te Opheusden. | |
[pagina 309]
| |
Zerk 68 × 23 cm. hendk v domselaar/overleeden/den ie auguss ao 1779. Zerk 64,5 × 84 cm. Wapentje en ao 1623 de 23 novem./is in d̅ē here gervst tho/nis huibers bvddinck. In 1847 werd aan de oostmuur van het noorder-transept een grote muurschildering ontdekt, dieGa naar margenoot+ vrijwel het gehele muurvlak bedekte. Te voorschijn kwam een zeer gemutileerde St. Christophorus (ongeveer 12 voeten hoog), waarvan het onderste gedeelte tot bijna aan de knieën reeds vroeger was afgebikt, en de bovenste partijen door het inwateren van de muur zeer beschadigd waren. De heilige was gekleed in een donkerbruine, of rode, loshangende mantel, waaronder een geel opperkleed dat tot beneden de helft der dijen reikte. Een gordel, waaraan een tas, omspande zijn middel. Het bovenste deel van borst, handen en hoofd waren verdwenen. Slechts het, met een stralenkrans omgeven, hoofd van het Christuskind was nog te zien. Verder was er nog een man met baard, het gezicht naar de heilige gewend en gezeten op een zerk of kist, en een krijgsman met opgeheven zwaard. Bij het hoofd van het Kind, een kruis en twee duiven. Op de achtergrond rechts, een uitgestrekt gebouw, met daar voor watervogels en bomen. De kerk bezit:
Twee avondmaalbekers, pl. clxxvii, afb. 431, die na de bevrijding op een boerderijGa naar margenoot+ onder Maurik werden teruggevonden. Zij zijn aan elkaar gelijk, ieder 16 cm hoog, 10 cm doorsnede, en versierd met een gegraveerd bandmotief, met plantaardig ornament en aan linten hangende oranjeappels. Onder aan de voet staat op elke beker: de. kerck. tot. hvesden. anno 1640. Meesterteken: een zwaan in ovaal. Werk van Engel Bongardt. Catalogus tentoonstelling Gelders zilver 1955, blz. 145, nr. 408.
Diam. 90 cm. Opschrift: anno domini mccccccix bin ich durch das fewer geflossen,Ga naar margenoot+ hans falck von neurenberg hat mich gegossen. Daaronder een engelkopje. Nav. xxvi, blz. 69-71; Vrije Fries xvi, blz. 255. Het in de Voorlopige Lijst vermelde xviide eeuwse ijzeren uurwerk is met de toren ten onder gegaan.Ga naar margenoot+ Huis C 146. Een schuur, thans tot woonhuis ingericht en met een aanbouwsel verbondenGa naar margenoot+ aan het huis C 146 aan de Rijndijk, heeft een ingezwenkte topgevel, xviii.
Lindelaan. Het witgeschilderde notarishuis aan de Lindelaan, oorspronkelijk uit deGa naar margenoot+ xviiide eeuw, later gewijzigd, heeft boven de voordeur een grijs geschilderd, houten Lodewijk xv-ornament. W.A. Beelaerts van Blokland, Een en ander betreffende de kerk en het klooster te Opheusden,Ga naar margenoot+ Gelre xxviii, 1925, blz. 56, 57; J.S. van der Veen, De stichting van het klooster Mariëngaarde, Arch. A.U. xlvi, 147; Monasticon Batavum ii, blz. 150. | |
[pagina 310]
| |
huis der van Randwijcks, dat in 1480 door de troepen van Adolf van Nassau werd ingenomen en vernietigd (Nijhoff, Gedenkw. V, blz. lviii; Van Slichtenhorst, Geld. Gesch., blz. 283), de hofstede zijn geweest, die door hen geschonken is tot het stichten van het nonnenklooster Mariëngaarde, immers in de oorkonde van 1482 staat: ‘... die hofstede tot Huesden, dair sy voirmaels op te woenen plegen’. Over de verdere lotgevallen van Mariëngaarde is niets bekend, ook zijn tot nog toe geen sporen van fundamenten gevonden. In ieder geval bestond het nog in 1587 (Nav. 1886, blz. 94) en het bezit van het klooster werd nog in 1595 door de conventualinnen zelf bestuurd (Maris, blz. 190). |
|