Het Hoog-lied van den heyligen ende wijsen koning ende propheet Salomon
(1629)–Samuel Ampzing– AuteursrechtvrijOp de wijse vanden C. Psalm.1.
Ga naar margenoot+ WY hebben noch een jonge maegd,
Een Suster, die geen borsten draegt,
Wat sal haer in dien dag geschien,
Wanneer gy ook op haer sult sien.
2.
Ga naar margenoot+ Indien sy eenig muer-werk waer,
So wilde ik gewis op haer
Een silver koninklijk paleys
Doen timm'ren naer mijn lust, en eys.
| |
[pagina 36]
| |
3.
Of isze eene deur, of poort,
So sal ik haer aen allen oord
Met durig lieflijk zeder-hout
Doen wel beset sijn, en omboud.
4.
Ga naar margenoot+ Ik ben gelijk een muer, en kerk,
Mijn borsten sijn een toren-werk
Doe was ik van hem recht besin[d,]
Gelijk als een die vrede vind.
5.
Ga naar margenoot+ Siet Salomon heeft een land,
Met eenen wijngaerd schoon beplant:
Daer heeft hy wachters opgesteld,
Die brengen hem sijn vruchten-geld.
6.
Ga naar margenoot+ Mijn wijn-berg, dien ik heb gesticht,
Die is voor mijnen aengesicht:
Voor Salomon en was 't niet heel,
Sijn wachters hadden ook een deel.
7.
Ga naar margenoot+ O gy die in de hoven woont,
Ende dij aen mij getrou betoont,
Doet mijnen naem dat volk verstaen,
Die dijne stemme gade slaen.
8.
Ga naar margenoot+ Mijn Lief, komt haestlijk wederom,
Komt haestelijk, mijn Bruydegom,
Als of een rhee of herten-jong
Op onse kruyd-gebergten sprong.
|
|