Proeve van liederen en gezangen voor den openbaaren godsdienst(1802)–Hieronymus van Alphen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] Liederen des gebeds. XX. Eerste lied. Wijze, Ps. Monarch der schepping! eenig God! Wij brengen, op uw Zoons gebod, U 't reukwerk der gebeden. Gij geeft, als Vader, in dien Zoon Ons 't kinder-regt, om tot Uw troon Vertrouwend toe te treden. Door U, die 't Niet te voorschijn riep, Wiens adem ons tot menschen schiep, Zijn wij op nieuw geboren. Gij naamt ons op in uw verbond; En wilt, uit onzen zwakken mond, Het: abba, vader! hooren. [pagina 70] [p. 70] Wat is de naam van Vader zoet Voor hem, die, met een stil gemoed Wil op uw wenken letten; Die U, als 't regtgeäarte kind, Uit liefde vreest, en blijdschap vindt In 't houden van uw wetten! Wat mag men van een God, zo rijk, En zo mildadig te gelijk, Naar ziel en ligchaam vragen! Gij, Vader! geeft van goeder hart. Uw liefde leert, in vreugd en smart, Ons 't juk des levens dragen. Waarheen wij ook onz' oogen slaan, Daar straalt uw majesteit ons aan, In hemel en op aarde. Al wat uw wil heeft voordgebragt, Getuigt, dat wijsheid, liefd' en magt Zig in de schepping paarden. Wij loven U, als onzen. God; Den onderhouder van ons lot; In wien wij ons bewegen. Wij zijn uw maaksel; Gij ons deel; Wij geven ons aan U geheel; En wagten Uwen zegen. [pagina 71] [p. 71] De hemel is en blijft uw troon. Uw voetbank werdt den mensch ten woon Bereid en toegewezen. Hier wilt Gij, dat w' in nedrigheid, Terwijl uw Zoon ons plaats bereidt, U met vertrouwen vreezen; Voor God en mensch in ootmoed staan; Uw werken biddend gadeslaan; En onderwerping leeren: Maar op een' aarde, die vergaat, Geen rijkdom, eer of hoogen staat, Verwagten of begeeren. Vorige Volgende