Proeve van liederen en gezangen voor den openbaaren godsdienst(1802)–Hieronymus van Alphen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XIV. Een lied. Wijze, Ps. XLVII. Neen! ik leef niet meer! Draag niet, als weleer, Vrugten aan den dood: Koester in mijn schoot Nu geen adderslang, Die mij 't leven bang, En, als 't graf genaakt, Mij wanhoopend maakt. 'k Juich dan in 't geluk, Dat mij 't knellend juk, Met den slaafschen band, Viel van hals en hand. [pagina 52] [p. 52] Neen! ik leef niet meer! Jesus is mijn Heer! Jesus maakt mij vrij! Jesus leeft in mij! Eeuwig zij geloofd Mijn gezegend hoofd! Eere zij den held, Die mijn vijand velt! Die nu Gode leeft; Mij het leven geeft; En, wat mij belaagt, Mij almagtig draagt. Langsaam. Zonder Hem, helaas! Bleef ik, wormenaas, Walgelijk voor God; Waardig straf en spot; Slegts een sterveling, Wien vernietiging, Bij 't gevoel der pijn, Zou een weldaad zijn. 't Vonnis van den dood Ligt tog in mijn schoot; Daar mij schuld en smet Moed en vreugd belet. [pagina 53] [p. 53] Schielijk. Eer zij dan den held, Die mij heil voorspelt. Hij, ja hij alleen, Wisselt mijn geween, Zugten en verdriet, Met een vrolijk lied. Duurgekogte ziel! Loof, aanbid en kniel Onbekommerd neêr! Leef ik dan niet meer, Alles roept in mij: Jesus! Leef in mij. Langsaam. Ach! mijn oude mensch, Dien ik vaak verwensch, Die Achitofel, Kweekeling der hel, Blijft mijn reisgenoot Tot aan graf en dood. 'k Lees op zijn gelaat Wrevel met verraad. 't Knagen aan mijn rust Blijft zijn werk en lust. Hoe ik hem bestrij, Dreigt, beloert hij mij. [pagina 54] [p. 54] Schielijk. Juich, mijn ziel! den Heer. Neen, ik leef niet meer. Jesus leeft in mij; Eeuwig blijf ik vrij. In dien held behaal Ik de zegepraal. Moedig op zijn magt, Vrolijk in zijn kragt, Reize ik naar mijn graf; Leg mijn ligchaam af; En beveel mijn lot Eeuwig aan mijn God. Vorige Volgende