| |
| |
| |
Afb. 60. Kaart 3: Vaals c. 1830-'40 naar het kadastrale minuutplan (vgl. afb. 61 - kaart 4 - voor de toestand c. 1800).
| |
| |
| |
Vaals
Geschiedenis
Het dorp Vaals zal in de vroege Middeleeuwen een nederzetting zijn geweest van horigen bij de herenhoeven van twee kerkelijke instellingen in Aken die hun grondbezit te danken hadden aan schenkingen van keizerlijk domeingoed in de jaren 1041 en 1042 (Lacomblet i nr. 174, 178; vgl. nr. 193).
Het Sint-Adelbertstift te Aken bezat in Vaals de herenhoeve Sint Adelbert of Sint Albert, gelegen op het terrein dat noordwaarts afhelt naar het dal van de Selzerbeek. De hoeve van het Akense Mariastift (Paltskapel) stond op de plaats van het latere Paffenbroich, ongeveer twee kilometer over de tegenwoordige Duitse grens in het dal van de Selzerbeek. De naam Vaals, in 1041 voor het eerst vermeld als Vals (Lacomblet 1, nr. 174), moet zijn afgeleid van het Latijnse ‘valles’, dalen (Gysseling, blz. 991.- Tummers, blz. 58-59).
De hoeve Sint Adelbert lag aan de noordkant van de weg van Vijlen over Harles naar Aken die in het tegenwoordige Vaals samenvalt met de Bloemendalstraat, het Von Clermontplein, de Bergstraat en de Akenerstraat. Iets ten oosten van deze hoeve, waarvan restanten bewaard zijn (Bloemendalstraat nr. 9-11), lag het kruispunt met de zogenaamde Hertogsweg die het stadje Limburg aan de Vesdre met 's-Hertogenrade verbond. De nederzetting zal aanvankelijk een losse bebouwing gehad hebben met groepen huizen, schuren en stallen verspreid langs de weg bij de hoeve Sint Adelbert, het kruispunt en de meer oostelijk gelegen kerk die onder het patronaat stond van het Akense Mariastift. In de 16de eeuw kwam daarbij een kopermolen op het stroompje de Gouw die in de 17de eeuw buiten bedrijf werd gesteld en later afgebroken om plaats te maken voor de Lutherse kerk. Onder bescherming van de Staten-Generaal beleefde Vaals in de 17de en 18de eeuw op zondagen een grote toeloop van protestanten uit Aken en omgeving voor het houden van kerkdiensten die in hun woonplaats verboden waren.
Zo kwamen er in het kleine dorpje niet minder dan vier protestantse bedehuizen. Op een plattegrond uit het jaar 1663 in het Akense stadsarchief (Inv. Quartiere des Aachener Reiches, Aktensammlung nr. 929) - een schetsmatige situatietekening - staat de Akenerstraat aangegeven samen met delen van de tegenwoordige Kerkstraat en Bergstraat (afb. 62). Behalve enkele losstaande huizen verspreid langs de weg zijn op deze plattegrond het huis van de pastoor aan de grens van het Rijk van Aken en de kerk met haar toren getekend. Die kerk werd sinds 1649 om beurten door katholieken en Hoogduits-gereformeerden gebruikt met de nodige strubbelingen. Ten slotte lieten de gereformeerden in de jaren 1669-'71 hun nieuwe kerk (nu Hervormd) bouwen tegen de oude toren die zo het gemeenschappelijk element werd van een haakvormig kerkencomplex. Aan deze merkwaardige toestand is pas een einde gekomen in 1967 toen de opvolgster van de parochiekerk werd afgebroken. Achter de zuidelijke huizenrij van de Akenerstraat staat nog steeds de voormalige Waalse kerk, omstreeks 1667 gebouwd voor de Frans-Gereformeerden en omstreeks 1800 buiten gebruik gesteld. De Luthersen hielden eerst kerkdiensten in een huis, genaamd Römer, sinds 1695 in de Koperhof, totdat zij in de jaren 1736-'37 de achthoekige kerk lieten bouwen die in 1965 als cultureel centrum zou gaan
| |
| |
fungeren. De Doopsgezinden kwamen eerst samen in een klein vakwerkgebouwtje en daarna in de zaal van een huis dat in 1761 bekend stond als verfhuis van de Doopsgezinde gemeente (Gemeente-archief inv. nr. 46).
Tegen het midden van de 18de eeuw wordt het kleine Vaals in de Tegenwoordige Staat (blz. 408-409) ‘een welvaarend Dorp’ genoemd. ‘Men heeft'r niet boven tien of twaalf Huizen, en dat aanmerkelyk is, daar zyn vier welgebouwde Kerken, behalven een Huis, van het welk een Kamer door de Doopsgezinden van Aken, Borchet en Eupen enz. tot eene Godsdienstige Vergadering gebruikt wordt. De Kerk der Roomschgezinden en die der Hoogduitsche Gereformeerden zyn, tegen elkanderen aan, op eenen heuvel gestigt, tot welken men, langs omtrent twintig trappen, opklimt.’... ‘De Leden der twee Gereformeerde Gemeentens, die met malkanderen een getal van omtrent vier honderd uitmaaken, woonen genoegzaam allen in en om Aken, zo wel als de meeste andere Protestanten, die gewoon zyn te Vaals ter Kerke te gaan. Zy komen, in grooten getale des Zondags voor den middag, te voet of met rytuig, naar Vaals, van waar zy, hunne Godsdienst verrigt hebbende, des nademiddags wederom t'huiswaards keeren. Deze groote toevloed van Menschen brengt het kleine Dorpje merkelyke welvaart toe. De Protestanten in en omtrent Aken zyn de voornaamste Koopluiden in deeze Landstreek, en om die reden, by ieder in agtinge.’ Omstreeks 1790 houden in Vaals ‘fünf Gemeinen (Katholiken, Lutheraner, Reformierte, Juden und Mennoniten) ruhig ihren Gottesdienst nebeneinander’ (Forster, Ansichten blz. 134).
Die welvaart werd in de laatste veertig jaar van de 18de eeuw vooral gestimuleerd door de Lutherse lakenfabrikant J.A. von Clermont uit Aken, die heer van Vaalsbroek was geworden, en de Gereformeerde naaldenfabrikant J. Kuhnen uit Burtscheid. Het dorpje onderging in korte tijd een ware metamorfose en groeide uit tot een plaats met monumentale complexen met woon- en bedrijfsvleugels: Het Stammhaus (nu gemeentehuis) en Blumenthal van J.A. von Clermont, de Bau en de Cereshoeve van J. Kuhnen, en het huis Kirchfeld van C.Th.A. von Clermont, dat later bekend werd als het Binterimse huis. Daarbij behoorden aaneengesloten reeksen tuinen met vijvers en fonteinen, zoals te zien is op de kaart van Tranchot uit de jaren 1803 e.v. (vgl. afb. 61). Al deze veranderingen impliceerden ook de aanleg van nieuwe straten en buizenstelsels voor de waterlopen ten behoeve van de vijvers die fungeerden als spaarbekkens voor waterkracht en spoelwater ten behoeve van de bedrijven.
In 1799 schreef Johann Arnold Kopstadt dat zijn zwager Clermont behalve het Stammhaus, de gebouwen voor de weverij en de woningen van de boekhouder, de opzichter van de ververij en de ‘Meister’ van lakenscheerders en -persers ‘noch sehr viele andere Häuser in Vaals’ bezat ‘die er vor und nach gut einrichtete und alle seine Gebäude und Mauern überhaupt mit einem gefälligen Gelb anstreichen liess, woran man also die Clermontschen Häuser und Besitzungen dort leicht zu erkennen imstande war.’ Clermont was volgens Kopstadt van plan geweest, Vaals ‘ein stadtmässiges Aussehen zu geben. Zu diesem Zwecke hatte er einen Teil seiner darin gelegenen ansehnlichen Grundstücke, Wiesen und Ländereien bereits in Strassen eingeteilt, sie mit allem versehen, mit unterirdischen Kanälen durchschnitten und die Grösse der Baustellen bestimmt. Bei dem Verkauf derselben sollte das Erbstandsystem eingeführt werden, nach welchem ihm als Grundherrn jährlich ein gewisser Erbzins von dem Käufer bezahlt werden musste. Der grössere Teil dieses so eingerichteten Grundes freilich sollte nur noch als Land, Wiesen und Gärten benutzt werden, womit der Erbauer und Gründer zugleich das Angenehme durch Anlagen, schöne Alleen, Fischteiche und Wasserfälle zu verbinden gesucht,’ en verder gaf hij opdracht ‘fast am Ende dieser ausgedehnten Anlagen ein Monument zu errichten’ (...) ‘Bei all seinen Anlagen war eine seiner Hauptbestrebungen für seine Grundbesitzungen, überall hinreichendes Quellwasser zu haben, weil er das Wasser mit Recht als Hauptelement des industriellen Reichtums und Wohlstandes ansah. Daher wählte er nicht nur eine Quellenreiche Gegend im Tale zu seinem eigenen Aufenthalt, sondern auch überall war er bemüht, das Wasser in grosse Behälter zu fassen
und dies sowohl zu seinen Fabrikanlagen zu benutzen, als auch sie mit den besten und wohlschmeckendsten Fischarten zu besetzen’ (vgl. Liese, blz. 85-86). Het water werd voornamelijk geleverd door de Gouwsprong (in de
| |
| |
Afb. 61. Kaart 4: Vaals c. 1800; reconstructie naar gegevens van de Tranchotkaart en plattegrondtekeningen van het huis Clermont en omgeving van J. Moretti (vgl. afb. 60 - kaart 3 - voor de toestand c. 1830-'40).
zuidwesthoek van het tegenwoordige Von Clermontplein) die omstreeks 1930 werd overkluisd (Vaals in oude ansichten, Zaltbommel 1975, afb. 10). Door de toegenomen welvaart was het aantal inwoners van Vaals blijkens een telling uit 1807 toegenomen tot 1154 en het aantal huizen tot 127 (Vaessen, par. 65). Het stratennet uit die jaren ligt er uiteraard nog, maar de tuinen zijn behalve bij Blumenthal de een na de ander verdwenen. Wel bestaan er nog vijvers ten noorden van de latere straatweg naar Maastricht (Maastrichterlaan) en in een van die vijvers staat nog steeds de obelisk die Clermont in 1790 bijna aan het einde van zijn ‘ausgedehnten Anlagen’ liet oprichten.
In de tweede helft van de 19de eeuw groeide de bebouwing steeds meer aaneen zodat de plaats gesloten straatwanden kreeg en een stedelijk aanzien. Voorbeelden van die bebouwing, meest uitgevoerd in eclectische trant, zijn onder meer te zien in de Kerkstraat, de Lindenstraat en langs de Maastrichterlaan, deel van de straatweg naar Maastricht uit de jaren 1824-'25 en doorgangsroute naar Duitsland. Deze
| |
| |
Afb. 62. Situatieschets met parochiekerk en met woning van de pastoor aan de Akenerstraat bij de grens van het Akense gebied, 1663.
Stadsarchief Aken.
werd de nieuwe hoofdstraat van Vaals met hotels, restaurants en cafés die veel Akens publiek trokken. Aan de Lindenstraat verbouwde Schmalbach de voormalige lakenfabriek van Herman Binterim in 1891 tot woonhuizen. En aan de Kerkstraat verrees in de jaren 1891-'93 de neogotische Sint Pauluskerk. In 1858 had Vaals 2145 inwoners, waarvan 110 hervormd, 49 luthers, 36 joods en de rest katholiek (P. Limb. 2: 1865, blz. 320).
Omstreeks 1900 werd Vaals, dat vanouds een geliefd uitgaansoord voor mensen uit Aken was geweest, ook een trekpleister voor Hollandse toeristen. Voor hen was een der bezienswaardigheden Nederlands hoogste punt op de Vaalserberg met uitzichttoren (1904, herbouwd na de tweede wereldoorlog) bij het vierlandenpunt (op de grens van Nederland, Duitsland, België en tot 1918 het neutrale gebied van Moresnet). Na de tweede wereldoorlog is het aspect van Vaals zeer ingrijpend veranderd door uitbreidingen met veel nieuwe huizenrijen en hoge woonblokken.
| |
Kerktoren en hervormde kerk
De middeleeuwse kerktoren, nu eigendom van de burgerlijke gemeente, is lange tijd het gemeenschappelijke element geweest van een haakvormig complex met een katholieke en een protestantse kerk (afb. 63). Deze merkwaardige bouwkundige situatie heeft bestaan tot in 1967 toen het katholieke gedeelte, dat zijn oorspronkelijke functie sinds lang kwijt was, werd afgebroken. Aan de noordkant van deze voormalige westtoren staat nog steeds de Hervormde kerk uit de 17de eeuw.
Het complex ligt op een hoog terrein aan de noordkant van de Bergstraat, vlak bij de samenkomst van de oude weg van Vijlen - nu Tentstraat - en die van Harles naar Aken, nu Bloemendalstraat, Von Clermontplein, Bergstraat, Akenerstraat. Ten noordoosten van de Hervormde kerk staat de voormalige pastorie. De niet meer bestaande katholieke pastorie, die al in 1663 te vinden was aan de zuidkant van de Akerstraat (situatieschets in Stadsarchief Aken, Inv. d. Aach. Reiches, Aktensammlung 929), vormde in 1816 door haar ligging op Nederlands èn
| |
| |
Pruisisch gebied de aanleiding tot een grenscorrectie ten gunste van Nederland (afb. 62).
| |
Litteratuur
Tegenwoordige Staat, blz. 405-409. - Bachiene, blz. 1975. - Vaessen, par. 21, 28-29, 33, 38. - L. Aalders, ‘De drie Kerken der Reformatie te Vaals’, in Jaarb. der Limburgsche Protestanten Vereeniging 1926. - De Crassier, 1935, blz. 124. - Liese, blz. 115-116. - De Win, blz. 55-58. - ‘Een oude Hervormde gemeente: Vaals’. Hervormd Limburg, 16 maart 1956. - Belonje, blz. 229-301. - G.I. Quaedvlieg, Orgels in Limburg, Zutphen 1982, blz. 81. - Ned. Hervormde kerk Vaals A.D. 1671, overdruk uit Vaalser Weekblad.
| |
Afbeeldingen
Situatieschets in inkt, met afbeelding van de parochiekerk, toont de parochiekerk met toren, gezien vanuit het zuiden, en de situatie van het huis van de pastoor aan de zuidkant van de Akerstraat bij de grens van het Rijk van Aken. Stadsarchief Aken, Inv. Quartiere des Aachener Reiches, Aktensammlung 929 (afb. 62). - Pentekening van omstreeks 1700 met de opschriften ‘Franse Kerk’ en ‘Vaals’ (afb. 70) toont rechts op de achtergrond de kerktoren, de oostelijke gevel van de parochiekerk en een gedeelte van de Hoogduits-Gereformeerde, nu Hervormde kerk; links vooraan de katholieke pastorie en daarachter de Franse of Waalse kerk. Maastricht, verzameling van het Limburgs Oudheidkundig Genootschap.
| |
Geschiedenis
De kerk van Vaals (‘Voleest’) wordt vermeld in een overeenkomst van 1266 tussen het Predikherenklooster van Luik en dat van Maastricht over hun recht van preken (Franquinet 1880, nr. 5). Zij wordt ook genoemd in een akte uit 1280, waarin de hoeve in Vaals van het Akense Mariastift, het latere Paffenbroich (nu op Duits gebied) wordt toegewezen aan Gerard van Aldenfalkenburg, die het Mariastift schadeloos moet stellen met een erfrente; op niet nakomen van deze verplichting staat excommunicatie, af te kondigen in de kerken van Aken en Vaals. (Reg. Aachen i, nr. 371, vgl. nr. 532 - vgl. P. Limb. 47: 1911, 317 n. 2). In 1313 is er een regeling vastgelegd over het onderhoud van de kerk in Vaals die dan onder het patronaat blijkt te staan van het Akense Mariastift: de deken en het kapittel van de Mariakerk moeten zorgen voor het onderhoud van de daken uitgezonderd die van toren en aanbouwen (turri dicte ecclesie excepto et aliis tectisque a latere descendunt que vulgariter ‘afsiden’ vocantur) want die komen ten laste van de gemeente die ook moet zorgen voor de klok (Reg. Aachen ii, nr. 126).
In 1648 is de kerktoren ingrijpend hersteld, dat blijkt uit de navolgende notitie van pastoor Sigerus a Thenen (van Thienen), ‘Anno 1648 den 16 September hab ich und sempmentliche nachber (..........) den newen Kirchtur verdingt an M. Gerath Croush vor 75 Acher Richsth. und 7 thunen beirs jeder thon vor 12 gl. ex summa 88 ½ Richsth’ (Vaessen, par. 30). In 1650 wordt eerst het klankbord van de preekstoel en later een herenbank uit de voormalige gereformeerde kerk van Aken overgebracht naar Vaals. In de jaren 1669-'71 liet de Hoogduits-Gereformeerde gemeente tegen de noordkant van de toren een nieuwe kerk bouwen, haaks ten opzichte van de parochiekerk, die zij sinds 1649 ten koste van veel strubbelingen samen met de katholieken als simultaankerk gebruikte. Eerste steenlegging 26-9-1669, inwijding 10-4-1672. Na ‘violante occupation’ en beschadiging van het interieur door de Katholieken van Vaals kon de kerk pas in 1680 opnieuw in gebruik worden genomen. In 1689 werd het interieur beschadigd door Franse soldaten die ook de pastorie in brand staken (Vaessen, par. 34). In 1792 werden stoelen voor de vrouwen vervangen door banken. Door ruimtegebrek moest toen de middendeur van de regentenbank vervallen, zodat alleen de zijdeur overbleef. De parochiekerk, vernieuwd in 1673 tijdens Frans bewind (Vaessen, par. 33), is in 1751 afgebroken om plaats te maken voor een nieuw gebouw dat in 1754 kon worden ingewijd (Vaessen, par. 38). Bij een vergroting in 1833 bleven van deze kerk alleen de twee westelijke traveeën gehandhaafd met een lager tussenlid als portaal bij de toren. Ten oosten van dit 18de-eeuwse restant kwam een bredere en hogere kerk in neoclassicistische stijl met rondbogige spaarvelden als gevelgeleding, en aan de oostkant een steen met een chronogram: ‘Praesentibus/Domini Renero Schmeiz Pastore/Et/Barone/De Pelzer Berensberg/Consule/ hoC qVo parVa fVit/nUnC haeC spatIosIor aeDes CathoLICIs tURbIs aeDIfICata
LoCo’ (1833).
| |
| |
Afb. 63. Plattegrond van de hervormde kerk en de gemeentetoren, dakenplan van de voormalige St. Pauluskerk en details van de toren (opm. 1967-'68).
In 1892 na voltooiing van de neogotische parochiekerk door het inbrengen van een verdieping veranderd in een patronaatsgebouw; afgebroken in 1967.
De Hervormde kerk is in 1956-'57 van binnen ontpleisterd; daarna zijn in de jaren 1963-'64 en 1964-'67 achtereenvolgens toren en kerk onder leiding van ir. F.C.J. Dingemans gerestaureerd.
| |
Beschrijving toren
De toren (afb. 64) opgetrokken van breuksteen, onder meer kolenzandsteen, xi?, heeft een hoge achtzijdige met leien gedekte spits van recenter datum. De buitenhuid van het muurwerk bevat veel mortel wat kan wijzen op een voormalige bepleistering. De toren wordt bij de zuidoostelijke hoek geschoord door een schuin oplopende steunbeer van breuksteen, afgedekt met een bakstenen rollaag.
In de oostgevel van de toren zit een dichtgemetselde rondboogdoorgang met vernieuwde imposten, die vroeger de verbinding vormde met de parochiekerk. Van de rondbogige galmgaten (afb. 63) is het westelijke in baksteen vernieuwd maar de twee andere - aan de oostkant en noordkant - hebben nog hun oude omlijsting
| |
| |
Afb. 64. Gemeentetoren en voormalige St. Pauluskerk uit 1833 gezien uit het zuiden (opn. 1966).
Afb. 65. Gemeentetoren en hervormde kerk na afbraak in 1967 van de voormalige St. Pauluskerk; uit het oosten (opn. 1977).
| |
| |
Afb. 66. Hervormde kerk, interieur naar het zuiden met orgel van c. 1770 (opn. 1976).
Afb. 68. Hervormde kerk, detail van de herenbank (opn. 1976).
Afb. 67. Hervormde kerk, herenbank, 4de kwart 17de eeuw (opn. 1976).
| |
| |
van zandsteen met uitgehakte rondboog. Het noordelijke galmgat zit verborgen onder het dak van de Hervormde kerk. De zuidgevel heeft geen galmgaten, maar enige rechthoekige venstertjes en onderin een kozijn van Naamse steen, xviii, met gekoppelde ingangen, waarvan het linkergedeelte is dichtgemetseld en het rechtergedeelte toegang geeft tot de toren. In de trap naar deze ingang zaten fragmenten van grafzerken (vgl. Belonje, blz. 299).
De benedenruimte van de toren is overdekt met een tongewelf van kalksteen. De klok, hoog 96 cm, diameter 92,5 cm, draagt het opschrift + ego vocor S. Paulus Apostolus et facta su i honore i hu + ano d mccccvi +.
| |
Kerk
De Hervormde kerk (afb. 65) aan de noordkant van de middeleeuwse toren is opgetrokken uit baksteen van 26 × 6,5 cm; 10 lagen over 78 cm. Het dak is met leien gedekt. Het is een zaalkerk met een driezijdige sluiting aan de noordzijde en steunberen. Die steunberen zijn voorzien van zware dekstukken van Naamse steen in de vorm van barokke voluten. Van Naamse steen zijn ook de plint, de geprofileerde omlijstingen van de rondboogvensters, de classicistische ingangsomlijstingen en de kroonlijst van de gevels. Aan de zuidkant is de hoek ten westen van de toren opgevuld met een portaalaanbouw waarvan de overhoeks geplaatste ingang bekroond is met een fronton dat voorzien is van het jaartal 1671. Verder is er nog een ingang rechts in de oostgevel. Op deze ingangsomlijsting en op de plint van de middelste steunbeer van de oostgevel staat de letter A ingehakt en in de sluiting de letter H; vermoedelijk als steenhouwersmerken. Op het baksteenwerk buiten resten van een rode beschildering met witte voegstrepen.
| |
Interieur
De binnenruimte (afb. 66) is overdekt met een houten tongewelf. Daaronder zitten in de hoeken van de sluiting en bij de trekstangen nog houten consoles met een schematische voluutvorm die rusten op gebeeldhouwde kraagstenen. De binnenwanden zijn bij de laatste restauratie ontpleisterd.
| |
Orgel
Aan de kant van de toren zit een orgelgalerij met naar voren zwenkende zijkanten. Deze galerij rust op twee kolommen. Het orgel ca. 1770 van Jacob Engelbert Teschemacher (1711-'82), is nog grotendeels gaaf afgezien van de windlade; heeft i klavierwerk, onderwerkfront en bovenwerkfront; de kas is voorzien van snijwerk in Lodewijk xv-stijl en bekroond met een wijzerplaat (afb. 66).
| |
Preekstoel
In de sluiting staat een zeskantige preekstoel opgesteld met rondboogpanelen, xviid.
| |
Herenbank
De herenbank met overhuiving op getorste kolommetjes, xviid, heeft drie met snijwerk versierde rugpanelen; in het middelste paneel een wapen, voorzien van een plant met drie vruchten onder de letters fb; boven het wapen een helm met de drie vruchten als helmteken en een dekkleed uitlopend in bladornament (afb. 67-68).
Gegroefde panelen, xviiid, verwerkt aan nieuwe kerkbanken. Losse rasterdeuren (van vroegere regentenbank?).
| |
Rouwkas
Rouwkas met het wapen en de kwartieren van Gerard Baron de Meerman ‘Seig: de Dalem et Vuuren’, ‘Conseiller du Haut Tribunal de la Venerie de Hollande, et Westfrise’ enz., gestorven in Aken op 15 december 1771, begraven in Vaals op 21 december en op 28 december van dat jaar overgebracht naar Leiden om te worden bijgezet in het familiegraf in de Sint-Pieterskerk (Belonje blz. 300).
| |
Zerken
In de kerk liggen grafstenen of fragmenten van grafstenen van Isaac Hanson, gest. 1744 (afb. zagv 66-67: 1954-55, 371); van Bartolomeus en Johanna Maria T(h)ylen, gest. resp. in 1685 en 1702; van H.T.F., gest. 1789; van Johann Wilhelm Trostorf, gest. 1737, zijn vrouw Clara Trostorf gen. Theijllen, gest. 1739, en Adam Theylen, gest. 1741; fragment van een zerk met 16.. (Belonje, blz. 300-301).
| |
Zilverwerk
Zilverwerk, waarvan een aantal stukken met het embleem van de gemeente Aken-Burtscheid-Vaals (vgl. Wapenheraut 12, 1908, blz. 291-292): Schenkkan, hoog 39,5 cm, midden xix, gemerkt achen en wintzen.
Gedeeltelijk vergulde avondmaalsbeker, hoog 20,6 cm, xviic; gegraveerde versiering: in gekroond ovaal veld het drieëenheidsteken van de gemeente Aken-Burtscheid-Vaals en de spreuk ‘spes anchora’; gemerkt adelaar en ach (Aken), meesterteken schildje met p boven vr aaneen van P. von Rath (Rheinische Goldschmiedekunst der Renaissance und Barockzeit, Führer des Landesmuseums Bonn nr. 56, 1975, nr. 110, afb. 131).
Avondmaalsbeker, hoog 20,6 cm, midden xix, kopie van de hiervoor vermelde
| |
| |
beker; geen verguldsel; gemerkt achen en wintzen.
Broodschaal met vergulde bovenzijde, in de vorm van een tablet met ingeschulpte hoeken, op vier voetjes; 31,5 × 22 cm, hoog 4,6 cm; gemerkt adelaar in schild en ach (Aken), jaarletter Z (1736), meesterteken vermoedelijk van Antonius Emonds; gegraveerd drieëenheidsteken van de gemeente Aken-Burtscheid-Vaals; aan de onderzijde het gegraveerde jaartal 1762 (o.c., nr. 138a, afb. 124).
Twee ronde schaaltjes, diameter 16 cm, midden xix; gemerkt achen en wintzen. Doopbekken met vergulde bovenkant, ovaal met geschulpte randen op vier voetjes; zelfde merken als op de broodschaal (1736); gegraveerde versiering in Lodewijk xv-stijl met drieëenheidsteken van de gemeente Aken-Burtscheid-Vaals en het opschrift ‘Tauff-Becken/zum Dinst/der sich in der reformirten Kirche/zu Vaals/versammelnden Gemeinen. 1762’ (o.c., nr. 138, afb. 117).
| |
Kist
Kist met ijzerbeslag, xviii.
| |
Voormalige Waalse kerk
De voormalige Waalse of Franse kerk staat achter de zuidelijke huizenrij van de Akenerstraat.
| |
Litteratuur
L. Aalders, ‘De drie kerken der Reformatie te Vaals’, Jaarb. der Limb. Protestantenvereeniging 1926, blz. 152. - Dez., ‘L'église éteinte, dite l'Eglise Wallonne réformée de Vaals’, Bull. de la Commission de l'histoire des églises wallonnes, 14 s. 3:1930, blz. 5012. - Liese, blz. 117. - ‘Een oude Hervormde Gemeente: Vaals’, Hervormd Limburg 16 maart 1956. - Belonje, blz. 301.
| |
Afbeelding
Pentekening van omstreeks 1700 met de opschriften ‘Franse Kerk’ en ‘Vaals’ (afb. 70); toont de kerk uit het noordoosten gedeeltelijk verscholen achter de katholieke pastorie links op de voorgrond; op de achtergrond rechts de parochiekerk en een gedeelte van de Hoogduits-Gereformeerde, nu Hervormde kerk. Maastricht, verzameling van het Limburgs Oudheidkundig Genootschap.
| |
Geschiedenis
De Frans-Gereformeerde gemeente, die in 1558 in Aken was gesticht, hield in 1649 voor het eerst haar godsdienstige bijeenkomsten in Vaals waar zij samenkwam in een schuur (Habets 1875, 443). Ongeveer twintig jaar later kreeg deze gemeente een eigen kerkgebouw. Daarvoor stelde de classis van Maastricht in 1667 een bedrag van 300 gulden beschikbaar. En in 1669 ontving de predikant Jacob Blancheteste als bijdrage voor de bouw van de Franse kerk nog 10 rijksdaalder van de Hoogduits-Gereformeerde gemeente. Na vertrek van de laatste predikant in 1797 wordt de kerk in 1803 eigendom van de Hoogduits-Gereformeerde gemeente. Het avondmaalszilver ging naar Grevenbicht en de preekstoel werd in 1824 tegen een kleine gift voor de armen aan de katholieke kerk van Vijlen geschonken (brieven van pastoor en kerkbestuur van Vijlen van 1.5.1822 en 15.5.1824 in archief herv. gemeente; vr. mededeling van W. Zimmermann). In 1837 wordt het kerkgebouw gekocht door Pieter Braun die verdiepingen laat aanbrengen en de benedenruimte als bakkerij in gebruik neemt.
| |
Beschrijving
Bakstenen gebouw waarvan de driezijdige sluiting aan de westkant rechtopgaande steunberen heeft behalve op de hoek bij de noordgevel (afb. 69). Deze noordelijke gevel heeft hoekblokken en vier pilasters met hoge basementen en lijstkapitelen. Aan de oostkant waar de hoofdingang was heeft het gebouw een puntgevel (afb. 71) met een fronton en geprofileerde lijsten van natuursteen; in deze gevel zit nog een ovaal venster met een geprofileerde natuurstenen omlijsting.
| |
Windwijzer
De windwijzer in de vorm van een bazuinblazende engel (afb. 72) die op de gevel stond en nu binnen wordt bewaard, bekroonde oorspronkelijk een open koepeltorentje op het oostelijke uiteinde van het dak. In het gebouw liggen nog enkele grafsteenfragmenten (Belonje, blz. 301).
| |
Voormalige Lutherse kerk en Koperhof
De voormalige Lutherse kerk en de Koperhof, eertijds pastorie, staan aan weerskanten van een poort bij het oostelijke einde van het Von Clermontplein.
| |
| |
Afb. 69. Waalse kerk (opm. 1976).
Afb. 70. Waalse of ‘Franse’ kerk links, achter het huis van de pastoor. Rechts op de achtergrond de kerktoren van het dorp als trait d'union van een katholieke en een protestantse kerk. Op de voorgrond grensafscheiding van het Akense gebied. Anonieme tekening c. 1700. Verz. Limb. Gesch. en Oudheidk. Gen., in het Stadsarchief Maastricht.
| |
Litteratuur
Friedrich Wm Bornscheuer, Kurzgefasster Urkundlicher Bericht über das Entstehen und Bestehen der evangelisch-Lutherischen Gemeinde zu Vaels (na 1839). Kopie in Rijksarchief Maastricht. - Buchkremer, blz. 69-70. - Vaessen, par. 31, 32, 38. - Liese, blz. 12, 28-31, 119. - De Win, blz. 61-62. - Schoenen, blz. 15, 20, 119-120. - Belonje, blz. 301-302. - G.I. Quaedvlieg, Orgels in Limburg, Zutphen 1982, blz. 83.
| |
Afbeeldingen
Plattegrond in de verzameling tekeningen van de architect Couven uit het bezit van de familie Klausener, Aken (vgl. afb. 73 naar Buchkremer, afb. nr. 83).
Ontwerptekening voor preekstoel en altaarnis door Johann Joseph Couven, idem (afb. 78). Op een plattegrondtekening van J. Moretti als voorontwerp voor het ‘Stammhaus’ Clermont, 1761, staat ook de Koperhof aangegeven (afb. 95).
| |
Geschiedenis
De Lutherse gemeente van Vaals, in 1669 op initiatief van Johann Klermondt uit Burtscheid gesticht, hield eerst kerkdiensten in een gebouw, genaamd Römer; in een kamer bij Ludwig Gall. In 1695 kocht men de Koperhof, waar een kamer op
| |
| |
Afb. 72. Vm. Waalse kerk, windwijzer van de oostgevel, c. 1670 (opn. 1982).
Afb. 71. Vm. Waalse kerk, c. 1670, oostgevel (opn. c. 1960).
de begane grond onder de vertrekken van de predikant tot kerk werd ingericht. De Koperhof dankt zijn naam aan een vroegere kopermolen op het stroompje de Gouw. Waarschijnlijk was dat de molen van Jordan Peltzer die in 1595 wordt vermeld (H.F. Macco, Geschichte und Genealogie der Familie Peltzer, Aken 1901). Uit oude plattegronden valt af te leiden dat er een langgerekte binnenplaats was. De kopermolen kan aan de westkant van de binnenplaats hebben gestaan. Het voorste gedeelte van deze bebouwing heeft in de jaren 1736-'37 moeten plaatsmaken voor de veel grotere Lutherse kerk. Wat achter deze kerk stond is in 1966 gesloopt met uitzondering van de fundering en het onderste muurwerk.
Over het kerkgebouw zijn enkele gegevens te vinden in het gelegenheidsgeschrift van de predikant Johann Heinrich Schmid, ‘Zions-Freude über den Einzug ihres Königs in seinen Tempel bey Christlicher Einweihung des neuerbauten Evangelischen Kirch-Hauses zu Vaels am 1sten Advents-Sonntage 1737 aus Math. 21/5 kürzlich betrachtet und darauf etwas ausführlicher erwogen; Nebst einem Vorbericht, wie es sowol bey Legung des Grund-Steins als Einweihung gehalten worden’ (Essen 1737).
Op 12 april 1736 werd de eerste steen gelegd door rijksgraaf Von Seckendorf die toen als commandant-generaal van het keizerlijke leger zijn winterkwartier in Aken had. Het plan (tekeningen? ontwerp?) was gemaakt door zijn ingenieur-majoor Von Littig. Bij de inwijding op 1 december 1737 waren er onder de toehoorders niet alleen Luthersen maar ook gereformeerden, doopsgezinden, katholieken, een joodse man die van elders kwam en de joodse vrouw die in Vaals woonde. De kerk die van buiten de bouwtrant van Laurenz Mefferdatis vertoont (rechthoekige vensteromlijstingen met samengestelde sluitstenen) kreeg binnen een preekstoel met daaronder een altaarnis naar ontwerp van Johann Joseph Couven. De bouw van het orgel door Johann Baptist Hilgers uit Aken, besteld in 1759 en voltooid in 1765, zal gepaard zijn gegaan met de veranderingen van het interieur van de kerk, waarbij het Lodewijk xv-stucwerk onder de bogen van de galerij tot stand kwam. Opschriften in de kerk naar aanleiding van het vierde eeuwfeest van Luthers
| |
| |
Afb. 73. Vm. Lutherse kerk, doorsnede naar het zuiden, plattegronden begane grond en galerij (opm. 1982). Op kleinere schaal plattegrondtekening met bankenplan c. 1736 van J.J. Couven naar Buchkremer.
geboorte in 1883 zullen zijn aangebracht bij een restauratie van betimmeringen en meubilair. In 1893 verstrekte de provincie nog een subsidie van 150 gulden als tegemoetkoming in de kosten voor herstellingen aan het gebouw. In 1937-'38 is de kerk onder leiding van architect W. Sprenger gerestaureerd. In de jaren 1966-'67 volgde een nieuwe restauratie van het kerkgebouw dat in 1965 de bestemming van cultureel centrum had gekregen. De Koperhof, eens woning van de predikant, werd eveneens gerestaureerd. Het achterste gedeelte in 1966-'67 en het voorste deel in 1971, beide onder leiding van architect E.J.A. Münzenberg. Kerk en Koperhof zijn sinds 1979 eigendom van de gemeente Vaals.
| |
Beschrijving
De kerk (afb. 73-77) heeft de gedaante van een vierkant blok met afgeschuinde hoeken onder een tentdak; binnen vormen ronde kolommen een regelmatig octogoon met daaromheen de omgang en de galerij. Het is een ‘Kirch-Haus’ met rechthoekige vensters in plaats van de geijkte boogramen die bij kerken gebruikelijk waren. Vensters in twee rijen boven elkaar met ellipsbogen binnen in de wanden van omgang en galerij. De muren zijn opgetrokken uit baksteen met toepassing van Naamse steen voor plint, hoekblokken en omlijstingen van ingangen en vensters.
Omlijstingen met samengestelde sluitstenen in de stijl van de Akense architect Laurenz Mefferdatis. De houten kruiskozijnen - ten dele hersteld in 1937 - zijn gevuld met glas-in-lood.
Voor de hoofdingang aan het Von Clermontplein, de zuidzijde, ligt een trap van vier treden. Boven de ingang aan de kant van de Koperhof, de oostzijde, zit een steen met de volgende teksten: ‘deut xxiix 6 דתאצב החא דורבו דאבב החא דורב / beneDIC MI IesV serVo tVo IntrantI aC eXeVntI: IHS [1736]. Daaronder in fractuurschrift: ‘Herr IesV sIeh aVf DeIne kneChte Wenn sIe VerkVnDIgen, DIe reChte’ [1735], en helemaal onderaan: ‘Psalm cxix 124’. Links van deze ingang ligt, afgedekt door een stenen plaat, de toegang tot een grafkelder onder de kerk.
Een derde ingang aan de kant van het Stammhaus van de familie Clermont, nu gemeentehuis, is veranderd in een venster. Het met leien bedekte tentdak heeft vier getoogde dakkapellen en een windvaan als bekroning.
| |
| |
Afb. 74. Vm. Lutherse kerk, 1736-'37, en Koperhof uit het zuiden (opn. c. 1960).
Afb. 75. Vm. Lutherse kerk, 1736-'37, en het huis Von Clermontplein 4-6, gezien uit het noorden vanuit een raam van het huis Clermont (opn. 1981).
| |
Interieur
Het binnenoctogoon wordt gevormd door hoge ronde kolommen met geprofileerde achthoekige basementen en Dorische kapitelen, een geprofileerde architraaf en een achtdelig stucgewelf (afb. 77). De omgang en de galerij zijn overdekt met eenvoudige gestucte plafonds, waarbij in de oostelijke en westelijke traveeën van de omgang nog een lijstenpatroon valt op te merken.
De vlakke bogen onder de galerij zijn versierd met stucwerk in Lodewijk xv-stijl dat zal zijn aangebracht omstreeks 1765 bij de bouw van het orgel. De galerijleuningen zijn in hun huidige vorm 19de-eeuws behalve bij de kansel en het orgel. De galerij is toegankelijk via een trap met uitgezaagde balusters in de zuidoostelijke travee.
| |
Kansel
Tussen de twee noordelijke kolommen bevindt zich een gebogen nis van houtwerk met de kansel (afb. 79), uitgevoerd met snijwerk in Régencestijl naar ontwerp van Johann Joseph Couven (afb. 78). De kansel, met een gesneden druiventros onder de kuip en een klankbord in de vorm van een troonhemel met lamberkijns, wordt geflankeerd door hoge galerij-afsluitingen die bovenin voorzien zijn van gesneden
| |
| |
Afb. 76. Vm. Lutherse kerk, orgel uit 1762-'65 van J.B. Hilgers (opn. 1977).
traliewerk in Lodewijk xv-stijl. In de achterwand van de nis is onder de kansel een rijk omlijst paneel opgenomen, waarin een tekst in vergulde fractuurletters op zwarte ondergrond begint met de woorden: VVer gottes VVort aVCh saCraMent beVVaret reIn bIs an seIn enD... [1738].
In de medaillons van de bekroningen van beide deuren aan weerskanten hiervan staan latere teksten in verguld fractuurschrift op een blauw fond. Ze zijn aangebracht in dezelfde tijd als de teksten onder de kroonlijsten boven de deuren; daar staat in verguld fractuurschrift: Zur Erinnerung an die vierhundertjährige Jubelfeier des Geburtstages von Dr. Martin Luther. 10 Novbr. 1883.
| |
Altaartafel
De altaartafel in Régencestijl, vroeger onder de kansel (afb. 77) en nu op de galerij, is voorzien van een randtekst in verguld fractuurschrift op een zwarte ondergrond waarin de woorden ‘herr IesV reChter hirt DV MeIne seeLe WohL beWIrth’ als chronogram het jaar 1733 aangeven. Crucifix en twee kandelaars nu op zolder.
| |
Lezenaar
Lezenaar tussen hekken in Régence-stijl.
| |
| |
Afb. 77. Vm. Lutherse kerk, 1736-'37, interieur naar het noorden voor de verwijdering van altaartafel en kerkbanken (opn. 1953).
| |
| |
Afb. 78. Vm. Lutherse kerk. Ontwerptekening voor de kansel van J.J. Couven.
Afb. 79. Vm. Lutherse kerk, 1736-'37. Kansel van J.J. Couven (opn. 1982).
| |
| |
Afb. 80. Vm. Lutherse kerk. Dwarsdoorsneden van twee herenbanken aan de oostkant; de linkerbank met ramen die op en neer kunnen worden geschoven, de rechterbank met ramen die opzij kunnen worden geschoven (schaal 1:30). - Slotplaatjes, van links naar rechts: bank van Clermont, banken van Pastor, de banken links aan de oostzijde, aan de zuidoostkant, onder het orgel, aan de westkant naast de Clermontbank en aan de zuidoostkant op de galerij. - Monogrammen op de deur van de bank naast de Clermontbank en in de de overhuiving van de Pastorbank. (Opm. 1982).
| |
Orgel
Het orgel tussen beide zuidelijke kolommen heeft een front met snijwerk in Lodewijk xv-stijl, waarbij ook rijkgesneden galerij-afsluitingen met rasterwerk behoren (afb. 80). Blijkens processtukken in het Stadsarchief van Aken is het orgel in 1759 besteld bij de meesterschrijnwerker en orgelbouwer Johann Baptist Hilgers, die het voor Pinksteren 1763 zou opleveren. Ten slotte is het werk in 1762 begonnen en na veel strubbelingen in 1765 afgesloten. In 1811-'12 is het speelwerk blijkens inscripties gerepareerd door (Arnold) Grain d'Orge uit Luik. In 1905 maakten de gebroeders Müller een nieuw klavier met behoud van het oude. Na herstellingen in 1938 door Georg Stahlhuth uit Aken, is het orgel in 1968 opnieuw gerestaureerd, ditmaal door Hans Koch. (G.I. Quaedvlieg, in P. Limb. 102: 1966, blz. 161. - Rapport historisch onderzoek uit 1967 van Klaas Bolt, archief Monumentenzorg). Van de inventaris moeten verder genoemd worden de volgende eikehouten gestoelten:
| |
Herenbanken
Gesloten gestoelte in Lodewijk xv-stijl tegen de noordwestkant, links van de kansel; voorzien van schuifraampjes met glas-in-lood; getoogde kroonlijst en een
| |
| |
Afb. 82. Vm. Lutherse kerk, wapens van Johann Arnold von Clermont en Maria Elisabeth Sophie Emminghaus op de Clermontbank (opn. 1977).
Afb. 81. Vm. Lutherse kerk, bank van de familie Clermont, 3de kwart 18de eeuw (opn. 1982).
Afb. 84. Vm. Lutherse kerk, bekroning van de bank van de familie Pastor (opn. 1977).
Afb. 83. Vm. Lutherse kerk, bank van de familie Pastor, 3de kwart 18de eeuw (opn. 1980).
gesneden cartouche met de wapens van Johann Arnold von Clermont en Maria Elisabeth Sophie Emminghaus (afb. 81, 82).
Overhuifd gestoelte in Lodewijk xv-stijl tegen de noordoostwand, rechts van de kansel; versierd met een gesneden cartouche dat het wapen Pastor toont, vastgehouden door twee putti. Met zes stoelen in Lodewijk xv-stijl (afb. 83, 84).
Gesloten gestoelte in Régencestijl links tegen de oostwand; ramen met ruitjes in houten roeden die op zij kunnen worden geschoven (afb. 80).
Gesloten gestoelte in Régencestijl rechts tegen de oostwand; met houten rasterwerk (afb. 80).
Overhuifd gestoelte in Lodewijk xv-stijl, bekroond met de beeldjes van Jezus (beschadigd) en twee engelen (afb. 80, 85, 86).
Gesloten gestoelte in Lodewijk xv-stijl met rasters, getoogde kroonlijst en een gesneden bekroning tegen het laat 19de-eeuwse tochtportaal aan de zuidkant, onder het orgel (afb. 87).
| |
| |
Afb. 85. Vm. Lutherse kerk, details van de herenbank aan de zuidoostkant, 3de kwart 18de eeuw (opn. 1980).
Afb. 86. Vm. Lutherse kerk, details van de herenbank aan de zuidoostkant, 3de kwart 18de eeuw (opn. 1980).
Afb. 87. Vm. Lutherse kerk, gestoelte onder het orgel, 3de kwart 18de eeuw (opn. 1980).
| |
| |
Afb. 89. Avondmaalskelk uit de Lutherse kerk, geschonken in 1699, in 1968 overgedragen aan de Lutherse gemeente van Heerlen (opn. 1953).
Afb. 88. Doopbekken uit de Lutherse kerk, geschonken in 1698, in 1968 overgedragen aan de Lutherse gemeente van Heerlen (opn. 1953).
Afb. 90. Hostiedoos, geschonken in 1760 door J.C. Pastor, in 1968 overgedragen aan de Lutherse gemeente van Heerlen (foto 1953).
Eenvoudige herenbank in Régencestijl tegen de zuidwestwand.
Op de galerij vier gestoelten, xviii, waarvan een met gesneden sterren aan de achterzijde, en een met het gesneden inschrift ‘für fremde Herren’.
| |
Tekstborden
Verder: Vier tekstborden met koperen omlijstingen, in de bekroningen waarvan het monogram van Clermont en het jaartal 1737 zijn opgenomen.
| |
Rouwbord
Ruitvormig rouwbord van Christian Günter Graf zu Stolberg, gestorven in 1765 (Belonje, blz. 302).
De volgende voorwerpen zijn in 1968 overgedragen aan de Lutherse gemeente in Heerlen:
| |
Zilverwerk
Eenvoudig rond zilveren doopbekken, diameter 25 cm, hoog 7 cm; merken: ach en adelaar (Aken), meesterteken twee gekruiste takken waartussen vier hartjes (v. Orsbach?); aan de buitenkant de inscriptie h.v. (?) jobben.c.b.kalckberner. jacobvs.philippvs iohanna kalckberner verehren deses becken ahn die keirch zv folsz.1687.der vngeand.avgsp.conf.
Gelobd rond zilveren doopbekken met gedreven bladornament, op voetje; diameter 17,5 cm, hoog 4 cm; onleesbaar merk. Buitenop: ‘Dit werd vereert door Pieter Calckberner Junior van Amsterdam en Catharina Calckberner van Amsterdam. Pieter Jacobus Calckberner van Breda Aan d'Luiterse kerck tot Vaals Anno 1698 25 Augusti’ (afb. 88).
Zilveren avondmaalskan van binnen verguld; hoog 26 cm; geen merken; inscriptie onder de voetrand: ‘Dorothea Gräfin von Seckendorf geborne von Hohenwerth Anno 1736’; onder de bodem gegraveerd gekroond alliantiewapen.
Zilveren avondmaalskelk met gedreven bladornamenten; buiten gedeeltelijk verguld, binnen helemaal; hoog 23,4 cm, vergulde pateen diameter 14,5 cm; merken op kelk ach en adelaar (Aken), r in rondje (Quirin Rütgers); inscriptie onder de voetrand: Aegidius Drick.der.alter.verehrt.dieses.an.der Evangelischen.Lutherischen.gemeinde in Vaals.den.29. 7tember. ao 1699’ (afb. 89).
Zilveren avondmaalsbeker, kopie van de vorige; buiten gedeeltelijk, binnen helemaal verguld; hoog 22,6 cm, vergulde pateen diameter 12,2 cm; merken op
| |
| |
Afb. 92. St. Pauluskerk, monstrans, geschonken in 1759 (opn. 1982).
Afb. 91. St. Pauluskerk, 1891-'93, architect J. Kayser (opn. 1973).
kelk ach en adelaar (Aken), gekroond w.w. in rechthoek.
Gedreven zilveren huiscommuniebekertje met deksel in Lodewijk xv-stijl; hoog 10 cm; merken: h, en x onder een vruchten(?)tros.
Ronde zilveren hostiedoos, Lam Godsbeeldje (met nieuw kruis) op deksel; hoog 11 cm, diameter 12 cm; merken ed in ovaal, granaatappel (?) boven een ring in een staand ovaal; inscriptie: ‘Zum Gott gebe gesegneten gebrauch verehret dieser Hostienbehaeltnuss. Johann Carl Pastor.der / Evangelisch. Luterischen gemeinde von Burscheid und Achen versammelet in Vaels. anno 1760’. (afb. 90).
Rond zilveren hostiedoosje, hoog 6,7 cm, diameter 10,5 cm; merken ach, meesterteken twee gekruiste takken waartussen vier hartjes (v. Orsbach?); inscriptie: an x die x evangelisch x lutherische x gemeinde x versamlet x in x vals x 1704’.
| |
Koperhof
De Koperhof, oorspronkelijk behorend bij een kopermolen, sinds 1695 lange tijd predikantswoning - met kerkruimte op de begane grond tot 1737 -, staat ten
| |
| |
oosten van de kerk met de lange grotendeels gesloten achtergevel aan de Koperstraat en de kopgevel aan het Von Clermontplein (afb. 76). Het langgerekte complex, xvi?, xvii, gewijzigd xviii en later, bestaat uit twee delen van ongelijke hoogte met verdieping en zadeldak; het dak van het iets lagere noordelijke deel met verlaagde helling.
Het binnenterrein tussen kerk en Koperhof is van het Von Clermontplein af toegankelijk via een bakstenen poort onder een leien tentdakje; de rondboogpoort met omlijsting en geblokte penanten van Naamse steen. Een lagere muur naast de poort sluit met een rechte hoek aan op het kerkgebouw. De gevels zijn opgetrokken uit baksteen met toepassing van Naamse steen voor vensters en ingangen: Aan de kant van het binnenterrein kruis- en tussendorpelkozijnen en twee ingangskozijnen met bovenlicht, xvii; vensterkruisen en tussendorpel verdwenen bij het zuidelijke gedeelte; vensterindeling bij het noordelijke gedeelte blijkens de plaats van ontlastingsboogjes gewijzigd. Tussen de twee meest rechtse vensters in het noordelijke gevelgedeelte bevindt zich een pomp. Ernaast een trog van Naamse steen op twee voetstukken. In de kopgevel aan het Von Clermontplein zitten segmentboogvensters in omlijstingen van Naamse steen xviiib of c, en een halfrond zolderlicht met onderdorpel van Naamse steen.
Aan de kant van de Koperstraat bevinden zich drie smalle bovenvensters, waarvan een in het zuidelijke en twee in het noordelijke deel. Van een in 1966 gesloopt gedeelte aan de overzijde van het binnenterrein ten noorden van de kerk zijn alleen funderingen en enkele lagen van de westelijke buitengevel bewaard. Aan de noordzijde van het binnenterrein markeren twee hardstenen paaltjes met verdiepte panelen, xviii, een achteringang; zo'n paaltje heeft men ook geplaatst midden in de poort aan de voorkant.
| |
Sint Pauluskerk
De Rooms-Katholieke kerk van de H. Paulus staat aan de noordwestkant van de Kerkstraat. De kerk, ontworpen door J. Kayser, is in de jaren 1891-'93 evenwijdig met de straat gebouwd ter vervanging van de oude parochiekerk bij de middeleeuwse kerktoren, die de functie van patronaatsgebouw kreeg en in 1967 werd gesloopt (Kalf, blz. 532-533. - H.P.R. Rosenberg, De 19de-eeuwse kerkelijke bouwkunst in Nederland, Den Haag 1972, blz. 155).
Neogotische kruisbasiliek van baksteen, waarvan de toren bij de rechterzijbeuk, aan de kant van de straat, een achtzijdige lantaarn, hoekpinakels en een steile spits heeft.
Binnen ziet men ronde zuilen met colonnetten, bladkapitelen, een schijntriforium en kruisribgewelven (afb. 91). De neogotische inrichting is nog grotendeels aanwezig.
Het volgende is vermeldenswaard:
| |
Altaren
Neogotisch hoofdaltaar, c.1900, eikehout met voorafbeeldingen van Eucharistie en het Laatste Avondmaal.
Neogotisch zijaltaar, 1902.
| |
Doopvont
Doopvont van Naamse steen met koperen deksel, xixb.
| |
Communiebank
Eikehouten communiebank, c.1900, met voorstellingen in reliëf: Mozes slaat water uit de rots, de Samaritaanse vrouw bij de waterput.
| |
Biechtstoelen
Vier eiken biechtstoelen, c.1900, met reliëfs.
| |
Preekstoel
Neogotische preekstoel van eikehout, 1900, met beelden van Jezus als leraar en de vier evangelisten.
| |
Lezenaar
Houten altaarlezenaar in Lodewijk xv-stijl. xviiic.
| |
Banken
Neogotische kerkbanken, xixd, en 1929 (gebr. Sparla, Aken; beeldhouwwerk H. Mullenders, Aken).
| |
Beelden
Houten beelden van de H.H. Petrus en Paulus, c.1900, elk c.140 cm hoog.
Houten beelden van de H.H. Antonius Abt en Antonius van Padua, van L. Schoepen uit Aken, c.1900, elk hoog c. 150 cm.
Houten beeld van de H. Jozef, c.1900, hoog c.160 cm.
Ebbehouten kruisbeeld, xixa, hoog 54 cm, op voet.
| |
Gebrandschilderde ramen
Gebrandschilderde ramen, 1901.
| |
| |
Afb. 93. Bloemendalstraat 9-11, restant van de hoeve St. Adelbert, eens centrum van een domein dat het Akense St. Adelbert in 1041 had gekregen van keizer Hendrik III (opn. 1982).
| |
Zilver- en ander metaalwerk
Stralenmonstrans van verguld koper, hoog 62 cm; onder de lunula het borstbeeld van de H. Paulus, aan weerskanten ervan de staande figuren van Maria en Johannes, erboven God-de-Vader; bekroond met een klein crucifix. Inscriptie: Wilhelmus Mertenich und Elisabeth Craus Eheleute, ao 1758. I.W. Bosten Pastor in Vaels (afb. 92).
Neogotische cylindermonstrans van verguld koper, met Paulusbeeldje, hoog 70 cm, 1851.
Ciborie van verguld koper, xixa, hoog 43,6 cm.
Neoromaanse kelk van verguld zilver, A. Witte Aachen 1900, xixd, hoog 23,6 cm.
Neogotische kelk van verguld zilver; gemerkt A. Vasters, 13, ach (Aken) c.1900, hoog 22,8 cm.
Ampullen, hoog 11 cm, met blad van 23 × 15 cm, van zilver (?), xixa.
Wierookvat, hoog 26 cm, met scheepje, hoog 16 cm, van zilver. Gemerkt e (3 ×), 13 (?), xixa.
Neogotisch wierookvat van blank metaal, hoog 29 cm, met scheepje, hoog 7,2 cm. Blankmetalen altaarkruis, midden xix, hoog 55 cm.
Achttien drievoetkandelaars van blank metaal; hiervan twaalf 54,5 cm hoog en zes 65,5 cm hoog; xix.
Wijwateremmer van messing, hoog 54 cm, xixa.
| |
Hoeve Sint Adelbert
De hoeve Sint Adelbert of Sint Albert, gelegen aan de noordkant van de Bloemendalstraat (nrs. 9-11), was oorspronkelijk herenhoeve van het Sint-Adelbertstift in Aken, centrum van het domein dat dit stift in 1041 had gekregen van Keizer Hendrik iii (Lacomblet i, nr. 174. - Quix 1839, i, 1, nr. 59). In 1135 voor het eerst als laathof vermeld (Ernst vi, 130. - Janssen de Limpens 1974, blz. 46-47), in 1229 in levenslange pacht uitgegeven aan Ruinard van Bunde (De Win, blz. 21), in 1380 in handen van het echtpaar Ryt van Birgel en Lise in den Bruych (ibidem 21). Aan het bezit van de hoeve waren gebruiksrechten op het Malensbos verbonden (Oppenhoff, blz. 31).
Het complex heeft een naar achteren open binnenplaats. De vleugel langs de straat (afb. 93), afgedekt met een zadeldak, is opgetrokken met kalksteenblokken, xv? Bij de rechterhoek van de voorgevel van dit gedeelte zit nog het restant van een rondboogpoort. De westelijke zijgevel xixb.
Haaks tegen deze oude vleugel staat aan de westkant van de binnenplaats een woongedeelte dat niet oud is, evenmin als het gedeelte aan de noordkant.
| |
Huis Clermont
Het Huis Clermont, gelegen aan de oostkant van het Von Clermontplein (nr. 15), is nu Gemeentehuis. Het 18de-eeuwse complex was oorspronkelijk woonhuis en lakenfabriek van Johann Arnold von Clermont, het ‘Stammhaus’. Omdat het daarna bijna een eeuw lang eigendom van de familie Tyrell was, spreekt men in Vaals ook wel van de Tyrellse gebouwen.
| |
| |
| |
Litteratuur
Forster, Ansichte. - Forster, Briefe und Tagebücher. - Heyderhoff blz. 216. - Liese, blz. 74-75, 85-86, 96, 100, 119-120, 128, 138, 149, 153, 158-159, 160, 163-165.
- Schweizer. - E. Boere, Het Huis Clermont of Tyrellse gebouwen te Vaals, Prov. Waterstaat Limburg 1974. - J. Hendriks, Het Huis von Clermont, restauratie 1975-'79, Vaals 1979.
| |
Ontwerp-tekeningen
14 tekeningen van Joseph Moretti waarvan vier gesigneerd in het bezit van graaf A. de Clermont, Rue des Petits Champs, Parijs (2e); calques van deze tekeningen bij de Provinciale Waterstaat in Maastricht (afb. 95-108).
Plattegrond van het Huis Clermont - begane grond - en omgeving. Op deze tekening zijn ook aangegeven de Lutherse kerk met pastorie (Koperhof), het verfhuis (Verves) van de Doopsgezinde gemeente en het waterbekken van de Gouwsprong. Voorontwerp. (Afb. 95).
Opstand van de zuidvleugel, tuinzijde. Voorontwerp met bekroning in Lodewijk xv-stijl op het middenrisaliet. (Afb. 96).
Opstand van de zuidvleugel, tuinzijde (Elevation d'une des ailes vers l'Eglise).
Voorontwerp, met middenfronton en dakkapellen; sterk verwant met de Morettivleugel van Rolduc. (Afb. 97).
Opstand van de zuidvleugel, binnenplaatskant, met dwarsdoorsneden van achtervleugel en westvleugel (Coupe et profil d'une des ailes intérieur du coté de la cour). Voorontwerp met dakkapellen en geaccentueerde middentravee. (Afb. 98).
Opstand van de middenvleugel (westvleugel), straatzijde. Voorontwerp met dakkapellen maar nog zonder bekroning op het middenrisaliet. Gesigneerd: J. Moretti, Architecte. (Afb. 99).
Plattegrond met indeling van de begane grond. (Afb. 100).
Plattegrond met indeling van de verdieping (Plan de la distribution des pièces du Premier Etage). (Afb. 101).
Plattegrond van het souterrain, met kuipen en afvoerkanalen (Plan des cuves et souterrains ou les canaux). (Afb. 102).
Plattegrond van de zolders (Plan des greniers). (Afb. 103).
Algemene plattegrond (Plan Général de la maison J.A. Clermont situeé à Vaels). Overzicht van het huis Clermont en omgeving, met onder meer de Lutherse kerk en pastorie in de Koperhof en het waterbekken van de Gouwsprong. Dakenplan. Uitgevoerd ontwerp. (Afb. 104).
Plattegrond van de verdieping (Plan du Premier Etage). Uitgevoerd ontwerp. Gesigneerd: J. Moretti Architecte/1764. (Afb. 105).
Opstand van de zuidvleugel, tuinzijde (Elevation de l'aile droite du côté l'entrée). Uitgevoerd ontwerp. Gesigneerd: J. Moretti Architecte/1764. (Afb. 106).
Opstand van de west- of ingangsvleugel, straatzijde (Elevation du côté de l'entrée).
Bekroning met wijzerplaat op het middenrisaliet; een klokketorentje midden op het dak. Uitgevoerd ontwerp. Gesigneerd: J. Moretti Architecte/1764. (Afb. 107). Bekroning met wijzerplaat van het middenrisaliet aan de straatkant van de west- of ingangsvleugel. Uitgevoerd ontwerp. Op de achterkant van het papier staat bovenaan: ‘Plan der Frontespice meines Hauses in Vaels auf der Mennonisten Viese’, en onderaan: ‘Plan zur Frontispice an meinem Hause zu Vaels an der..../N. 22’. (Afb. 108).
| |
Voorgeschiedenis
In 1761 kocht de Akense lakenfabrikeur Johann Arnold Clermont de heerlijkheid Vaalsbroek. In hetzelfde jaar trof hij voorbereidingen om zijn bedrijf over te brengen naar Vaals. Tot de voorgeschiedenis van zijn vestiging in Vaals behoort een advies aan de schepenbank, gesigneerd Abr. v.d. Heuvel, Maastricht 19.5.1761 (gemeente-archief, inv. nr. 46, met schetstekening). Daarin lezen wij onder meer: ‘Dewijl de lakenfabrijcque door de resolutie van dHeer Clermont om deselve te Vaals te etablisseren merkelick begint toe te neemen, en daar door Vaals seer sal floreren, jaa het geheele land daarbij merkelijck voordeel sal hebben: soo is het onse plicht niets naa te laten, dat tot voorsettinge der selver fabrique kan dienen’. ‘Ten dien eijnde vermeene ick dewijl de huijsen voor coopluijden en werck volck manqueren, men alle faciliteit en hulp behoort toe te brengen om den opbouw derselver te procureren’. Johann Arnold Clermont had namelijk verklaard genegen te zijn om enige huizen te laten zetten op een daartoe aan te wijzen plaats. Een
| |
| |
Afb. 94. Situatieschets uit 1761 bij een voorstel tot het bouwen van vijf wevershuizen met vier hoven in de Löwendal voor J.A. Clermont. Gemeente-arch. Vaals.
goede bouwplaats zou volgens dit advies kunnen zijn ‘de grote straat of kleijne gemeente op den Löwendal’ vanwege ‘het water, dat daar aan de hand is, lopende van de straat die afkoomt van den Hof van S t-Albert. Desen Lowendal is doorgaans breed 6. Roeden en daar boven, waar uijt in het midden souden kunnen genomen werden twee Roeden in de lenghte wanneer voor deselve een groote wegh van 2. roeden voor de passage naa den Hondsberg soude blijven, en aghter deselve insgelijcks een wegh van twee roeden tot dienst der geene die daar landerien besitten om op deselve te koomen (....): soo als uijt nevensgaande schets [afb. 94] te sien is. Sullende de Heer Clermont tot faciliteringe van dit project de vullinge van desselfs driekant vijvertje dat bij de Brugh leijd toestaen’. ‘Gevende voor jeder huijs daer op te setten twee roeden lenghte voor de huijsplaats en twee roeden lenghte voor een hofje, of daar omtrent, wanneer op deselve plaats vijff bekwaame huijsen gemackelick souden kunnen geset werden van die groote dat deselve niet alleen tot inwoninge van werckluijdens maar oock tot het plaatsen der catsouwen [weefgetouwen] souden kunnen dienen’.
Mocht de bouw der huizen doorgaan dan luidt het advies dat ‘den hollen wegh afgaande langs St-Albert eenighsints soude behoren gevult en gehooght te werden om de groote steilte wegh te neemen en dat verders onder langs deselve een behoorlicke grebbe of sloot behoorde gemaackt te werden om het water niet alleen uijt de wegh te houden, maar oock om het geene uijt de daargelegen fonteijnen opborrelt te versamelen en dus tot dienst der fabrique te doen sijn’. ‘Oock is voor al nodigh dat het water komende uijt de gouw in een behoorlick canaal geleijd worde dus ingericht, dat dit water tot wassen en spoelen der wolle kan dienen: recht aflopende langs het verfhuijs van de Doopsgesinde gemeente’, ‘gelijck oock het water komende uijt den Hertoghs wegh in hetselve canaal soude kunnen geleijd worden’. ‘Op dit canaal van de gouw soude even boven het verfhuijs der Doopsgesinde gemeente kunnen gemaackt en opgewerckt werden een stal of schop, diendende voor de Drappiers om haere wollen daar in te wassen, soo als er reets bij deselve twee sleghte afdacken daar toe dienende gemaackt sijn’. ‘D'Heer
| |
| |
Clermont heeft sigh aangeboden dit werck op sijne costen op te setten, mits de Drappiers hem jaarlixs een kleijne recognitie voor het gebruijck betalende’.
‘DHeer Clermont oock voornemens sijnde een complete verwerije op den grond door de Doopsgesinde gemeente (...) aan hem gecedeert tegens over het oud verfhuijs’ mag daartoe water aanvoeren uit de ‘put of fonteijntie dight bij de gouw uijtspringende’ vanwaar al een buis naar de Lutherse pastorie in de Koperhof voert; ‘de meerrest van het selve loopt thans in de paards drenck dight aan de gouw’. Geadviseerd wordt onder meer concessie voor de bouwplaats voor woningen in de Lowendal; ‘concessie van het putje of fonteijntie reets in een muijr staande, en boven toegedeckt, even ter sijden de gouw’, ‘om daar uijt het water tot de op te bouwen verwerije nodigh door een buijs of canaal onder door de wegh te kunnen trecken: mits de woninge van den Heer Lutherse Predikant blijvende in hare gerechtigheid’.
In het gemeente-archief bevinden zich onder nr. 28 stukken uit 1763 betreffende een rekest van Clermont om het nodige water uit de Gouwbeek te mogen gebruiken voor zijn lakenververij; en onder nr. 29 stukken uit 1764 betreffende zijn verzoek om voor zijn wolspoelerij twee waterrijke plaatsen ‘onder de Esch, in de diepte van de Landstraat’ en in de ‘Velser-Broek’ naast de vijver van de Heer Pensionaris Brull te mogen gebruiken.
| |
Bouw van het ‘Stammhaus’
Uiteindelijk liet Clermont tegenover het oude verfhuis (‘Verves’) van de Doopsgezinde gemeente het grote complex met woning, kantoor en bedrijfsvleugels bouwen, het ‘Stammhaus’, dat nu als gemeentehuis fungeert.
‘Er fing also im Jahre 1761 an’, aldus zijn zwager J.A. Kopstadt in 1799, ‘in Vaals in einem angenehmen Tale den Grund zu einem Gebäude zu legen, welches ausser dem Wohnhause und dem Handlungscomptoir in vier besonderen Flügeln des Hauses eine Tuchschererei und Färberei in sich verband. Zu gleicher Zeit wandte er auch schon alle Aufmerksamkeit auf die Verbesserung und Verschönerung von Vaalsbroich’. ‘Indessen war alles im Jahre 1765 so weit gediehen, dass er mit seinem ganzen Hauswesen von Aachen aufbrach und in Vaals seine neue Wohnung bezog’ (vgl. Liese, blz. 74-75).
Clermont, die sinds 1764 von voor zijn naam liet zetten, had zijn bedrijf naar Vaals overgebracht omdat gildebepalingen de expansiemogelijkheden in Aken beperkten.
Daarbij kwam bovendien de oude relatie van de familie Clermont met de Lutherse kerk in Vaals. In 1764 noteerde de Akense magistraatsdienaar Johannes Janssen ‘Clermont ist allhier aus nacher Vaals ein Stund von der Stadt aufm Holländischen gezogen mitsambt seine Fabrik, das unser Stat viel Schaden bringt und viele Meisteren, nemlich Weber, Schörer, Spinner und dergleichen, müssig gehen, welche sonst vor ihm gearbeitet haben, und das lässt Magistrat also geschehen’ (vgl. Liese blz. 96).
Clermont gebruikte huis Vaalsbroek als zomerverblijf en de zuidvleugel van het ‘Stammhaus’ in Vaals als woning met uitzicht op de Lutherse kerk waarin hij voor zich en zijn gezin een herenbank had staan.
| |
Het complex in welstand
Architect Joseph Moretti ontwierp een gesloten complex met rechthoekige binnenplaats, aan de westkant de ingangsvleugel en verder aan de oostkant een lagere achtervleugel. De zuidvleugel en een deel van de westvleugel werden bestemd tot woning en kantoor, en de noord- en oostvleugel tot fabriek en ververij. Kopstadt schrijft in 1799: Dieses Wohnhaus, ein viereckiges Gebäude in italienischem Geschmacke, mit welchem er sein eigenes Handlungsbüro und alle zur Tuchmanufaktur gehörigen Gebäude, die Weberei ausgenommen, vereinigt hatte, ist von sehr grossem Umfange, wovon der nach Süden gelegene Flügel und ein Teil des Flügels nach Westen zur Wohnung und zum Handlungsbüro eingerichtet waren, die beiden übrigen Flügel aber die Tuchschererei, Presserei und Färberei einnahmen. Um dasselbe lag ein im Winkel herumgehender köstlicher mit Fischteichen versehener Garten und hinter demselben die Wiesen, wo die Tuchrahmen standen: alles dieses war mit einer grossen Mauer umfasst. Zur Weberei hatte er in Vaals teils andere Gebäude errichtet, teils aber bediente er sich der Arbeiten der ansässigen Webermeister im Dorfe. Der Buchhalter seiner Handlung und der Färber bewohnten mit ihren Familien eigene von ihm erbaute schöne Wohnhäuser im Orte. Der Aufseher über die Scherer und Presser oder der sogenannte Meister
| |
| |
Afb. 95. Ontwerptekeningen van J. Moretti voor het Stammhaus - woning en lakenfabriek - van J.A. Clermont. Voorontwerp c. 1761-'64. Coll. Graaf. A. de Clermont, Parijs.
Afb. 95. Plattegrond. Zuidvleugel met woning rechts bij de tuin. Ververij aan de achterkant. Rechts van het complex Lutherse kerk en Koperhof. Rechts onder Gouwsprong, drenkplaats, en spoelbakken voor de wol. Midden onder verfhuis (verves) van de Doopsgezinden.
Afb. 96. Ontwerptekeningen van J. Moretti voor het Stammhaus - woning en lakenfabriek - van J.A. Clermont. Voorontwerp c. 1761-'64. Coll. Graaf. A. de Clermont, Parijs.
Afb. 96. Varianten voor de tuinfaçade.
Afb. 97. Ontwerptekeningen van J. Moretti voor het Stammhaus - woning en lakenfabriek - van J.A. Clermont. Voorontwerp c. 1761-'64. Coll. Graaf. A. de Clermont, Parijs.
Afb. 97. Varianten voor de tuinfaçade.
| |
| |
Afb. 98. Ontwerptekeningen van J. Moretti voor het Stammhaus - woning en lakenfabriek - van J.A. Clermont. Voorontwerp c. 1761-'64. Coll. graaf A. de Clermont, Parijs.
Afb. 98. Doorsnede over de binnenplaats naar het zuiden met binnenplaatsgevel van het woongedeelte. Links doorsnede van de achtervleugel met weergave van een verfkuip (streeparcering niet op origineel).
Afb. 99. Ontwerptekeningen van J. Moretti voor het Stammhaus - woning en lakenfabriek - van J.A. Clermont. Voorontwerp c. 1761-'64. Coll. graaf A. de Clermont, Parijs.
Afb. 99. Westelijke façade met inrijpoort.
Afb. 100. Ontwerptekeningen van J. Moretti voor het Stammhaus - woning en lakenfabriek - van J.A. Clermont. Voorontwerp c. 1761-'64. Coll. graaf A. de Clermont, Parijs.
Afb. 100. Plattegrond van de begane grond. Woning in zuidvleugel rechts. Inrijpoort in de westvleugel onder. Kamers voor droogscheren, persen en opslag van de stoffen in de noordvleugel links. Ruimten voor de ververij aan de achterkant. In potlood later ingetekend een luifel langs vier zijden van de binnenplaats.
Afb. 101. Ontwerptekeningen van J. Moretti voor het Stammhaus - woning en lakenfabriek - van J.A. Clermont. Voorontwerp c. 1761-'64. Coll. graaf A. de Clermont, Parijs.
Afb. 101. Plattegrond van de verdieping. Rookkanalen van de ververij in de achtervleugel uitgespaard in de muurdikte.
| |
| |
Afb. 102. Ontwerptekeningen van J. Moretti voor het Stammhaus - woning en lakenfabriek - van J.A. Clermont. Voorontwerp c. 1761-'64. Coll. graaf A. de Clermont, Parijs.
Afb. 102. Plattegrond van het souterrain met buizenstelsel voor aan- en afvoer van water. Ronde verfkuipen in de achtervleugel. In de noordvleugel, bestemd voor het kaarden, vierkante bakken en bassins.
Afb. 103. Ontwerptekeningen van J. Moretti voor het Stammhaus - woning en lakenfabriek - van J.A. Clermont. Voorontwerp c. 1761-'64. Coll. graaf A. de Clermont, Parijs.
Afb. 103. Plattegrond van de zolders.
Afb. 104. Ontwerptekening van J. Moretti voor het Stammhaus - woning en lakenfabriek - van J.A. von Clermont, c. 1764, uitgevoerd ontwerp. Coll. graaf. A. de Clermont, Parijs. Dakenplan. A. ingangsvleugel, B. woongedeelte, C. fabriek, D. ververij, H. vijver met twee fonteinen voor het woongedeelte, I. uitzichttorentje in de vijver, L. fontein in de tuin voor het woongedeelte. Links koetshuis en stallen. Links boven terrein voor de droogramen. Onderaan: N. Gouwsprong, M. drenkplaats, P. spoelbakken voor de wol. Bovenaan: E. los gebouw voor de ververij (nu Julianaplein 2), G. spaarbekken voor de ververij. Rechts Lutherse kerk en Koperhof.
| |
| |
hatte sich dem Fabriksgebäude gegenüber eine eigene Wohnung gebaut’ (vgl. Liese, blz. 85).
Blijkens het ‘Plan Général’ (afb. 104) was het terrein aan de noordoostkant afgesloten door een muur. Bij het oostelijke uiteinde van die muur staat op deze tekening schuin ten opzichte van het hoofdcomplex een apart gebouw, nu Julianaplein 2, aangegeven. Volgens de legenda behoorde het bij de ververij (e Batiment dessiné à L'usage de la tenturerie). De ververij zelf bevond zich in de lagere achtervleugel, die nu niet meer bestaat (d tenturerie) en in het achterste gedeelte van de noordvleugel.
De achterplaats, op het ‘Plan Général’ (afb. 104) aangeduid als ‘Cour de la Tenturerie’, werd aan de zuidoostkant begrensd door een langgerekte formele tuin met dezelfde lengte-as als de binnenplaats van de Koperhof met predikantswoning (Cour et maison du Ministre) en de Lutherse kerk (l'Eglise Lutherienne). Voor de woonvleugel aan de zuidkant (b L'aile où sont distribués les appartements du Maitre) lag over bijna de volle breedte een tuin met een langgerekte vijver aan de kant van de Lutherse kerk, die van de straat was gescheiden door een muur met een ingang in de middenas van de formele aanleg. Tussen beide tuinen, die ten opzichte van elkaar een hoek van 35o maakten, lag een grote vijver in de vorm van een rechthoekig trapezium, die fungeerde als vergaarbekken bij de ververij (g Reservoir pour la Tenturerie). Aan de kant van de Lutherse kerk bevond zich een heg.
Behalve de gesloten binnenplaats (Cour) met inrijpoort in de westvleugel (A Coté de L'Entrée) en de achterplaats van de ververij was er aan de noordkant nog een naar achteren open zijplaats binnen een haakvormig aangelegd gedeelte met paardestallen en koetshuis (Cour des Ecuries et remises). Buiten de muur waarmee het terrein aan de noordoostkant was afgesloten lag weiland met droogramen.
De noordvleugel kreeg de bestemming van lakenfabriek (c Aile dessiné pour la fabrique des draps) en de zuidvleugel werd woning (b). Hier woonde Clermont en ontving hij zijn gasten. Een van die gasten was zijn zwager, de dichter Johann Georg Jacobi, die samen met zijn vriend, de dichter Johann Wilhelm Ludwig Gleim, het tijdschrift Iris uitgaf, waaraan ook Goethe meewerkte. Een ander was Georg Forster, die de tweede wereldreis van captain Cook had meegemaakt en die in 1790 Aken en Vaals bezocht toen hij met Alexander von Humboldt op weg was naar Engeland en Frankrijk. ‘Was ich im Hause sah’ zo schreef hij ‘verrieth überall die vollkommenste Einfachkeit, aber zugleich auch die grösstmöglichste aisance und Gewohnheit, sich nichts zu versagen’ (Briefe u. Tagebücher, blz. 23).
| |
Tuin
Het woongedeelte zag uit op drie fonteinen (vgl. afb. 104); een in een rond middenbassin, (l Basin aux jets d'Eaux), en twee in de langgerekte vijver aan de kant van de Lutherse kerk (h ‘Etang aux deux jets d'Eaux). In het midden van deze vijver was een uitkijktorentje getimmerd (i Belvédère de charpente).
In 1774 logeert Johann Georg Jacobi hier in Vaals waar ‘alles rund herum mit Gärten, Springbrunnen, Lusthäusern, u.s.w. geziert’ is; ‘Mein Zimmer’ zo schreef hij dat jaar in een brief, ‘liegt an einem Garten; meine Fenster sind mit Weinreben eingefasst; unter mir springt Wasser aus drey Teichen, u. macht ein leises, plätscherndes Geräusch, als wenn Nymphen sich badeten; gegen mir über stehen Lorbeeren u. hinter diesen Castanienbäume’ (Heyderhoff, blz. 216). In een brief uit het jaar 1781 staat: ‘Ich war in v, sah die Kastanienbäume, die Laube, das Sommerhaus, hörte die Springbrunnen plätschern, den Forellenteich murmeln u. ging auf und ab an der Hecke, welche den Garten vom Grasplatz an der Kirche scheidet’ (vgl. Liese blz. 149). Die kastanjebomen stonden in een rij buiten de heg op het grasveld van de Lutherse kerk; de boomgaard lag aan de oostkant van de Koperstraat (die op het kadastrale minuutplan van omstreeks 1830-'40 Olmenstraat heet).
| |
Bronnen
Het water voor de fonteinen kwam uit de hoofdbron van de Gouw (n grande Source), die ook water leverde voor huis en bedrijf, terwijl het water voor het vergaarbekken (g) van de ververij door een kleinere bron werd geleverd. Ten oosten van de hoofdbron, in de zuidwesthoek van het Von Clermontplein, lag een drinkplaats, (m L'abreuvoir). De kleine bron staat op het ‘Plan Général’ aangegeven ten oosten daarvan (q Petite Source pour L'usage de la tenturerie) en op het
| |
| |
Afb. 105. Ontwerptekeningen van J. Moretti voor het Stammhaus - woning en lakenfabriek - van J.A. von Clermont. Uitgevoerd ontwerp. Coll. graaf. A. de Clermont, Parijs.
Afb. 105. Tuinfaçade, 1764.
Afb. 106. Ontwerptekeningen van J. Moretti voor het Stammhaus - woning en lakenfabriek - van J.A. von Clermont. Uitgevoerd ontwerp. Coll. graaf. A. de Clermont, Parijs.
Afb. 106. Ingangsfaçade, 1764.
Afb. 107. Ontwerptekeningen van J. Moretti voor het Stammhaus - woning en lakenfabriek - van J.A. von Clermont. Uitgevoerd ontwerp. Coll. graaf. A. de Clermont, Parijs.
Afb. 107. Bekroning van de ingangsfaçade.
Afb. 108. Ontwerptekeningen van J. Moretti voor het Stammhaus - woning en lakenfabriek - van J.A. von Clermont. Uitgevoerd ontwerp. Coll. graaf. A. de Clermont, Parijs.
Afb. 108. Plattegrond van de verdieping, 1764. Rechts zuidvleugel met woning. Links noordvleugel met ruimte(n) voor weefgetouwen.
| |
| |
voorontwerp (afb. 95) iets meer naar het zuidoosten.
Daarvan is nu niets meer te zien omdat de grote bron, waarvan nog een oude foto bestaat (Vaals in oude ansichten, Zaltbommel 1975, afb. 10) omstreeks 1930 werd overkluisd
| |
Waterleidingen
De aan- en afvoerleidingen staan aangegeven op drie van de ontwerptekeningen: het voorontwerp met plattegrond van het hele complex (afb. 95), de plattegrond van het souterrain (afb. 102), het ‘Plan Général’ (afb. 104). Dikke loden pijpen van de aanvoerbuizen zijn omstreeks 1930 opgegraven en aan een opkoper verkocht (Liese blz. 120).
De bronnen van de Gouw leverden het heldere zachte water dat nodig was voor het bedrijf; water met een constante temperatuur van 10°C. ‘Was den Ueberfluss des Wassers noch im Wert erhöhet’, aldus Forster, ‘ist die Reinheit und Weichheit desselben, welches zum Nutzen der Fabrik sehr wichtige Eigenschaften sind. Im Winter bedient man sich lieber geschmolzenen Eises als Schnees, wegen der vorzüglichen Reinheit des ersteren’ (Ansichten, blz. 140). Van de hoofdbron (n op het ‘Plan Général’, afb. 104) liep water noordwaarts via een langgerekt bassin (o) naar vijf spoelbakken (p Lavoir pour les Laines) in het open terrein voor het complex (nu Von Clermontplein). Het water liep via een riool (z Canal qui recois les Eaux de la grande Source) die het om de noordkant van het complex heen afvoerde naar een hoofdriool (r Maitre canal sous terrain).
Forster vertelt dat de wol, afkomstig uit Spanje en via Oostende, 's-Hertogenbosch en Aken aangevoerd, eerst in zulke spoelbakken gereinigd werd. De plaats op open terrein met veel voorbijgangers was gekozen om diefstal door het personeel te voorkomen. ‘Hier wird sie zuerst in ausgemauerten Vertiefungen gespült, aus denen man das unreine Wasser nach Gefallen ableiten kann. Um allen Betrug der Arbeitsleute zu verhüten, hat man diese Wollwäschen an freien, frequentierten Örtern angelegt’ (Ansichten blz. 132).
Van de hoofdbron (n) voerde verder een buis water via de tuin naar verschillende delen van het complex naar een punt 1 (bij het koetshuis aan de noordkant van de ‘Cour des Ecuries et remises’) voor het spoelen van de wol; 2 voor de paardestal; 3 voor de twee waterkommen tegen de westgevel van de binnenplaats; 4 (noordvleugel) voor de kelder waar de lakens gekaard werden, voor gebruik in de keuken, en in de alkoof voor het handen wassen; en 5 naar de ververij in de achtervleugel. (Ψ Tuyau de la grande Source qui conduit l'Eau à no1 pour Couler les Laines et à no2 dans les Ecuries aux Chevaux, et à no3 aux Cuvette places Sur La Cour et au no4 à la Cave dont ont Leine les draps et pour Lusage de la Cuisine et dans Lalcove servent à Laver les mains et à no5 pour le cartier du tenturerie).
Van de kleine bron (q) voerde een buis via de tuin water naar de trapeziumvormige vergaarbak van de ververij, vanwaar een andere leiding naar de ketels en kuipen liep (no6 tuyau qui conduit L'Eau au recevoir g servent pour la tenturerie, et sorte par tuyau no7 qui la conduit aux chaudières et aux cuves). De vergaarbak ontving verder regenwater van het dak van de Lutherse kerk.
Op de achterplaats van de ververij waren twee rechthoekige spoelbakken voor het roodverven (f Lavoir pour les Ecarlates) die ook water via vergaarbak g ontvingen. Oorspronkelijk waren daar drie spoelbakken in een komvormig verdiept terrein ontworpen (afb. 95). Verder liep er water via een aftakking van de leiding naar het losse gebouw e (nu Julianaplein 2). Het gebruikte water werd via een buis (v Canal des Lavoirs) afgevoerd naar het hoofdriool (r).
Van een onderaardse bron y (bij de zuidwesthoek van het vergaarbekken g) liep een buis noordwaarts naar de kelders (x Canal qui renvoi les Eaux de la source souterrain Y et se décharge dans les caves).
Verder was er nog een bron in de tuin tegenover de langgerekte vijver bij het uitzichttorentje (aa ....Quelle.......).
De afvoer van de privaten liep via een riool onder de open plaats voor het complex (t Canal servent à lever le prives des Maitres) naar het riool z dat ook het gebruikte water van de spoelbakken voor het huis ontving. Riool z lag dwars boven of onder de afvoer van het water van het verfhuis van de Mennonieten (s Canal de la maison des Menonistes).
| |
De fabriek
Georg Forster zag in 1790 ‘die Tuchfabrik vom Wollspülen an bis zur letzten
| |
| |
Appretur und Verzierung. Es ist ein unermessliches Geschäft, was diese Leute treiben, und jährlich wird für 600 000 fl. Waare versandt!’ (Briefe und Tagebücher, blz. 24). ‘Ich sah das Tuch weben, ich sah kratzen, scheren, pressen, kurz alle die unzähligen Operationen, die zur Bereitung dieses Kleidungsstoffs unentbehrlich sind. Ich sah auch die Wolle spülen und reinigen; nur spinnen sah ich nicht, denn die Spinnerei ist durch die ganze Gegend umher verbreitet, zumal ist sie im Limburgischen vortrefflich, wo das Landvolk mehr von Viehzucht als Ackerbau lebt und folglich nicht so harte Hände hat und einen zarteren Faden spinnt als im Jülichschen’ (Briefe und Tagebücher blz. 17) (Vgl. Ansichten, blz. 132).
Niet alleen het spinnen werd door thuiswerkers gedaan maar voor een deel ook het weven. De fabriek van Clermont ‘beschäftigt in Vaals, Aachen und Burtscheid gegen hundertundsechzig Weber’ schreef Forster (Ansichte, blz. 135). ‘Zur Weberei’ aldus Kopstadt in 1799 had Clermont ‘teils andere Gebäude errichtet, teils aber bediente er sich der Arbeiten der ansässigen Webermeister im Dorfe’ (vgl. Liese blz. 85).
Het kaarden van het laken gebeurde in de noordvleugel van het Stammhaus die op het ‘Plan Général’ (afb. 104) staat aangegeven met een c (Aile dessiné pour la fabrique des draps). Een buis voerde bij 4 aan de binnenplaatskant water naar de kelder (à la Cave dont ont leine les Draps). De kaardebollen of -distels (dipsacus fullonem, weverskaarde) werden volgens Forster bij Aken gekweekt.
Op de begane grond van de noordvleugel bevonden zich tussen de twee trappehuizen kamers voor droogscheren, persen of pletten, voor opslag van de stoffen en voor het laken dat nog moest worden geverfd. De bestemming van deze ruimten staat aangegeven op een van de plattegrondtekeningen (afb. 100). Van twee kamertjes naast het westelijke trappehuis was dat aan de binnenplaatskant o.a. bestemd voor de ‘Meister’, de droogscheerdersbaas (‘et aussi pour le maitre Tondeur’); in de grote kamer naast deze twee werd het laken gevouwen om te worden geperst (‘Chambre pour plier les draps pour être pressés’); het persen gebeurde in de middenzaal (‘salle’) die een uitgang had naar de binnenplaats (‘Sortie de la Chambre à presser’). Bij het oostelijke trappehuis lagen twee kleinere kamers, waarvan de buitenste bestemd was voor opslag (Chambre pour les estoffes) en die aan de binnenplaatskant voor laken dat moest worden geverfd (Chambre pour les draps à teindre). Georg Forster schrijft over dit alles: ‘In mehreren grossen Zimmern sitzen die Scherer und Tuchbereiter. Die Karden, deren man sich hier bedient, werden in der Gegend von Aachen gezogen. Die Scheren kommen von Remscheid, und die Pressspähne, oder eigentlich dazu bereitete Pappendeckel, welche bei dem Pressen zwischen die Tücher gelegt werden, von Malmedy, seitdem die Engländer die Ausfuhr der ihrigen verboten haben’ (Ansichten, blz. 140).
In het niet onderkelderde achterste gedeelte van de noordvleugel en in de lage achterbouw onder doorgetrokken dakschild van de niet meer bestaande oostvleugel (D op het ‘Plan Général’; afb. 104) stonden de ronde kuipen en ketels voor het verven. En in de kelder onder het midden van de noordvleugel, die door een muurdam in tweeën was gedeeld, bevonden zich twee hoge vierkante bassins en vier in de vloer uitgediepte vierkante bakken. Dat blijkt uit de algemene plattegrond van het voorontwerp (afb. 95), de plattegrond met kuipen, kelders en afvoerbuizen (afb. 102), het beganegrondplan (afb. 100) en de profieltekening van het complex (afb. 98).
Blijkens de plattegrondtekeningen van de eerste verdieping (afb. 101 en 108) waren er verticale kanalen voor afvoer van rook achter elke kuip in de muurdikte uitgespaard.
De aan- en afvoer van het nodige water voor de ververij was volgens Forster perfect. ‘Die zur Fabrik gehörigen Wasserleitungen sind eben so vorteilhaft eingerichtet, und jedes Zimmer wird dadurch hinlänglich mit Wasser versorgt. In der Färberei füllt man die Küpen vermittelst geöffneter Hähne in wenigen Augenblicken und leert sie ebenso schnell durch grosse Heber. Das unreine Wasser hat seinen Abfluss durch Röhren unter dem Fussboden’ (Ansichten, blz. 140).
Buiten op het achtererf waren de twee spoelbakken voor de roodververij en op het weiland achter het losse gebouw van de ververij (E op het ‘Plan Général’ nu
| |
| |
Julianaplein nr. 2; afb. 104) en de muur die het terrein aan die kant afsloot stonden de ramen voor het drogen (‘Prairie où sont placés les Rames pour secher les Draps’). ‘Ein Vorzug der hiesigen Tücher, den vermutlich die Orientaler besonders zu schätzen wissen, besteht darin, dass man sie im Rahmen fast gar nicht reckt und dass sie daher auch nicht einlaufen, wenn man sie ins Wasser legt’, schrijft Forster (Ansichten, blz. 141).
| |
Nieuwe ververij bij Blumenthal
Na 1776 werden de stoffen geverfd in een groot nieuw gebouw, gelegen in het dal ten noorden van de plaats waar huis Blumenthal zou verrijzen.
In de ‘Biographische Notizen’ over Johann Arnold von Clermont, opgetekend door Joh. Arnold Kopstadt in 1799 staat namelijk het volgende te lezen: ‘Unter allen Teilen seiner Tuchmanufaktur schien ihm die Tuchfärberei eine der wichtigsten und einträglichsten zu sein; als ihm daher die mit seinem Wohnhause verbundene Färberei nicht überall genügte, errichtete er in der tiefsten Talgegend des Ortes noch eine für sich bestehende neue Färberei, die nach dem Urteil der Sachverständigen und Kenner einen hohen Grad von Vollendung besass und viele Vorzüge vor anderen in sich vereinte. Diese Anlage schien ihm so wert zu sein, dass er bei Errichtung derselben dieser Färberei gegenüber zugleich auch den Grundstein zu einem neuen Wohnhause für sich legen liess und daselbst seine letzten Jahre in Ruhe zuzubringen gedachte’ (vgl. Liese blz. 86). (Vgl. ook gemeente-archief, nr. 47, stukken uit 1775 betreffende het verzoek van Clermont om 10 roeden grond te kopen, gelegen ter plaatse genaamd de ‘Longendaeler Pleij’ en het aanleggen van een ondergronds kanaal van deze plaats onder de publieke weg door naar zijn vijvers in verband met de aanleg van zijn lakenfabriek; en nr. 30, notulen uit 1776 over de inspectie van de loop van de Gouwbeek en daarmee samenhangende stukken betreffende het verzoek van Clermont om ten dienste van zijn wolververij water te mogen aftappen van de Gouwbeek).
‘Das zur Färberei gehörige Gebäude’, schreef Forster in 1790 over deze nieuwe ververij, ‘ist einzig in Absicht und Grösse, bequeme Einrichtung, Reinlichkeit u.s.f.’ (Briefe und Tagebücher, blz. 17). Forster zag eerst de bedrijvigheid in de volmolens en daarna in de nieuwe ververij. ‘Von den Walkmühlen, wo die Tücher eine nasse Bereitung erhalten, welche teils wegen der schweren Arbeit, teils wegen der ekelhaften Beschaffenheit der zum Reinigen gebrauchten Stoffe, teils auch wegen der beständigen Nässe des Aufenthalts die Arbeiter mehr als jede andere angreifen muss, führte man uns in die neue Färberei, die in ihrer Art beinahe einzig ist und wovon man nur noch zu Sedan in Frankreich etwas ähnliches sieht. Ihre Anlage hat sicherlich mehr als zehntausend Taler gekostet und vereinigt die drei wichtigsten Vorteile: dass sie geräumig ist, Holz erspart und Sicherheit vor Feuersgefahr hat. Sie ist von den übrigen Fabriksgebäuden ein wenig abgelegen und bildet einen einzigen grossen Saal, der durch viele grosse Fenster erleuchtet wird, die zugleich zur Erhaltung des so nötigen Luftzuges dienen. Genau in der Mitte desselben ist ein grosser Turm mit Mauern von ungeheuer Dicke angelegt, welcher sich in den Rauchfang endigt. Die Benennung “Turm” ist wirklich die passendste für dieses Gebäude, um welches rings umher die Küpen oder Farbkessel in einem Kreise stehen. Die Feuerung geschieht von innen im Turm. Das Holz liegt auf einem Roste, dessen einzelne Stäbe drei Zoll im Durchmesser haben und dennoch von der Hitze schmelzen. Die Flamme spielt im Kreise um den gefütterten Kessel, und der Rauch kommt durch eine über dem Schürloche angebrachte Öffnung und steigt in der Mitte des Turms heraus. Zwischen beide Öffnungen ist ein Schieber angebracht, der, wenn
man ihn mit einer Hand zudrückt, das fürchterlichste Feuer im Ofen augenblicklich ersticken kann’ (Ansichten, blz. 139-140). Een van de volmolens die Forster zag kan die bij Epen geweest zijn. De nieuwe ververij lag vermoedelijk ten noorden van Blumenthal.
Op de kaart van Tranchot (1803 e.v.) lijkt nog geen gebouw te zijn aangegeven naast de vijver met de obelisk in de Beemden. Wel staat er een opvallend lang gebouw onmiddellijk ten noordoosten van het 18de-eeuwse huis ‘Genne Pley’ dat in 1936 werd afgebroken. Dat kan de nieuwe ververij geweest zijn die volgens de ‘Notizen’ van J.A. Kopstadt uit 1799 in de buurt van huis Blumenthal in het diepste deel van het dal stond.
Het gebouw stond dwars op het tracé van de straatweg naar Maastricht die in de
| |
| |
jaren 1824-'25 werd aangelegd (vgl. ook gem. arch. Vaals, nr. 47 en 30, genoemd op blz. 93).
In Vaals, Aken en Burtscheid vervaardigde men volgens Forster ‘bloss einfarbige Tücher, die im Stück gefärbt werden, dahingegen Verviers und die dortige Gegend bloss melierte Tücher, die schon im Garn gefärbt sind, liefern’ (Ansichten, blz. 131). ‘Rot und grün wird hier vorzüglich schön gefärbt’ (Ansichten, blz. 140). Dat maakte de handel die voornamelijk op de Levant gericht was, betrekkelijk onafhankelijk van veranderingen in de mode. ‘So fein ist das Gespinst, so gleichförmig das Gewebe, so schön die Farbe, so vorsichtig die Bereitung dieser Tücher, dass man bei den soliden Grundsätzen, nach welchen hier verfahren wird, dieser Fabrik einen langen Flor voraus verkündigen kann’ (Ansichten, blz. 135).
| |
Verval
Forsters optimistische kijk op de toekomst van het bedrijf kwam niet uit want de oudste zoon van Johann Arnold von Clermont, Carl Theodor Arnold, die in 1793 de leiding overnam, was niet opgewassen tegen de economische moeilijkheden van de Franse tijd (verandering van het muntstelsel, manipulaties met assignaten, achteruitgang van de handel op de Levant). En bovendien zag hij geen kans partij te trekken van nieuwe vindingen zoals ze onder meer door de machinebouwer James Cockerill in Luik en later ook Aken naar Engels voorbeeld werden toegepast. Na zijn vertrek uit Vaals in 1819 werden in 1829 ten overstaan van notaris Rompen uit Gulpen de goederen uit het faillissement van Carl Theodor von Clermont openbaar verkocht. Daartoe behoorden 1. het huis genaamd Kirchfeld, vlak bij de nieuwe weg van Maastricht naar Aken, ongeveer tegenover het Hollandse grenskantoor (Binterimse huis aan de Koperstraat), 2. het grote en uitgebreide gebouwencomplex, genaamd Stammhaus midden in Vaals, dicht bij genoemde nieuwe weg gelegen, met stallen, koetshuizen, twee Basse Cours, waterleidingen, ommuurde tuinen, samen 342 roeden 60 ellen Nederlands. Deze prachtige gebouwen, zeer aangenaam gesitueerd, in goede welstand, ingericht voor voorname bewoning en fabrieken, voorzien van waterleidingen en alle gemakken die men zich wensen kan, 3. een huis met tuin, open plaats en weiland, genaamd ‘im Lungenthal’ (bij Blumenthal), doorsneden door de nieuwe straatweg naar Aken, te zamen ongeveer 80 roeden Nederlands (huis Genne Pley, afgebroken in 1936 en het terrein, doorsneden door de nieuwe straatweg, waar de na 1776 gebouwde nieuwe ververij gestaan had), 4. een huis, genaamd ‘am Gausprung’ aan de straat in Vaals (het tegenwoordige Von Clermontplein 24), 5. nog 10 percelen land, beemd en bos, samen ongeveer 3 bunder (Liese, blz. 163-164).
Het Stammhaus van de familie Clermont werd eigendom van Franz Ignaz Tyrell, een Akense lakenfabrikant die zijn bedrijf naar Vaals overbracht. Het complex bleef bijna een eeuw lang in handen van de familie Tyrell, totdat het in 1924 in drie gedeelten werd verkocht.
Korte tijd later, vermoedelijk in 1926, werd de achtervleugel - die oorspronkelijk verfinrichting was en later tot omstreeks 1880 leerlooierij - afgebroken.
Het geschilderde behang en de supraporten uit de tuinkamer (afb. 114-118) op de begane grond in de zuidvleugel (nu trouwkamer) zijn in 1924 gekocht door de kunsthandelaar Andries Davids, die gevestigd was in Rotterdam op het adres Leuvehaven 21. Het behang werd doorverkocht naar de Verenigde Staten en de drie supraporten maken nu deel uit van de collectie van het Couvenmuseum in Aken. Meubels uit de eetkamer - een ebbehouten tafel, twee speeltafeltjes in Lodewijk xv-stijl, vier stoelen en twee zetels - werden door Betsie Gelissen ‘als bruidsschat’ meegebracht bij haar intrede in 1932 in het klooster Onder de Bogen in Maastricht. Deze meubels - de stoelen met een donkere bekleding in plaats van het oorspronkelijke roze damast - staan nu in het Bisschoppelijk Paleis te Roermond. In 1964 kocht de gemeente Vaals, die het grootste gedeelte van het complex in 1950 als eigendom had verworven, ook het noordelijke gedeelte van de ingangsvleugel samen met het westelijke trappehuis van de noordvleugel en de zijvleugel met de doorrit naar de voormalige ‘cour des écuries et remises’. Niet aangekocht werd het losse gebouw Julianaplein nr. 2.
| |
Restauratie
Het complex, dat tot woonkazerne was gedegradeerd, totaal uitgewoond en in 1944 bovendien aan de zuidzijde beschadigd door granaatinslag, is in de jaren 1975-'81 gerestaureerd naar plannen van architectengroep Mertens. Bij deze
| |
| |
Afb. 109. Huis Clermont, thans gemeentehuis (opm. 1981).
restauratie is de oude indeling zo veel mogelijk behouden of hersteld, behoudens de noodzakelijke aanpassingen voor de nieuwe bestemming. Buiten werd opnieuw een torentje aangebracht op het dak van de ingangsvleugel. Hoewel de gevels oorspronkelijk met rode verf en witte voegstrepen afgewerkt waren geweest en daarna, zoals alle gebouwen van Clermont, een zacht gele kleur hadden gekregen, heeft men ze nu overeenkomstig de 19de-eeuwse traditie opnieuw witgesaust. In 1979 was de restauratie zo ver gevorderd, dat het complex als gemeentehuis in gebruik kon worden genomen.
| |
Beschrijving plattegrond
Aaneengesloten vleugels van gelijke hoogte, afgedekt met mansardedaken, omgeven drie kanten van een binnenplaats met de toegangspoort in de westvleugel in de hoofdas van het symmetrisch aangelegde complex (afb. 109-113). In de zuidvleugel bevinden zich de voormalige woonruimten. De vier trappehuizen van het complex bevinden zich in de voormalige woonvleugel en in de fabrieksvleugel aan de noordkant, bij de hoeken van de binnenplaats die tot 1926 aan de oostzijde
| |
| |
Afb. 110. Huis Clermont 1761-'65, architect J. Moretti. Rechtergedeelte van de westfaçade en de tuinmuur uit de bouwtijd die inmiddels is afgebroken. Op de achtergrond de Lutherse kerk (opn. 1964).
Afb. 111. Huis Clermont (nu gemeentehuis). Westfaçade. Rechts een 19de-eeuwse hoektoren van het huis Verves (opn. 1979).
| |
| |
was afgesloten door de lagere vleugel van de voormalige ververij.
Aan de noordkant ziet men in het verlengde van de ingangsvleugel een smallere en lagere zijvleugel onder een mansardedak met een poort naar het achterterrein.
Aan de oostkant van het complex staat schuin ten opzichte van dit alles met de kopgevel naar de straat een langwerpig gebouw (Julianaplein 2), dat oorspronkelijk in gebruik was bij de lakenververij.
| |
Exterieur
De muren zijn opgetrokken uit baksteen met toepassing van Naamse steen voor de omlijsting van poorten, segmentboogvensters en -ingangen, die voor het merendeel symmetrisch gerangschikt zijn. De daken zijn met leien bedekt. Midden op het dak van de westvleugel is bij de restauratie op grond van aanwijzingen in de kap opnieuw een torentje geplaatst. Het is eenvoudiger van vorm dan het torentje op het ontwerp van Moretti. De dakkapellen met hun getoogde in zijvoluten uitlopende kroonlijsten zijn voor het merendeel bij de restauratie gemaakt naar voorbeeld van enkele die nog aan de achterzijde van de noordvleugel bewaard waren.
De westgevel (afb. 110-111), aan de kant van de straat heeft een middenrisaliet van drie traveeën, waarin de geblokte omlijsting van de ellipsboogpoort met lisenen doorloopt langs de bovenverdieping. Boven de poorttravee staat een natuurstenen gevelbekroning met de spreuk spero invidiam (ik verwacht afgunst) en een wijzerplaat tussen rocailles en krulwerk. Aan de kant van de binnenplaats (afb. 113) is de ellipsboogpoort - met samengestelde sluitstenen - door geblokte penanten gescheiden van twee smallere die dichtgezet zijn. Deze laatste horen bij de nevenruimten die oorspronkelijk in open verbinding stonden met de binnenplaats. Aan deze kant bevindt zich een frontonachtige gevelbekroning van natuursteen met de spreuk nil volentibus arduum (niets is voor hen die willen bezwaarlijk) en een wijzerplaat in een rocaille-omlijsting. De zuidgevel (afb. 112) is geleed door twee zijrisalieten en een middenrisaliet met fronton, waardoor een tweede as van het complex door de ingang aan de voormalige tuinkant is aangeduid, die dwars staat op de hoofdas door de poort. Het fronton van het middenrisaliet is gevuld met de wapens van Johann Arnold von Clermont en Elisabeth Sophie Emminghaus onder een kroon en tussen rocailles.
Op de verdieping hebben de vensters van het middenrisaliet lagere onderdorpels dan de overige; zij flankeren balkondeuren in een ellipsboogomlijsting met ervoor een smeedijzeren balkonhek met het monogram van Clermont (twee naar elkaar toegekeerde letters c). Zij behoren bij een kamer (nu burgemeesterskamer) die doorloopt tot aan de binnenplaatsgevel, waar in drie niet uitspringende traveeën dezelfde vormen zijn te zien en in het midden ook een smeedijzeren balkonhek met het monogram van Clermont.
De zuid- en de noordvleugel hebben aan de kant van de binnenplaats ingangen naar de trappehuizen, die corresponderen met dergelijke ingangen in de buitengevel van de noordvleugel. Bovendien heeft de noordvleugel aan de binnenplaatskant nog een deur in de middenas, die oorspronkelijk fungeerde als ‘sortie de la chambre à presser’.
De aanbouw aan de noordkant heeft aan de straatzijde een ellipsboogpoort in een omlijsting met getoogde kroonlijst. De tuin ten zuiden van het complex werd afgesloten door een bakstenen muur met rechthoekige spaarvelden en een geprofileerde deklijst (afb. 110). Deze muur is na 1964 afgebroken (vgl. ook Vaals in oude ansichten, Zaltbommel 1975, afb. 5). Op de binnenplaats drie voetstukken, vermoedelijk van vroegere tuinbeelden, xviiic.
| |
Inwendig
Onder de drie hoofdvleugels van het complex bevinden zich kelders met troggewelven tussen zware gordelbogen. Niet onderkelderd zijn het achterste gedeelte van de noordvleugel en de aanbouw aan de noordzijde langs de straat.
| |
Noordvleugel
In de noordvleugel, eens lakenfabriek, bevinden zich nog twee vierkante bassins over de volle hoogte van een der kelders onder het middengedeelte; zij konden op de begane grond worden gevuld en afgetapt in de kelder, waar de plaats van vier ondiepe bakken is aangegeven in de nieuwe vloer.
In het westelijke trappehuis van deze noordvleugel bevindt zich nog een eiken trap met uitgezaagde balusters in Lodewijk xv-stijl.
| |
Zuidvleugel
In de zuidvleugel hebben beide trappehuizen nog eiken trappen met sierlijk gesneden leuningen in Lodewijk xv-stijl. In beide westelijke trappehuizen bevinden
| |
| |
Afb. 112. Huis Clermont (nu gemeentehuis), 1761-'65, architect J. Moretti. Zuidfaçade (opn. 1979).
Afb. 113. Huis Clermont. Binnenplaats naar het westen (opn. 1982).
zich op de begane grond nog vloeren met plavuizen van Naamse steen. In de zuidvleugel liggen tussen beide trappehuizen voormalige woonvertrekken in enfilade met uitzicht op de Lutherse kerk en het terrein dat vroeger de tuin was. De trappehuizen staan op de begane grond met elkaar in verbinding door een gang die uitziet op de binnenplaats. Aan die gang lagen bij het oostelijke trappehuis twee privaten. Gangen en trappehuis zijn voorzien van stucplafonds met eenvoudige kooflijsten.
| |
Begane grond
De voormalige tuinkamer op de begane grond achter het middenrisaliet van de buitengevel werd oorspronkelijk van gevel tot gevel geprojecteerd maar uiteindelijk uitgevoerd met de gang ernaast. Deze kamer, die nu dienst doet als trouwzaal, heeft een rijk versierd stucplafond en een hoge kachelnis, bekroond met de wapens van Johann Arnold von Clermont en Elisabeth Sophie Emminghaus, alles in Lodewijk xv-stijl (afb. 119). De betimmeringen en de geschilderde behangsels van deze vroegere pronkkamer (afb. 114-118) zijn na openbare verkoping in 1924 via
| |
| |
Afb. 114. Huis Clermont, 1761-'65. Voormalige tuinkamer voor verwijdering van geschilderd behang en verdere aankleding, zuidzijde (opn. 1924).
Afb. 115. Huis Clermont, 1761-'65. Voormalige tuinkamer voor verwijdering van geschilderd behang en verdere aankleding, zuidzijde (opn. 1924).
de antiquair Andries Davids uit Rotterdam (Leuvehaven 21) terechtgekomen in de Verenigde Staten van Amerika. De wanden waren bespannen met geschilderd behang met pastorale en rustieke voorstellingen. Tegen beide penanten aan de tuinkant waren consoletafeltjes, spiegels en schilderijen in rijk gesneden omlijstingen aangebracht; de schilderingen boven de spiegels elk met twee blote kindertjes, rechts met attributen van de muziek, en links met die van de poëzie; de linkerschildering met ongeveer dezelfde compositie als een supraporte uit 1771 in het kasteel van Hamal bij Tongeren (vgl. J. Philippe, Meubles, styles et décors entre Meuse et Rhin, Luik 1977, afb. 237 op blz. 184). Verder waren er supraportes met portretten: Boven de deur naar de gang een vrouwenportret (afb. 117), Elisabeth Sophie Emminghaus, echtgenote van Clermont, of volgens Liese (blz. 52) zijn moeder Helene Margarethe Huyssen; boven de deur naast de schouw een man (Clermont?) bij een gebeeldhouwde kop (afb. 118), en boven de deur aan de westkant Johann Arnold von Clermont (afb. 116). De drie portretten bevinden zich nu in het Couvenmuseum te Aken; het vrouwenportret als onderdeel van een schoorsteenmantel (E.G. Grimme, Führer durch das Couven-Museum, 1974, pl. t.o. blz. 26). De panelen van de lambrizering en het lijstwerk om de schilderingen waren versierd met snijwerk in Lodewijk xv-stijl. Boven de deur naar de gang is bij de restauratie een kopie aangebracht van het vrouwenportret, en verder is de kamer toen opgesierd met twee reusachtige kopieën naar schilderijen van Ruysdael en Hobbema. - Parketvloer xviiic.
De aangrenzende kamer (afb. 120) aan de westkant van de voormalige tuinkamer heeft een stucplafond in Lodewijk xv-stijl. De schouw heeft een marmeren ondermantel met symmetrisch ornament, xix, een bovenmantel met Lodewijk xv-stucwerk als omlijsting van een vlak waaruit de vulling verdwenen is. Nog wel aanwezig zijn de vergulde gietijzeren haard en de blauwe 18de-eeuwse tegels met bloempatroon in de ondermantel. De panelen van de lambrizering en de onderste deurpanelen zijn versierd met vlakke symmetrische krulornamenten.
Boven de deur naar de gang is bij de restauratie een kopie aangebracht van het
| |
| |
Afb. 116. Huis Clermont, 1761-'65. Voormalige tuinkamer voor verwijdering van geschilderd behang en verdere aankleding, west- en noordzijde (opn. 1924).
Afb. 117. Huis Clermont, 1761-'65. Voormalige tuinkamer voor verwijdering van geschilderd behang en verdere aankleding, west- en noordzijde (opn. 1924).
| |
| |
Afb. 118. Voormalige tuinkamer voor verwijdering van geschilderd behang en verdere aankleding, oostzijde (opn. 1924).
Afb. 119. Wapens van Johann Arnold von Clermont en Maria Elisabeth Sophie Emminghaus in de voormalige tuinkamer (opn. 1981).
Afb. 120. Kamer ten westen van de voormalige tuinkamer met stucwerk in Lodewijk xv-stijl en kopie van een supraporte uit de voormalige tuinkamer (opn. 1981).
Afb. 121. Schouw in de burgemeesterskamer (opn. 1981).
Afb. 122. Verplaatste schouw in Lodewijk xv-stijl (opn. 1982).
| |
| |
Afb. 123. Ontwerptekening van J. Moretti voor het huis Blumenthal van J.A. von Clermont, 1786. Plattegrond van de verdieping met voorlopige vulmuurtjes in de deuropeningen van de middenzaal. Coll. graaf A. de Clermont, Parijs.
portret van Johann Arnold von Clermont in het Couven-Museum te Aken, dat oorspronkelijk boven de deur naast de kachelnis van de tuinkamer zat.
Het zuidwestelijke hoekvertrek op de begane grond heeft twee deuromlijstingen met kuifstukken in Lodewijk xv-stijl en rechts aan de voormalige tuinkant tussen twee vensters een schouw met een slanke bovenmantel en Lodewijk xv-stucwerk.
| |
Verdieping
De kamer op de verdieping achter het middenrisaliet van de zuidvleugel - nu burgemeesterskamer - neemt de ruimte tot aan de binnenplaatsgevel in beslag. Het stucplafond is voorzien van kooflijsten met bloemboeketten in de hoeken en cartouches in het midden. De schouw (afb. 121) heeft een ondermantel met een gedeeltelijke originele betegeling; de bovenmantel heeft rechthoekige panelen met geschilderde fantasielandschappen; erboven een stucornament met schelp als bekroning (bij de restauratie aan de hand van een foto gereconstrueerd). De aangrenzende kamer van de gemeentesecretaris - oorspronkelijk slaapkamer met alkoof - heeft een schouw met een bovenmantel in Lodewijk xv-stijl. Het tegelmotief is bij de restauratie gereconstrueerd aan de hand van een scherf en tegels in het Akense Couvenmuseum. Het rijke stucplafond in Lodewijk xv-stijl is een repliek van het oorspronkelijke dat in een zeer slechte staat verkeerde.
In het noordwestelijke vertrek op de verdieping - van het hoofd Publieke Werken - bevindt zich een rijk gebeeldhouwde stenen ondermantel in Lodewijk xv-stijl (afb. 122), die zich oorspronkelijk tegen de noordwand van een grote ruimte aan de zuidwestzijde bevond, waar bij de restauratie een liftkoker moest worden aangebracht.
| |
Blumenthal
Huis Blumenthal Bloemendalstraat 26, is gebouwd in opdracht van Johann Arnold von Clermont, die er door zijn overlijden in december 1795 slechts enkele maanden heeft kunnen wonen. Het gebouw, dat lange tijd als klooster heeft dienst gedaan, huisvestte tot voor kort een middelbare school.
| |
| |
| |
Litteratuur
G.C. Ubaghs, in P. Limb. 2: 1865, blz. 320.- Vaessen, par. 49, 51, 55, 76, 77.- Liese, blz. 76, 79, 86, 97, 127, 138.
| |
Afbeeldingen
Ontwerptekening ‘Plan du Second Etage’, gesigneerd J. Moretti inv. et del. 1786, in het bezit van graaf A. de Clermont, Rue des Petits Champs, Parijs (2e); calque bij de Provinciale Waterstaat in Maastricht (afb. 123). Hoofdgebouw en koetshuis vanaf de straat gezien voor 1846, gewassen tekening door Ph. van Gulpen; Stadsarchief Maastricht (afb. 125). - Het huis vanaf de straat gezien omstreeks 1850, crayontekening, verblijfplaats onbekend (afb. 126).
| |
Geschiedenis
Toen Johann Arnold von Clermont ‘in der tiefsten Talgegend des Ortes’ een apart gebouw liet neerzetten als ververij voor zijn lakenfabriek (zie ook blz. 93-94) liet hij volgens de Biographische Notizen uit 1799 van J.A. Kopstadt ‘bei Errichtung derselben dieser Färberei gegenüber zugleich auch den Grundstein zu einem neuen Wohnhause für sich legen’ (vgl. Liese blz. 86). Mogelijk behoorde het bouwterrein bij de nalatenschap van zijn moeder Helene Margarethe Clermont, geboren von Huyssen, overleden in 1776; in Vaals behoorde ‘das Gut neben St. Albert’ tot de bezittingen, in haar testament genoemd (vgl. Liese blz. 64).
Uit de plattegrondtekening van 1786 (afb. 123) blijkt dat J. Moretti het huis heeft ontworpen. Verder staat in de familiekroniek van J.A. Kopstadt (1827) dat keizer Jozef ii geprobeerd heeft Clermont ‘in österreichische Dienste zu ziehen. Clermont, dem schon die Blumenthaler Pläne im Kopf steckten, lehnte das Anerbieten des Monarchen ab’ (vgl. Liese, blz. 97). Nadat in 1791 een aanvang gemaakt was met de bouw (volgens Liese, blz. 127), kreeg Clermont op 12.10.1793 vergunning om bomen te laten planten langs de weg van Vaals naar het ‘Nieuw Huys’ genaamd ‘Blumenthal’ (gemeente-archief, nr. 10). In 1793 trok Clermont zich blijkens de Notizen van Kopstadt terug uit de dagelijkse leiding van zijn bedrijf in de hoop zijn ‘vor vielen Jahren schon in Grund gelegtes prächtiges Wohnhaus im unteren Teil von Vaals, Blumenthal genannt, völlig ausbauen zu können (.....). Allein der (....) verderbliche Revolutionskrieg der Franzosen (.....) hinderte ihn leider gewaltig an der ruhigen Ausführung seiner Entwürfe’ (vgl. Liese blz. 76). Maar toen de omstandigheden gunstiger werden ‘kam er auch bald wieder auf seine Lieblingsentwürfe und Beschäftigungen zurück und liess vorzüglich den Bau und die innere Einrichtung seines neuen Wohnhauses Blumenthal eifrigst betreiben. Es wurde auch dahin gebracht, dass sich die Hälfte dieses weitläufigen Wohngebäudes im Sommer 1795 in ziemlich wohnbarem Zustande befand. Er zog also im August dieses Jahres aus seinem alten Wohnhause mit seiner ganzen Haushaltung hinein’, aldus Kopstadt (vgl. Liese blz. 79). Toen het huis in 1795 door Clermont betrokken werd ontbrak aan de achterkant nog de bovenzaal. Het ‘Plan du Second Etage’ uit 1786 is kennelijk bewerkt met het oog op een voorlopige oplossing: lijnen van een schilddak binnen de muren van de
onvoltooide bovenzaal en vulmuurtjes in de deuropeningen. Het laag gehouden middengedeelte aan de achterkant had dus een voorlopig schilddak, dat aan drie zijden omsloten werd door delen die al op volle hoogte waren gebracht. Vandaar ook de brede u-vorm van het huis op de kaart van Tranchot uit de jaren 1803 e.v. Op deze kaart is ook de formele tuinaanleg met de vijvers weergegeven, evenals een bijgebouw links van het voorterrein haaks geplaatst ten opzichte van het huis.
In 1799 bezocht Christian Friedrich Hertzog uit Brunswijk in Vaals de huizen die zijn oom gebouwd had. ‘Das Haus bei Clermonts ist ein wahrer Pallast, so auch das des ältesten Bruders’, zo schreef hij in zijn dagboek ‘doch ist dieses Blumenthal in jedem Betrag weit vorzüglicher und ohnstreitig das schönste. Wir speisten in einem schönen tempelähnlichen Saale, und vor uns im Garten sprangen die schönsten Cascaden’ (vgl. Liese, blz. 138).
Johann Adam Heinrich von Clermont was hier in 1805 gastheer van keizerin Joséphine en haar zuster Hortense de Beauharnais, de toekomstige vrouw van koning Lodewijk Napoleon. In 1811 heeft hij geprobeerd huis en park te verkopen aan Napoleons zuster, prinses Pauline van Borghese. Zij betrok het huis enkele dagen met haar hofhouding maar kocht het niet.
Bij de voltooiing had het huis - met zijn mansardedaken en fronton op het midden van de voorgevel - een blokvormige gedaante gekregen met een torentje als
| |
| |
Afb. 124. Huis Blumenthal, hoofdgebouw en terrassentuin (opm. 1976).
| |
| |
Afb. 125. Huis Blumenthal voor 1848, voorzijde. Tekening van Ph.G.J. van Gulpen. Verz. Limb. Gesch. en Oudheidk. Genootsch., Stadsarchief Maastricht.
bekroning boven de grote zaal op de verdieping aan de achterkant. Dat blijkt uit de crayontekening van omstreeks 1850 (afb. 126), die op dit punt betrouwbaarder lijkt dan de weergave van Van Gulpen (afb. 125).
In 1846 heeft Carl von Clermont huis en park verkocht aan Wilhelm von Lommesen, Stadtrat in Aken. Op diens initiatief is hier in 1848 een klooster met pensionaat gevestigd van de Dames du Sacré Coeur, de congregatie waarbij zijn dochter Anna was ingetreden. De grote bovenzaal, eens feestzaal, werd toen veranderd in een kapel; beelden van Adam en Eva in nissen naast de entree zijn toen vervangen door beelden van Maria en Jozef.
Het iets ingekorte achterterrein werd omgeven door een muur en het 18de-eeuwse huis werd blijkens kadastrale gegevens voor 1855 oostwaarts verlengd en kort daarna westwaarts, zodat het - verhoogd met een extraverdieping - deel ging uitmaken van een langgerekt complex met kapel in het westelijke gedeelte. Dit complex werd in 1862 door brand zwaar beschadigd. Ten slotte werd vóór 1865 haaks tegen het westelijke uiteinde door Schmalbach de neogotische kapel gebouwd waarvan de eerste steen in 1855 was gewijd (P. Limb. 2: 1865, blz. 320). Het complex heeft lange tijd dienst gedaan als klooster met pensionaat en in de laatste jaren als middelbare school.
| |
Beschrijving
Het oorspronkelijke huis (afb. 124, 127, 131) vormt het hogere middendeel van een langgerekt complex met een oude dienstvleugel links van het voorterrein en haaks tegen het andere uiteinde de kapel.
Het voorterrein is van de straat gescheiden door een tuinmuur met toegangshek in de middenas van het complex.
Binnen de ommuring van het oplopende achterterrein zijn belangrijke onderdelen bewaard van een 18de-eeuwse terrassentuin (afb. 130, 131).
Het 18de-eeuwse middendeel van het gebouw heeft een bovenverdieping uit het midden van de 19de eeuw onder een flauwhellend schilddak met leien. De muren zijn opgetrokken uit baksteen met toepassing van Naamse steen voor plinten, venster- en ingangsomlijstingen en andere sierende delen: geblokte segmentboogomlijstingen
| |
| |
Afb. 126. Huis Blumenthal, voorzijde, naar een tekenig van c. 1850. Uit J.Th.H. de Win, De geschiedenis van Vaals.
met samengestelde sluitstenen, en omlijstingen met geprofileerde rondbogen in de middenrisalieten van voor- en achtergevel. De gevels zijn deels gewit en bij de risalieten gepleisterd.
Die risalieten hebben geblokte lisenen en een bekronend fronton. De bovenste rondboogvensters in de risalieten zijn in dubbel aantal twee aan twee gerangschikt en neoclassicistisch van vorm.
Het risaliet van de voorgevel (afb. 127) heeft op de eerste verdieping een smeedijzeren balkonhek in Lodewijk xvi-stijl. Voor dit risaliet bevindt zich nog het oorspronkelijke ingangsbordes met dubbele trapopgangen en smeedijzeren hekken in Lodewijk xvi-stijl. Op het gevelfronton staat een crucifix.
Het bredere risaliet van de achtergevel (afb. 131) heeft dubbele lisenen en een fronton met een ronde wijzerplaat. Ervoor staat een lage driezijdig gesloten aanbouw uit het midden van de 19de eeuw met rondboogvensters, geblokte hoeklisenen en een dakterras. Dat dakterras is voorzien van smeedijzeren hekken in neoclassicistische stijl tussen hoekpijlers met siervazen.
De aanbouwen, waarmee het oorspronkelijke huis in het midden van de 19de eeuw naar beide kanten werd verlengd, hebben gepleisterde gevels met segmentboogvensters. Ook de oorspronkelijke losse dienstvleugel, xviiid, haaks tegen het linker uiteinde, is van buiten gepleisterd. Dat is niet het geval met de bakstenen gevels van de neogotische kapel die haaks op het andere uiteinde staat.
| |
Inwendig
Het interieur van het oudste gedeelte is totaal veranderd. De ingangshal kreeg zijn huidige gedaante met boogvullingen van stuc langs de wanden na de brand van 1862. Achter deze hal loopt over de volle lengte een gang naar de oorspronkelijke zij-ingangen in de nu ingebouwde korte zijgevels. Oorspronkelijk zal de hal verder naar achteren hebben doorgelopen tot aan een grote tuinkamer, ongeveer analoog aan de indeling die de eerste verdieping moet hebben gehad.
In de westvleugel bevindt zich naast de neogotische kapel (afb. 129) een oratorium met neogotische beeldbaldakijns van stucwerk (afb. 128).
Uit de plattegrondtekening van Moretti uit 1786 (afb. 123) kan worden afgeleid dat
| |
| |
Afb. 127. Huis Blumenthal, 1786 e.v., architect J. Moretti. Voorzijde (opn. c. 1960).
Afb. 128. Huis Blumenthal, voormalig oratorium in stucadoorsgotiek, midden 19de eeuw (opn. 1982).
Afb. 129. Huis Blumenthal, kapel, gebouwd voor 1865 (opn. 1982).
| |
| |
Afb. 130. Huis Blumenthal, doorsnede van de terrassentuin (opm. 1976).
Afb. 131. Huis Blumenthal, 1786 e.v., architect J. Moretti. Achterkant gezien vanuit de terrassentuin (opn. 1977).
de eerste verdieping was ontworpen met een grote middenhal die in directe verbinding stond met de zaal aan de achterkant. Deze zaal en de aansluitende vertrekken lagen in enfilade. De hal was door gangen verbonden met hoekvertrekken aan de voorzijde, en met een trappehuis onmiddellijk naast de rechter hoekkamer. Aan de voorzijde waren naast die gangen aan weerskanten van de centrale hal slaapkamers met alkoven ontworpen.
| |
Tuin
Het voorterrein is van de straat af toegankelijk via een monumentale toegang met pijlers van Naamse steen, xviiid, waarvan twee siervazen nu op de plaats liggen van schampstenen. IJzeren hekken xix. De bakstenen tuinmuur, xviiid, heeft een deklijst en later verhoogde posten van Naamse steen. Op de crayontekening van omstreeks 1850 (afb. 126) zijn voor het huis nog twee ronde vijvers met fonteinen afgebeeld; restanten van de formele aanleg, weergegeven op de kaart van Tranchot (1803 e.v.).
| |
Terrassen
Binnen de midden 19de-eeuwse ommuring van het oplopende achterterrein liggen
| |
| |
Afb. 132. Huis Kirchfeld of Binterimse Huis, 1790, architect vermoedelijk J. Moretti (opn. 1918).
in de middenas van het complex nog enkele trapopgangen van Naamse steen, xviiid, van de vroegere terrassentuin (afb. 125). De bovenste is gecombineerd met een fontein, de onderste met een smeedijzeren poorthek in Lodewijk xvi-stijl (afb. 130-131) tussen hoekposten van Naamse steen met gebeeldhouwde festoenen en zware dekplaten, xviiid; in de bekroning van de smeedijzeren poort is een ovaal schild opgenomen met een monogram van twee gespiegelde letters c; het monogram van Clermont.
| |
Huis Kirchfeld of Binterimse huis
Huis Kirchfeld, later bekend als Binterimse huis of Ood Kurhaus, Koperstraat nr. 4-6-8, is in 1790 gebouwd voor Carl Theodor Arnold von Clermont, oudste zoon van de lakenfabrikeur Johann Arnold von Clermont. Architect was vermoedelijk Joseph Moretti (Liese, blz. 127, 130). Uit het faillissement van Clermont in
| |
| |
september 1829 werd ten overstaan van notaris Rompen uit Gulpen openbaar verkocht onder meer het mooie, modern gebouwde huis, genaamd Kirchfeld, met remisen, stallen, Basse-Cour en tuin, geheel met muren omgeven, vlak bij de nieuwe chaussée van Maastricht naar Aken, ongeveer tegenover het Hollandse grenskantoor gelegen (Liese blz. 163). Blijkens kadastrale gegevens in 1841 eigendom van Leonard Meessen. Volgens Vaessen (par. 72) later bewoond door Theodor Binterim. Het huis staat als u-vormig complex aangegeven op de kaart van Tranchot (1803 e.v.). Op het terrein aan de Lindenstraat kwam de lakenfabriek van Clemens August Joseph Binterim (in 1841 als eigenaar vermeld in de oudste aanwijzende tafel van het kadaster).
| |
Exterieur
Het huis bestaat uit twee even hoge vleugels haaks op elkaar met mansardedaken. Rechts ervan stond haaks op de straat blijkens oude kadastrale kaarten en een foto een bijgebouw, koetshuis met paardestal. Tussen dit gedeelte en het hoofdgebouw bevond zich een poort die is herbouwd naast het Kritzraedthuis in Sittard.
Het huis is opgetrokken uit baksteen met toepassing van Naamse steen voor omlijstingen en andere sierende delen: omlijstingen van segmentboogvensters met samengestelde sluitstenen, welke omlijstingen op de begane grond en verdieping van de straatgevel en de gevels aan de binnenplaatskant geblokt zijn. Bij enkele vensters zijn nog smeedijzeren raamhekjes bewaard. De brede voorgevel heeft geblokte hoeklisenen en een middenrisaliet van drie traveeën, waarin men van onder naar boven rondbogen in blokwerk, rondbogen tussen geblokte hoeklisenen en segmentboogvensters ziet. Verder was er blijkens een oude foto (afb. 132) vroeger op de eerste verdieping een smeedijzeren balkonhek in Lodewijk xvi-stijl met het jaartal 1790. De rest van de voorgevel is grotendeels met later pleisterwerk bedekt en links verminkt door het aanbrengen van een winkelpui.
| |
Interieur
Het huis is onderkelderd. In een achterkamer op de verdieping bevindt zich een schouw met een marmeren ondermantel en een bovenmantel met een spiegel en stucwerk in Lodewijk xvi-stijl. Een venster is aan de kant van het trappehuis door een smeedijzeren hekje in Lodewijk xvi-stijl afgeschermd.
| |
Obelisk
De Obelisk van Clermont staat in het gemeenteplantsoen ten noorden van de Maastrichterlaan in een vijver, die oorspronkelijk behoorde bij de uitgestrekte parkaanleg ten noorden van het Stammhaus en de Koperhof.
| |
Geschiedenis
De obelisk, opgericht in 1790, markeerde het noordelijke uiteinde van Clermonts domein (Liese, blz. 41, 86. - Schweizer, blz. 61). Blijkens de kaart van Tranchot (1803 e.v.) lag de vijver met de obelisk ongeveer in het verlengde van de formele tuin achter de Koperhof en de Lutherse kerk.
In 1799 schrijft J.A. Kopstadt in zijn Biographische Notizen dat Johann Arnold von Clermont ertoe overging ‘fast am Ende dieser ausgedehnten Anlagen ein Monument zu errichten (......). Es war dies eine 30 Fuss hohe Pyramide von Quadersteinen, die sich aus einem Teiche erhebt, auf der Mitte mit seinem, des Erbauers, Namen und auf der Spitze mit einem Januskopfe versehen’ (Liese, blz. 86). In het Rijksarchief in Maastricht bevindt zich een tekening van M. Soiron (Album vi, 119) met een opmeting en een weergave van het monument in een ‘ovalen ronde bassin’, en op halve hoogte van de obelisk van gebeeldhouwde wapens voorzien (afb. 133). Het bijschrift luidt: ‘gesien in Vaals in den Hof van de Heer Clermont fabrikant in t midden tussen 2 grote en lange alleen eenen groten ovalen bassin met water hebbende in t midden op een eylandt 2 a 3 trappen geeleveert eenen Naemsen vierkantigen hogen piramid staende op eenen piedestal hebbende van onderen aen den grond vier poortjens waerinne de swanen en enden gaen broyen, en staen op de vier zijdens 4 wapens vergult van de Heer Clermont, en termineert hij van boven met eene veelpuntige Sterre’.
De vijver, die volgens Soiron ovaal was, had blijkens de kaart van Tranchot al vroeg in de 19de eeuw een rechthoekige vorm. Vlak bij staat op het kadastrale minuutplan van omstreeks 1829 een gebouw aangegeven met een gebogen uitbouw aan de westkant. Blijkens de oudste kadastrale gegevens is dit in 1841 de fabriek
| |
| |
Afb. 134. Obelisk van Johann Arnold von Clermont, 1790 (opn. c. 1960).
Afb. 133. Obelisk van Johann Arnold von Clermont, 1790. Tekening van M. Soiron. Rijksarchief Maastricht.
van K.H. von Görschen ( a 361) met vier percelen als vijvers ( a 357, 359, 360 en 362) en de rest als bouwland ( a 367, 365) en boomkwekerij ( a 364). Het gebouw was volgens de Gemeente-atlas van Kuyper (c. 1865) lakenfabriek, later onder meer naaldenfabriek, en ten slotte stond hier de textielfabriek van de firma Dechamps en Drouwen. Vaessen (par. 72, nr. 15) vermeldt een lakenververij en -wasserij in de Bemden.
| |
Beschrijving
Het monument (afb. 134), opgetrokken uit Naamse steen heeft de vorm van een obelisk die met een vierkant voetstuk op een vierkante onderbouw staat, waarin zich vier vierkante poorten voor zwanen en eenden bevinden, waarvan drie dichtgemetseld. De obelisk heeft bolvormige hoekversieringen aan de onderkant en een bolvormige bekroning. Aan de zuidkant van het voetstuk bevindt zich een paneel met profiellijst, waarbinnen een metalen plaat heeft gezeten; die plaat toonde een siervaas, het jaartal 1790, en het geboortejaar 1728 van J.A. von Clermont, van wie het sterfjaar niet was ingevuld.
| |
Bau en Cereshoeve
Het huis de Bau en de Cereshoeve, gelegen aan de noordkant van de Tentstraat (nrs. 53-65 en 67-69b) vlak bij de Hertogstraat, zijn gebouwd als woning met fabriek en hoeve voor de Burtscheider naaldenfabrikant Jacob Kuhnen. Zij vormen samen een groot complex met twee open binnenplaatsen, die van de Cereshoeve naar de straat, en die van de Bau naar de veldzijde gericht.
| |
Litteratuur
Buchkremer, blz. 96 e.v. - De Crassier, 1935, blz. 329-330. - Liese, blz. 35-37, 96, 120-122.
| |
Afbeeldingen
Drie geaquarelleerde tekeningen van Kaspar Wolff, 1780, - Stadsarchief van Aken Hs. 987 - tonen het complex uit het zuidoosten, zuidwesten en noordwesten (afb. 136-138). - ‘Topographische teekening van het landgoed genaamd Cereshof gelegen in de gemeente Vaals toe behoorende aan den Wel. Ed. Heer Ruland te
| |
| |
Vaals 1872’; op deze tekening - met ook een vooraanzicht van de Cereshoeve - is de aard van de begroeiing van de betreffende terreinen ‘figuratief’ aangegeven. Eigendom van de heer W. Waelen te Vaals (afb. 139-140).
| |
Geschiedenis
Het complex is gebouwd voor de naaldenfabrikant Jacob Kuhnen uit Burtscheid, die in 1767 in de ‘Reformierte’ kerk van Vaals in het huwelijk was getreden met Sarah Katharina Prym. Architect was volgens Liese (blz. 35 en 127) Joseph Moretti.
Met het oog op zijn plannen voor een grote ‘Bau’ in Vaals heeft Jacob Kuhnen op 14 september 1776 op uitgebreide schaal grond geruild met Johann Arnold von Clermont. Kort daarna moet men met bouwen begonnen zijn. Dat blijkt uit de jaartallen 1777 op een trapleuning in het huis.
Kuhnen, grootmeester van de Vrijmetselaarsloge, was een prachtlievend man, die bij Vaals al het landhuis de Esch bezat. Maar hij leefde op te grote voet, ging failliet en verhuisde naar Vaals, waar hij in de ‘Neue Bau’ ging wonen. Door verkoop van zijn uitgebreide goederen in Burtscheid kon hij tegemoet komen aan zijn schuldeisers met wie hij in 1782 een schikking trof. In 1779 schrijft de Akense magistraatsdienaar Johannes Janssen: ‘Der grosse Logenmeister von die Freimaurer Kuhnen (Coenen) ist faliert und von Burtscheid hinweg nach Vaals gezogen und ist ihm alles verkauft worden, alle seine Raritäten in Summa, da liegt alle grosse Anstalten sambt unmässige Kosten, liegt alles nun im Wilden. Dem Kuhnen wird alle Meubel verkauft, sambt alle rare Muschelwerk und gehet nach Vaals wohnen, allwo er ein stattlicher Bauw hat machen lassen und einen grossen Saal vor die Freimaurer ihre Beysammenkunft, dessen er selber Grossmeister ist. Allwo sie dan öfters beisammenkommen. In diesem Haus ist auch ein apart Zimmer, gans inwendig mit gemalde Tapeten, aber recht unchristlich, in allerhand Vorstellungen’ (vgl. Liese blz. 121).
| |
Het complex in welstand
In het najaar van 1782 reisde Peter Eberhard Müllensiefen naar Vaals met zijn baas, de staaldraadhandelaar en burgemeester Rumpe uit Altona. Over de ‘Neue Bau’ schrijft hij ruim een halve eeuw later: ‘Die Decke des Saales, den wir durch eine riesige Doppeltür betraten, zeigte statt der Balken lauter ineinanderschliessende flache Gewölbe, die gegen Feuersgefahr sichern sollten; denn in den beiden Flügeln des Schlosses wurde die Nähnadelfabrik in grösstem Umfang betrieben. Die Wände des Saales waren mit Tapeten von Wachsleinewand bedeckt, die in künstlericher Ölmalerei die gesamte Fabrikation darstellten, wie sie vom Draht an durch 80 bis 100 Manipulationen bis zur vollendeten allerfeinsten Nähnadel fortschreitet und auf dem Frachtwagen endet’ (vgl. Liese, blz. 122). Bij een rondgang door het huis kwam men ook in de toen nog aanwezige uitzichtstoren: ‘Wir gingen weiter ins obere Stockwerk zum Genuss einer malerischen Aussicht, welche die ganze weite Umgebung beherrschte. Mir wurde wieder die Ehre des Vortritts. Auf der obersten Stufe angelangt schritt ich leise auf eine am Ende des Tisches sitzende, prächtig gekleidete Dame zu, die sich nachlässig auf ihren linken Arm stützte. Ihr schräg gegenüber, an der Langseite des Tisches, sass ein vornehmer Herr, den Kopf auf die rechte Hand gestützt und in ein leises Gespräch mit der Dame anscheinend so vertieft, dass meine wiederholte ehrerbietige Verbeugung gar nicht bemerkt wurde. Hierüber etwas betroffen war ich eben im Begriff, mich bescheiden zurückzuziehen als die mir nachgeschlichene Gesellschaft in lautes Lachen ausbrach (......). Was ich nämlich für vornehme Herrschaften gehalten, waren nur schön geschmückte Wachsfiguren in Lebensgrösse, so natürlich nachgebildet, dass nach mir Witzbolde und Gelehrte aller
Art in ähnlicher Weise, zum Teil in meiner Gegenwart, getäuscht worden sind’ (vgl. Liese blz. 35-36).
| |
De tuin in de 18de eeuw
Müllensiefen kreeg in 1782 uiteraard ook de tuin te zien: ‘Beim Überschreiten der Türschwelle fuhr ich unwillkürlich zusammen. An der linken Seite krümmte sich eine scheussliche Hydra unter dem mächtigen Fuss eines von oben bis unten mit Muscheln gepanzerten, auf seine Keule gestützten Herkules, der fast bis an die Sohle des ersten Stockwerks reichte. Rechts paradierte, ebenfalls in einem Harnisch von Muschelwerk, ein anderer mythologischer Halbgott oder Held, dessen Namens ich mich nach 56 Jahren nicht mehr genau entsinnen kann. (.....). Eine Rasentreppe führte in ein rundes, grünes Bassin, an dessen Wänden Eidechsen
| |
| |
aller Art, Schlangen, Kröten und Krokodile feindlich und kampfgerüstet nebenund gegeneinander standen. Auf den Rasenwege jenseits des Bassins mussten einzelne halbversteckte Amphibien aufmerksam überschritten werden, während auf beiden Seiten Klapperschlangen und andere schädliche Tiere aus dem Grase auftauchten oder hinter Blumen und Strauchwerk heimtückisch lauerten. Weiter gelangte man in eine stattliche breite Allee, auf deren beiden Längsseiten riesige Brustbilder der berühmtesten Griechen und Römer auf hohen massiven Fussgestellen prangten. Die Allee, nach Osten hin etwas gesenkt, zeigte im Hintergrund ein Schilderhaus, neben dem in Lebensgrösse ein bewaffneter Soldat stand, der den Eingang bewachte’ (vlg. Liese, blz. 36).
De kaart van Tranchot (1803 e.v.) doet vermoeden, dat het terrein dat bij de gebouwen hoorde zich oostwaarts uitstrekte tot dicht bij het wegenknooppunt naast de oude kerktoren van Vaals. Akkerland, omzoomd met hoger opgaand groen, een formele tuin ten noorden van het complex en een formele tuinaanleg langs de weg die nu Tentstraat heet. Een omsloten tuingedeelte bij de oostelijke vleugel van de Bau, de woonvleugel, had twee paar toegangshekken tegenover elkaar aan de lange zijden; dus aan de kant van de weg en aan de zijde van het akkerland. Zij staan afgebeeld op twee van de tekeningen van Caspar Wolff uit 1780, die het complex vanuit het zuidoosten en het noordwesten laten zien (afb. 135 en 137); aan de oostkant stond blijkens de laatstgenoemde tekening vermoedelijk even buiten het omsloten terrein een gebouwtje met tentdak, misschien het schildwachthuisje met de levensgrote soldatenfiguur, vermeld door Müllensiefen. De voetstukken met borstbeelden van Griekse en Romeinse helden, die Müllensiefen in 1782 zag, zijn vermoedelijk aangegeven op de helling in de linkerhelft van deze tekening met op de achtergrond onder meer de middeleeuwse kerktoren en het torentje van de Franse kerk in Vaals; eronder staat namelijk genoteerd: ‘x 24.Statue’. Uit deze tekening blijkt dat de binnenplaats van de Bau aan de veldzijde een afscheiding had met een toegangshek in het midden. Uit de twee andere tekeningen van Wolff blijkt dat er aan de wegzijde niet alleen een toegangshek voor de binnenplaats van de Cereshoeve, maar ook twee toegangshekken waren aan de overkant in de as van Cereshoeve en Bau. Het terrein aan de overkant van de weg moet dus ook van Kuhnen zijn geweest.
| |
Hoekpaviljoen met ‘Chinese uitzichtkoepel’
Blijkens de tekeningen van Caspar Wolff (afb. 135-137) waren de gebouwen oorspronkelijk afgedekt met mansardedaken terwijl de oostelijke vleugel met de woonvertrekken bij het noordelijke uiteinde een hoger opgetrokken gedeelte had met een uitzichtkoepel in de vorm van een ‘Chinese tempel’. Daar zal Müllensiefen in 1782 de wassen beelden hebben gezien.
Toen Jacob Kuhnen kort na zijn vestiging in de Neue Bau gestorven was, zette zijn weduwe het bedrijf voort, totdat alle bezittingen van Kuhnen in Vaals in handen kwamen van de familie Von Sternbach. In 1835 is de naaldenfabriek opgeheven. Blijkens de oudste aanwijzende tafel van het kadaster was de Bau in 1841 eigendom van Anna Maria Meessen en de Cereshoeve van Jacobine Buchacker-geb. Fellinger. In de jaren '70 van de vorige eeuw was de Cereshoeve in handen van de familie Ruland.
Enige jaren geleden heeft de gemeente Vaals de gebouwen, die grotendeels tot huurkazerne waren gedegradeerd, gekocht om ze na restauratie een betere bestemming te kunnen geven.
| |
Beschrijving plattegrond
De Bau bestaat uit drie aaneengesloten vleugels om een binnenplaats die aan de achterkant - de noordzijde - open is. Deze binnenplaats is van de straat af toegankelijk via een inrijpoort in de zuidvleugel. In deze zuidvleugel en de kortere westvleugel was oorspronkelijk de naaldenfabriek ondergebracht, terwijl de oostvleugel met de woonvertrekken het representatieve gedeelte vormde. De oostvleugel zou blijkens de afwijkende asrichting en de aanwezigheid van een 17de-eeuwse schouw op de plaats kunnen staan van een ouder gebouw (afb. 138). De Cereshoeve heeft een binnenplaats die van de straat is gescheiden door een muur met toegangshek. Het belangrijkste gebouw is hier de grote, gedeeltelijk tot woning verbouwde schuur aan de achterzijde - de noordkant - met zijn brede pronkgevel aan de zijde van de binnenplaats. De hoeve ontleent haar naam aan het reliëf met afbeelding van de godin Ceres in de gevelbekroning. De binnenplaats
| |
| |
Afb. 135. Neue Bau en Cereshoeve - woning uit 1777 met naaldenfabriek en hoeve - van Jacob Kuhnen; de Bau met een ‘Chinees’ uitkijkpaviljoen. Tekeningen van Caspar Wolff 1780. Wellicht voorstudies voor schilderijen (geschilderd behang?). Stadsarchief Aken.
Uit het noordwesten.
wordt links geflankeerd door een huis en een daarop aansluitende lage vleugel die doorloopt langs de westelijke eindgevel van de schuur; rechts liggen achter een scheidingsmuur de westvleugel van de Bau en het restant van een lage tussenvleugel, waarin zich vroeger een doorrit bevond als verbinding tussen beide binnenplaatsen; tegen de oostelijke eindgevel van de grote schuur, de hoofdvleugel, tekenen zich nog de moeten af van het mansardedak van deze lage, later ingekorte tussenvleugel (afb. 135). Oorspronkelijk had de Cereshoeve een symmetrische aanleg, waarin de gebouwen aan weerskanten van de binnenplaats, eigenlijk voorplein, elkaars tegenhanger waren. Maar door verbouwingen is het aspect van het hele complex ingrijpend veranderd.
Dat kwam vooral door veranderingen van de Bau. De mansardedaken, de uitkijktoren met zijn ‘Chinese’ bekroning en het fronton van de voorgevel (afb. 136-138) werden opgeofferd om een extra verdieping te kunnen maken met flauw hellende op elkaar aansluitende schilddaken. Een verarming, waarbij ook de geblokte hoeklisenen van de zijrisalieten aan de straatzijde en aan de oostkant van het woongedeelte verdwenen.
| |
Exterieur
De gebouwen (afb. 139, 140, 142, 143) zijn opgetrokken uit baksteen met toepassing van Naamse steen voor omlijstingen van rondboogpoorten, segmentboogingangen en -vensters, en andere sierende delen. Omlijstingen uit de 19de eeuw zijn uitgevoerd in cement.
| |
Cereshoeve
De binnenplaats van de Cereshoeve wordt beheerst door de pronkgevel van de hoofdvleugel, de grote schuur aan de achterzijde. Deze brede façade (afb. 141) heeft een middenpartij met een hoge nisfontein en geblokte hoeklisenen; het geheel onder een bekroning met de voorstelling in reliëf van de godin Ceres met korenschoven; de bekroning heeft een in- en uitgezwenkte profiellijst die uitloopt in twee zijvoluten. Blijkens twee van de tekeningen van Caspar Wolff uit 1780 (afb. 137 en 138) was de schuur oorspronkelijk zuiver symmetrisch. De voorgevel was vensterloos met aan beide kanten van de middenpartij een rondboogpoort en meer naar buiten een segmentbogige stalingang; aan de veldzijde een dergelijke indeling.
| |
| |
Afb. 136. Neue Bau en Cereshoeve - woning uit 1777 met naaldenfabriek en hoeve - van Jacob Kuhnen; de Bau met een ‘Chinees’ uitkijkpaviljoen. Tekeningen van Caspar Wolff 1780. Wellicht voorstudies voor schilderijen (geschilderd behang?). Stadsarchief Aken.
Uit het zuidoosten.
Afb. 137. Neue Bau en Cereshoeve - woning uit 1777 met naaldenfabriek en hoeve - van Jacob Kuhnen; de Bau met een ‘Chinees’ uitkijkpaviljoen. Tekeningen van Caspar Wolff 1780. Wellicht voorstudies voor schilderijen (geschilderd behang?). Stadsarchief Aken.
Uit het zuidwesten.
| |
| |
Afb. 138. Cereshoeve en Bau (opm. 1976).
Het westelijke schuurgedeelte is xixb voorzien van verdiepingen met daarbij een segmentboogingang en segmentboogvensters in omlijstingen van Naamse steen, zodat hier de poorten kwamen te vervallen (vgl. afb. 139). De andere poort, aan de veldzijde van het oostelijke schuurgedeelte, is dichtgemetseld, zodat alleen de poort rechts aan de voorzijde nog gebruikt wordt. Deze heeft een omlijsting in dezelfde trant als die aan de straatzijde van de Bau, eveneens met twee x-vormige ankers erboven. Rechts naast de fontein zit een segmentboogpoortje in een cementen omlijsting, dat er nog niet was in 1872 toen de kadastrale tekening met de bezittingen van Ruland werd gemaakt (afb. 139-140).
Het oorspronkelijke mansardedak van dit monumentale gedeelte heeft moeten plaatsmaken voor een zadeldak tussen trapgevels. De lage gebouwen links en rechts hebben tegenwoordig flauw hellende daken. Het huis links vooraan, xix, dat een mansardedak bezit (afb. 142), is aan de binnenplaatskant gewijzigd door een uitbouw met trapgevel.
De bakstenen muur aan de straatkant van de Cereshoeve heeft rechthoekige spaarvelden met geblokte hoekposten bij de uitspringende toegang in de middenas. Rechts van de Bau bevindt zich nog een deel van zo'n muur met aan het eind de geblokte hoekposten van een toegang; in 1896 zaten hier nog de smeedijzeren hekken met de initialen jk van Jacob Kuhnen en skp van zijn vrouw Sarah Katharina Prym (Buchkremer blz. 96).
| |
Bau
De oostgevel van de Bau is als representatieve façade van het woongedeelte rijk behandeld (afb. 143). Een gebeeldhouwde in- en uitgezwenkte bekroning op het middengedeelte, nu grotendeels opgenomen in het muurwerk van de 19de-eeuwse bovenverdieping en geflankeerd door twee rondboogvensters in cementen omlijstingen, bevat een groot wapenschild tussen banderolles, wijnranken en twee engeltjes - wapens en opschriften zijn echter verdwenen -; het geheel bekroond met een mascaron als onderdeel van een fors geprofileerde kroonlijst met voluten; daaronder twee kraagstenen met festoenen. In de middelste travee van deze gevel zitten dubbele tuindeuren, een bovenlicht met lantaarn, dubbele balkondeuren in
| |
| |
Afb. 139. Cereshoeve, c. 1777, architect vermoedelijk J. Moretti. Voorgevel van het hoofdgebouw. Afbeelding bij een topografische tekening van het landgoed ‘Cereshof’ van Ruland, 1872. Particulier bezit.
Afb. 140. Cereshoeve, c. 1777, architect vermoedelijk J. Moretti. Voorzijde van het hoofdgebouw (opn. 1974).
Afb. 141. Gedeelte van een topografische tekening van het landgoed ‘Cereshof’ van Ruland, 1872. Particulier bezit.
| |
| |
Afb. 144. De Bau, trapleuning uit 1777 (opn. 1959).
Afb. 142. Cereshoeve en Bau, c. 1777, straatzijde (opn. c. 1950).
Afb. 143. De Bau, 1777, architect vermoedelijk J. Moretti. Zuidgevel waarvan de bekroning is opgenomen in muurwerk van de latere bovenverdieping (opn.c. 1950).
Lodewijk xv-stijl en een smeedijzeren balkonhek in Lodewijk xvi-stijl. De vensters in de zijrisalieten van deze gevel staan hoger dan die in het middengedeelte.
De inrijpoort van de Bau heeft geprofileerde imposten en aan de straatzijde ook een geprofileerde sluitsteen; verder zijn hier vier schamppalen en boven elke poortomlijsting twee x-vormige ankers. Het lage gedeelte in het verlengde van de westvleugel heeft aan de kant van de Bau nog een geblokte dichtgemetselde poortomlijsting met samengestelde sluitsteen en twee x-vormige ankers erboven; een restant van de vroegere doorrit naar de Cereshoeve. Verder is er aan de kant van de Bau nog een aantal buitendeuren in Lodewijk xv-stijl bewaard: een aan de westkant van de binnenplaats naast de dichtgemetselde poort, twee aan de zuidkant en twee andere aan de oostzijde.
| |
De Bau inwendig
De kelders van de Bau zijn overdekt met tongewelven en troggewelfjes tussen gordelbogen. De oostvleugel van de Bau, eens woongedeelte, heeft op de begane grond een hal met tegelvloer, die dwars door het gebouw van de hoofdingang aan
| |
| |
de binnenplaats doorloopt tot aan de tuindeuren. Links daarvan ziet men eerst het trappehuis met een eiken trap, waarvan de leuning is versierd met harpstukken die het inschrift anno 1777 en de ajour gesneden initialen jk van Jacob Kuhnen dragen (afb. 144).
Tegenover het trappehuis bevinden zich op de begane grond een vestibule met een plavuizenvloer en daarachter een kamer, beide met Lodewijk xv-vleugeldeuren in de middenas. Tegen de zuidwand van deze kamer, die uitziet op de binnenplaats, staat een grote schouw xvii, waarvan de kap verdwenen is; hij heeft voluutvormige wangen van Naamse steen met gebeeldhouwd rankwerk aan de voorkant en Ionische kapitelen als bekroning.
De hal onderbreekt een reeks kamers aan de kant van de tuin, waarvan drie in enfilade zijn gelegen met Lodewijk xv-vleugeldeuren in de middenas. Een van de zuidelijke kamers heeft aan de zuidkant een schouw - met een gietijzeren haardomraming in Lodewijk xv-stijl - als middendeel van een kastwand met dubbele Lodewijk xv-deuren en een geprofileerde kroonlijst. Op de begane grond en op de eerste verdieping zijn nog vrij veel kamer- en kastdeuren in Lodewijk xv-stijl aanwezig.
De eerste verdieping van deze oostvleugel heeft een gang in de lengterichting met kamers aan weerskanten, een hoger gelegen ruimte aan de noordkant, en aan de andere zijde een hoger gelegen doorgang naar de zuidvleugel. De meeste kamers zijn hier overdekt met koofplafonds van stuc. Het middelste vertrek aan de tuinkant van de eerste verdieping, oorspronkelijk slaapkamer, heeft aan de noordkant een alkoof achter een houten wand met panelen en vleugeldeuren in Lodewijk xv-stijl; aan de zuidzijde van deze kamer bevindt zich een nisschouw met gecanneleerde pilasters, en leeuwekoppen in de boogzwikken, uitgevoerd in stucwerk. In de kamer ten noorden van deze gedeelde ruimte is aan de noordzijde een schouw met stucwerk in Lodewijk xv-stijl.
In het oostelijke gedeelte van de zuidvleugel bevinden zich nog enige kamerdeuren in Lodewijk xv-stijl; verder valt hier nog te vermelden een eenvoudig betimmerde schouw op de begane grond.
| |
Huis Verves
Het huis Verves, Von Clermontplein nr. 34-42, dankt zijn benaming aan de vroegere bestemming: verfhuis (verfhus, verves) van de Doopsgezinde gemeente, voor het eerst vermeld in 1761 (gemeente-archief, inv. nr. 46; zie ook blz. 84).
| |
Litteratuur
Tegenwoordige Staat, blz. 408. - P. Limb. 2: 1865, blz. 320. - Liese, blz. 10, 117-118.
| |
Geschiedenis
Een zaal in het huis werd door de Doopsgezinden als kerkruimte gebruikt. De plattegrond van het huis van de Mennonieten staat gedeeltelijk aangegeven op een van de ontwerptekeningen van Joseph Moretti voor het Stammhaus van Clermont die nu berusten bij graaf A. de Clermont in Parijs: te weten het voorontwerp met de algemene plattegrond (afb. 95). Blijkens het kadastrale minuutplan had het omstreeks 1830-'40 nog steeds zijn oude omvang. Daaruit valt af te leiden dat de kern van het tegenwoordige complex moet gezocht worden in de zuidvleugel. In dit gedeelte zal zich eens de vergaderruimte van de Doopsgezinde gemeente hebben bevonden.
De Doopsgezinden uit Aken vestigden zich in 1601 in Burtscheid en stichtten daarna een kerkje in Vaals, waarvan in 1740 (Tegenwoordige Staat, blz. 408) vermeld wordt dat het ‘klein, met leeme wanden opgehaald en met Rietdak gedekt’ is. De kerkruimte in het verfhuis verloor haar functie na de dood van de laatste predikant in 1776, waarna de gemeente snel in aantal achteruit ging zodat er omstreeks 1800 in Vaals nog maar twee huisgezinnen van Doopsgezinden over waren gebleven. Een van de belangrijkste leden, de lakenfabrikant Von Loevenich, was in 1785 toegetreden tot de Lutherse kerk en naar Frankfurt a.M. vertrokken. In 1865 wordt vermeld, dat een gedeelte van de kerk nog bestaat; ‘de jood Gerothwold, uit Francfort, zich noemende graaf de Croy, heeft er het torentje van
| |
| |
Afb. 145. Huis Verves, (opm. 1976).
Afb. 146. Huis Verves, middengedeelte van de voorgevel, 3de kwart 19de eeuw (opn. 1975); vgl. afb. 111.
| |
| |
Afb. 147. Bloemendalstraat 7, uit het 3de kwart van de 17de en het 3de kwart van de 19de eeuw (opn. c. 1960).
Afb. 148. Bergstraat 20-34, oude toestand (opn. 1967).
afgebroken en twee andere tegen elkander over gebouwd’ (P. Limb. 2: 1865, blz. 320). In 1841 stond het huis nog op naam van een zekere Jozef Göbbels.
| |
Beschrijving
Het complex is opgetrokken uit baksteen en de gevels zijn gepleisterd. Het oudste gedeelte, de zuidvleugel, heeft een topgevel aan de straat en segmentboogvensters in geblokte omlijstingen van Naamse steen met samengestelde sluitstenen, xviiid. De hogere achterbouw van deze vleugel zou nog voor een deel uit de tijd kunnen zijn van de vroegere Doopsgezinde kerk. Dit gedeelte, afgedekt met een zadeldak, heeft aan de binnenplaatskant een lage rondboogpoort.
De poortvleugel met zijn hogere middengedeelte, de noordvleugel en beide vierkante hoektorens zijn omstreeks het midden van de 19de eeuw gebouwd. De zuidelijke toren is op de plaats gekomen van een oudere aanbouw, terwijl de noordelijke toren op de plaats kwam te staan van een los vierkant gebouwtje. Zo ontstond het brede symmetrische front met middenpoort en op zij twee topgevels en twee hoektorens. De neogotische kasteelarchitectuur van poortpaviljoen en hoektorens met schietspleten gaat hier samen met segmentboogvensters en een rondboogpoort in traditionele omlijstingen van Naamse steen; de vensteromlijstingen van de middenvleugel met afgeronde bovenhoeken, die van de noordvleugel geblokt met vlakke getrapte sluitstenen, en de poort met voluutvormige schampstenen.
| |
Overige huizen
Akenerstraat
Akenerstraat nr. 25 en 27. Huizen aan de noordkant van de straat met segmentboogomlijstingen van Naamse steen in gepleisterde lijstgevels, xviii.
Bergstraat nr. 23. Bakstenen huis aan de noordoostkant. Zuidelijke zijgevel, xviiib, met segmentboogkozijnen van Naamse steen.
Aan de zuidwestkant van de Bergstraat:
Bergstraat nr. 2 en 4, bij de Tentstraat. Huizen met gepleisterde lijstgevels, xixb; segmentboogvensters met geprofileerde omlijstingen in eclectische trant.
| |
| |
| |
Bergstraat
Bergstraat nr. 6. Hoekhuis van baksteen dat volgens niet oude ankercijfers uit 1767 zou dateren. Deze cijfers zijn aangebracht op een gepleisterde lijstgevel aan de kant van de Bergstraat (afb. 159). De segmentboogvensters en de segmentboogingang in het midden van die gevel hebben omlijstingen van Naamse steen, met geblokte pleisterornamenten op de sluitstenen van de omlijstingen xixb.
Bergstraat nr. 12-14. Huizen met gepleisterde lijstgevels in eclectische trant xixb. Bergstraat nr. 16-18. Huis met gepleisterde lijstgevel, xviii-xix, waarin een segmentboogingang en segmentboogvensters met omlijstingen van Naamse steen. Bergstraat nr. 20-34. Nieuw huis met in de gereconstrueerde voorgevel van vroeger (afb. 148) segmentboogomlijstingen van Naamse steen die bij de sluitsteen met voluten zijn versierd, midden xviii.
| |
Bloemendalstraat
Bloemendalstraat nr. 1, noordwesthoek Hertogstraat. Huis met ankerjaartal 1719 en segmentboogvensters in een gepleisterde lijstgevel.
Bloemendalstraat nr. 7. Gesloten hoeve van baksteen aan de noordkant van de straat ten oosten van de Sint-Adelbertshoeve. Het oudste gedeelte langs de straat, xviic, met breukstenen onderbouw, en ingang- en vensteromlijstingen van Naamse steen met rechte lateien onder ontlastingsbogen; in de straatgevel tweelichtkozijnen en enkele ronde vensters met geprofileerde omlijstingen en aan de binnenplaatskant kruiskozijnen. Dit gedeelte heeft een overstekend dak in châlettrant met steekkap aan de binnenplaats, xixc. Aan de kant van de straat een segmentboogpoort in eclectische trant en een voetgangersingang in Naamse steen in een muur die voorzien is van een zadeldakje. De overige drie vleugels, xixc, met segmentbogen en overstekende daken in eclectische trant. Volgens Liese (blz. 64) wordt in het testament van de moeder van Johann Arnold von Clermont, Helene Margarethe Clermont geb. von Huyssen, overleden in 1776, ook vermeld het goed naast St. Albert (afb. 147).
Bloemendalstraat nr. 9-11. Hoeve Sint Adelbert, zie blz. 82.
Bloemendalstraat nr. 4. Dwarsstaand huis aan de zuidkant van de straat; met gevels van vakwerk en baksteen; aan de oostkant een uitbouw onder een doorgetrokken schild van het zadeldak. Segmentboogvensters xviiib.
| |
Von Clermontplein
Von Clermontplein nr. 27. Huis aan de noordkant van het plein naast het huis Clermont. Gepleisterde lijstgevel en kopgevel in eclectische trant, xixc; in de eindgevel mergelblokken.
Aan de zuidkant van het Von Clermontplein:
Von Clermontplein nr. 2, tegenover de Lutherse kerk. Woonhuis met segmentboogomlijstingen van Naamse steen in de gepleisterde lijstgevel, xviiib-xix.
Von Clermontplein nr. 4-6. Dubbel herenhuis van baksteen met mansardedak, xviiic. Gewitte lijstgevel van zes traveeën met geblokte hoeklisenen, segmentboogvensters en twee segmentboogingangen met geblokte omlijstingen van Naamse steen. Rechthoekige keldervensters met kozijnen van Naamse steen. Voor beide ingangen in de middentraveeën een bordes met twee zijdelingse trapopgangen en een smeedijzeren balustrade in Lodewijk xv-stijl. Inwendig een eenvoudige trapleuning xviiic. Gezien de stijl zou dit een van de huizen voor personeel van Clermont kunnen zijn, waarvan J.A. Kopstadt gewag maakt in zijn Biographische Notizen van 1799: ‘Der Buchhalter seiner Handlung und der Färber bewohnten mit ihren Familien eigene von ihm erbaute schöne Wohnhäuser im Orte’ (vgl. Liese, blz. 85). Blijkens kadastrale gegevens werd het oostelijke gedeelte (nr. 4) in 1841 bewoond door de arts Pieter Arnold Arntz en het westelijke deel (nr. 6) door de apotheker Andreas Jozef van Rey. Het gebouw is kort geleden gerestaureerd (afb. 149-150). Op het achterterrein voormalige grenspaal met wb [W. Bikkers?] 1775 (T. Brouwer, Grenspalen in Nederland, Zutphen 1978, blz. 94 en fig. 156). Von Clermontplein nr. 8. Huisje van vakwerk, xviii, met zadeldak, dakoverstek op schoren; oorspronkelijk vlak achter huis nr. 4-6, in 1980 in zijn geheel opgetild en dertig meter ten zuidwesten van de oude plaats haaks op de vroegere asrichting neergezet en gerestaureerd; vullingen van baksteen.
Von Clermontplein 24, in de zuidwesthoek vlak bij de plaats van de Gouwsprong. Herenhuis van baksteen met een mansardedak, xviiic. Lijstgevel van vijf traveeën; net als de gevel van het huis nr. 4-6 met geblokte segmentboogomlijstingen van Naamse steen en rechthoekige keldervensters met kozijnen van Naamse steen.
| |
| |
Afb. 149. Von Clermontplein 4-6, hoofdverdieping (opm. 1976).
Afb. 150. Von Clermontplein 4-6, uit het 3de kwart van de 18de eeuw (opn. 1976).
Ingangsbordes met de opgang links opzij en een ijzeren balustrade. Gezien de stijl kan ook dit een van de huizen zijn die door personeel van Clermont werden bewoond. J.A. Kopstadt schrijft in zijn Notizen van 1799: ‘Der Aufseher über die Scherer und Presser oder der sogenannte Meister hatte sich dem Fabriksgebäude gegenüber eine eigene Wohnung gebaut’ (Liese, blz. 85). Uit het faillissement van Carl Theodor Arnold von Clermont werd in 1829 onder meer verkocht een huis, genaamd ‘am Gausprung’, aan de straat in Vaals (Liese, blz. 164).
Bij de westelijke zijgevel stond een gebouwtje xixb? dat tot kort voor 1940 dienst heeft gedaan als synagoge (Bull. k.n.o.b. 66: 1967, blz. 95. - Vaals in oude ansichten, Zaltbommel 1975, afb. 10).
Von Clermontplein nr. 28, 30, 32, aan de zuidwestkant. Huizen met segmentboogvensters in lijstgevels.
Von Clermontplein nr. 34-42. Huis Verves, zie blz. 119-121.
Von Clermontplein nr. 44-50. Huizen met lange aaneengesloten lijstgevel, waarin rechthoekige vensters en ingangen, xixb.
| |
Kerkstraat
Kerkstraat nr. 1 t/m 11 en 15 t/m 21. Westelijke straatwand met eclectische lijstgevels, xixb.
Kerkstraat nr. 27a. Vrijstaand gepleisterd huis in eclectische trant, xixb.
Kerkstraat nr. 29-31. Huis met gepleisterde, rijk geornamenteerde lijstgevel, xixb, eclectisch.
Kerkstraat nr. 33. Huis met gepleisterde lijstgevel in eclectische trant.
Kerkstraat nr. 41. Hervormde pastorie. Bakstenen huis met wolfdak (afb. 151-152). De recht afgedekte voorgevel van vijf traveeën heeft rechthoekige vensteromlijstingen van Naamse steen met samengestelde sluitstenen in de trant van Laurenz Mefferdatis. De ingang in de middenas heeft een omlijsting van Naamse steen, waarbij het bovenlicht een dergelijke sluitsteen heeft en zijvoluten; en de ingang een uitspringend profiel en oreillons; daarboven staat anno 1717.
Het huis is onderkelderd en de kamers liggen aan weerskanten van een middengang. In het trappehuis links van de gang bevindt zich een trapleuning met balusters.
| |
| |
Afb. 151. Kerkstraat 41, hervormde pastorie (opm. 1976).
Afb. 152. Kerkstraat 41, hervormde pastorie met voorgevel in de trant van L. Mefferdatis, 1717; links een gedeelte van de hervormde kerk (opn. c. 1960).
Omstreeks 1740 woonden de predikanten volgens de Tegenwoordige Staat (blz. 408) nog in Aken. Tot de nalatenschap van de moeder van Johann Arnold von Clermont, Helene Margarethe Clermont geb. von Huyssen, behoorde in 1776 een ‘aus dem Concurs des Chirurgus Jean Massot erstandenes, der reformierten Kirche gegenüber gelegenes Haus ‘Der Prinz von Oranien’ (Liese, blz. 64, 119), waarmee misschien dit huis bedoeld is. Gerestaureerd in 1966.
Kerkstraat nr. 8 en 10. Huizen aan de oostkant van de straat met neoclassicistische lijstgevels en mezzanine; nr. 8 met zijrisalieten (afb. 156).
Kerkstraat nr. 14-16. Huis met segmentboogvensters in omlijstingen van Naamse steen in een hoge gepleisterde en onderaan gewijzigde lijstgevel, xixa.
Kerkstraat nr. 26, 28, 30-32, 34-36. Huizen met merendeels gepleisterde lijstgevels xixb, eclectisch.
Kerkstraat nr. 38. Voormalig raadhuis, xixb; bakstenen lijstgevel met ingang in het midden tussen twee spaarvelden met de vensters onder tandlijsten. Het vorige
| |
| |
Afb. 153. Kerkstraat 70 - hoek Akenerstraat (opm. 1976).
Afb. 154. Kerkstraat 70, zijgevel met ankerjaartal 1732 en achtergevel (opn. 1980).
| |
| |
Afb. 155. Kerkstraat 70, detail van een schoorsteenmantel, c. 1800 (opn. 1977).
raadhuis stond vrij in de bocht van de Tentstraat, schuin tegenover nr. 9.
Kerkstraat nr. 70, hoek Akenerstraat. Bakstenen huis (afb. 153-154) met vensterkozijnen van Naamse steen die hun kruisgespannen kwijt zijn geraakt. Dak met wolfeind aan de zuidkant. De onderaan gewijzigde voorgevel en de zijgevel met ankerjaartal 1732 aan de Akenerstraat zijn gepleisterd. De achtergevel is versierd met enkele horizontale banden van Naamse steen; in de middenas van deze gevel bevindt zich een ingangsomlijsting van Naamse steen met een profiellijst en een bovenlicht tussen voluten (afb. 154). In de kelder een schouw, waarvan de kap rust op gebeeldhouwde wangstukken met Jonische kapitelen, xvii. In een van de kamers een marmeren schouw; de bovenmantel in Empirestijl met twee sfinxen van stuc bovenin (afb. 155). Volgens W. Zimmermann (Vaalser Weekblad 27-8-1978) was dit huis nog in 1787 eigendom van de Waalse gemeente. In 1841 stond het op naam van Jan Willem Trostorff. Later tot na 1920 eigendom van de familie Delhaes.
| |
Koperstraat
Aan de oostkant van de Koperstraat:
Koperstraat nr. 2, hoek Maastrichterlaan. Voormalig Kurhaus, met koepeltorentje en twee topgevels; eclectisch; kort geleden gerestaureerd.
Koperstraat nr. 4-6-8. Huis Kirchfeld, Ood Kurhaus of Binterimse huis, zie blz. 109-110.
Koperstraat nr. 42. Bakstenen herenhuis, xviii. Lijstgevel van vijf traveeën met middeningang en segmentboogvensters in omlijstingen van Naamse steen, en rechthoekige keldervensters met kozijnen van Naamse steen. Gelegen tegenover de achterzijde van de Koperhof (afb. 157).
Koperstraat nr. 44. Huis van baksteen, midden xix; eveneens tegenover de achterkant van de Koperhof. Met twee verdiepingen. Lijstgevel van vijf traveeën met middeningang en vensters in rechthoekige omlijstingen van Naamse steen (afb. 157).
| |
Julianaplein
Julianaplein nr. 2. Dwars staand huis met zadeldak, schuin achter het huis Clermont. Gebouwd omstreeks 1761-'64 bij de ververij van Clermont (zie blz. 89 en 94).
| |
| |
Afb. 156. Kerkstraat 8, midden 19de eeuw (opn. 1966).
Afb. 157. Koperstraat 42 en 44, respectievelijk 18de en midden 19de eeuw (opn. 1966).
| |
Lindenstraat
Lindenstraat nr. 1. Gepleisterd hoekhuis met ingang en vensters in segmentboogomlijstingen, onder een mansardedak, xixb.
Lindenstraat nr. 3, 5, 7. Huizen met eclectische lijstgevels, xixd-xxa.
Lindenstraat nr. 9-15, aan de noordzijde. Restant van de dekenfabriek, xixb, van Clemens August Jozef Binterim, in 1891 door Schmalbach tot woonhuizen verbouwd. (Vaessen, par. 72. - K. Nieuwenhuijzen, Zuid-Limburg in 19de-eeuwse foto's, Amsterdam 1977, blz. 95, afb. 155). Gepleisterde voorgevels in eclectische trant; achtergevels van 9-11 met segmentboogvensters en-ingangen in omlijstingen, xixb.
| |
Maastrichterlaan
Aan de noordkant van de Maastrichterlaan:
Maastrichterlaan-hoek Grensstraat. Huis in eclectische trant, xixd.
Maastrichterlaan nr. 9 t/m 17. Huizen met gepleisterde neoclassicistische gevels, xixb.
Maastrichterlaan nr. 19. Huis met lijstgevel in eclectische trant, xixb.
Maastrichterlaan nr. 21. Huis met gepleisterde lijstgevel in classicistisch-eclectische trant, xixb.
Maastrichterlaan nr. 23 hoek Wilhelminaplein. Voormalig hotel Vaalserhof, xixb. Groot eclectisch gebouw, waarvan de lijstgevels met geblokte lisenen en horizontale banden zijn versierd. Vensters met geprofileerde rondbogen, rechthoekige vensters op de tweede verdieping en in de mezzanine. Op de eerste verdieping was vroeger een casino gevestigd.
Aan de zuidkant van de Maastrichterlaan:
Maastrichterlaan nr. 8-10 hoek Kerkstraat. Voormalig hotel Schmalbach; met gepleisterde gevels in neoclassicistisch-eclectische trant, xixb.
Maastrichterlaan nr. 12-14. Huis met gepleisterde lijstgevel in sobere neoclassicistische trant, xixb.
Maastrichterlaan nr. 16-18. Hotel du Limbourg; met gepleisterde lijstgevel en dakkapel in eclectische trant, xixb.
Maastrichterlaan nr. 26. Huis met gepleisterde lijstgevel in eclectische trant, xixb.
| |
| |
Afb. 158. Tentstraat 9, kelderplan (opm. 1976).
Afb. 159. Het vakwerkhuis Tentstraat 7 met op de achtergrond Tentstraat 9 uit de 18de eeuw en op de voorgrond Bergstraat 6 (opn. c. 1960).
Maastrichterlaan nr. 28-30. Huis met gepleisterde lijstgevel in neogotisch-eclectische trant, xixb.
Maastrichterlaan nr. 102 en 104-106. Hoekhuizen met lijstgevel en dakkapel overhoeks, c. 1900; eclectisch.
| |
Tentstraat
Tentstraat nr. 7 bij de Bergstraat. Huis van vakwerk met vullingen van baksteen onder een wolfdak, xviii (afb. 159).
Tentstraat nr. 9-11. Monumentaal huis aan de noordwestkant, bestaande uit een lange vleugel aan de straatzijde en haaks daarop twee achtervleugels, onder schilddaken. Opgetrokken uit baksteen met Naamse steen voor de omlijstingen van de segmentboogvensters, xviiic. Voorgevel op twee plaatsen verminkt door winkelramen. Onder het noordoostelijke stuk van de straatvleugel een kelder met tongewelven (afb. 158).
Tentstraat nr. 53-69b. Bau en Cereshoeve, zie blz. 111-119.
Tentstraat nr. 26, hoek Viergrenzenweg. Huis van vakwerk en baksteen, xviii-xix.
| |
Wilhelminaplein
Wilhelminaplein nr. 27. Voormalig raadhuis, ter plaatse van een vroeger douanekantoor, 1913, met gevel in classicistische trant.
Wilhelminaplein nr. 29. Postkantoor uit 1906.
| |
Schutterij
Schutterij van de H. Paulus.
Vermeldenswaardig zijn:
Grote zilveren vogel met uitgespreide vleugels.
Een groot aantal zilveren koningsplaten, waarvan er vijftig nog uit de 19de eeuw dateren; de oudste met het opschrift ‘F.H. Sterk / erster Köning der / neuen / Schützen-Gesellschaft / in / Vaals / 1811’.
Twee zilveren keizersschilden, uit 1840 en 1906.
Prijsmedaille; op de voorzijde: ‘napoleon / françois, charles, / joseph / Roi de Rome / né le 20 Mars 1811 / célébré le 9 Juin mdcccxi / par la Commune / de
| |
| |
Afb. 160. Begraafplaats in de splitsing Eschberg-Linderweg. Ten zuidwesten van het grootste, protestantse gedeelte een kleine joodse begraafplaats aan de Linderweg en een algemeen gedeelte aan de westkant (opm. 1982).
Afb. 161. Grafsteen van Fromet Katz, sterfjaar (5)580 dus 1819 of '20; in de zuidoosthoek van de Joodse begraafplaats.
Vaals. /Dep nt de la Meuse Inf re’; op de keerzijde: ‘Au Vainqueur / Ie. L. Hammer / Enseigne’.
Rood fluwelen drapeau uit 1876.
Wit katoenen vaandel uit 1900, met de geschilderde tekst: ‘Kg. St. Paulus Schützen / Gegr. 1600’.
(Zie verder Jolles, 1937, blz. 70-75).
De voorwerpen bevinden zich in het Schuttersmuseum op kasteel Hoensbroek.
| |
Begraafplaatsen
De Protestantse en Joodse begraafplaats liggen bijzonder mooi op hoog terrein binnen de splitsing Eschberg-Linderweg (afb. 160). Het Protestantse gedeelte met toegangshek aan de oostkant bij de wegsplitsing is door een heg gescheiden van het Joodse gedeelte, waarvan de voormalige toegang zich aan de kant van de Linderweg bevindt. Op de Protestantse begraafplaats bij de heg een steen met de letters gv (gemeente Vaals). Op deze begraafplaats onder meer grafstenen in spitsboogvorm van leden van de familie Clermont uit 1844, 1846, 1849, 1857 en 1896, en van de familie Binterim uit 1854, 1864 en 1905 (zie Belonje blz. 304-306). Op de Joodse begraafplaats staan grafstenen, waarvan vier van de oudste, xixa, alleen Hebreeuwse teksten dragen (afb. 161) en een zo is afgesleten dat er geen leesbare tekst meer is. Ten westen van beide begraafplaatsen een algemeen gedeelte.
Op de katholieke begraafplaats aan de Seffenterstraat het neoclassicistische mausoleum van de familie Tyrell (Belonje blz. 302).
Particulier kerkhof van Blumenthal met in hoofdzaak gietijzeren kruisen ten zuidoosten van het huis (zie Belonje blz. 306-309).
| |
| |
Afb. 162. Kaart 5: Vaalsbroek, Raren en Wolfhaag c. 1830-'40 naar het kadastrale minuutplan.
| |
| |
| |
Vaalsbroek
Kasteel Vaalsbroek
Kasteel Vaalsbroek, gelegen bij de driesprong van de Rarenderstraat en de oude hoofdweg naar Vijlen, is in de 18de eeuw gebouwd voor Leonard Lamberts van Cortenbach en vervolgens na een aantal ingrijpende wijzigingen ingericht als zomerverblijf van de lakenfabrikeur Johann Arnold von Clermont. Het is nu een conferentiecentrum.
| |
Litteratuur
Tegenwoordige Staat, blz. 410. - Quix 1837, blz. 152. - Buchkremer, blz. 44, 45, 108. - L. Freiin v. Coels, ‘Die Schöffen des Königlichen Stuhles von Aachen’, ZAGV 50: 1928, blz. 408. - W. G(oossens), ‘Aanteekeningen over het Malensbosch te Vaals’, Maasgouw 51: 1931, blz. 49. - Heyderhoff, blz. 216. - De Crassier, 1935, blz. 330 - 331. - Liese, blz. 71, 74, 87, 91, 127, 138, 149. - Oppenhoff, blz. 34, 35, 37, 40. - De Win, blz. 34, 68. - Molens in Limburg, blz. 84-85, nr. 124. - Belonje, blz. 310-311. - Schweizer, blz. 52 e.v. - Janssen de Limpens 1974, blz. 47. - H. Jongmans en H. Loontjes, Vaalsbroek, gestencild overzicht van de geschiedenis voor het Beambtenfonds van de Staatsmijnen 1975. - J. Otter, Restauratie van de wandbespanning kasteel Vaalsbroek, niet gepubliceerd rapport 1980 (in Bibl. Monumentenzorg). - Kasteel Vaalsbroek Vaals, verslag van de restauratie van 1974 tot 1980, Architektengroep Mertens, Hoensbroek 1980.
| |
Afbeeldingen
Een geaquarelleerde tekening van Caspar Wolff, c. 1780 - Stadsarch. Aken, Hs. 987 - toont het huis met molen en vakwerkschuur uit het oosten (afb. 165). Op het geschilderd behang in de tuinkamer is aan de oostkant links van de tussendeuren een afbeelding van Vaalsbroek met molen en schuur te zien vanuit precies hetzelfde standpunt (afb. 166). - Plattegrond van huis en park, Wiel Ao 1840; verblijfplaats onbekend (afb. 176). - Volgens Buchkremer bevinden zich bij de tekeningen van Couven (verz. Klausener, Aken) enkele ontwerpen voor voetstukken in de tuin van Vaalsbroek.
| |
Geschiedenis
Vaalsbroek - vroeger Broich genoemd - was zetel van een heerlijkheid en een laathof onder de bank van Holset in het land van 's-Hertogenrade. Soms als vrij erfgoed beschouwd blijkt het toch een Gronsvelds leen te zijn geweest. Bij de heerlijkheid behoorden een banmolen, vermeld in 1542 (Oppenhoff, blz. 35) en een panhuis (brouwerij), en verder had de heer van Vaalsbroek jurisdictie over het Malensbos.
In de 15de eeuw is het goed in handen van leden van de familie van Birgel, misschien afstammelingen van het echtpaar Ryt van Birgel en Lise in den Bruych, dat in 1380 de Sint-Adalbertshoeve in Vaals bezit (De Win, blz. 21). In 1499 komt de heerlijkheid aan Johan Crümmel van Echtersheim, die getrouwd is met Johanna Bertolff van Belven, dochter van Johan Bertolff van Belven en Margaretha Birgel. Voorwaarde is dat Margaretha blijft wonen in het huis dat zal worden opgeknapt. In het begin van de 17de eeuw komt het goed door huwelijk in handen van de familie van Eys Beusdal.
Bij een gerechtelijke verkoping in 1733 krijgt Leonard Joseph Lamberts van Cortenbach voor 28800 Brabantse gulden, Maastrichtse koers, de heerlijkheid met het verwaarloosde huis Vaalsbroek, de Hof Winnebroich, de Hof te Holset en de jurisdictie over het Malensbos. Nog geen dertig jaar later, in 1761, verkoopt zijn zoon ‘la terre et seigneurie de Vaalsbrouck’ voor een bedrag van 52650 Brabantse gulden, Luiks, aan de lakenfabrikeur Johann Arnold Clermont. Het huis was volgens de Tegenwoordige Staat (blz. 410) ‘zeer fraai vertimmert’, hoogstwaarschijnlijk naar plannen van Laurenz Mefferdatis, dé architect van Lamberts van Cortenbach.
Johann Arnold Clermont liet het huis voltooien, vermoedelijk naar ontwerp van Johann Joseph Couven of Joseph Moretti.
Op de tekening van Caspar Wolff van ca. 1780 (afb. 165) zien wij het huis uit het oosten in zijn huidige omvang, maar zonder dakruiter; verder staan op deze tekening afgebeeld de vakwerkschuur, de watermolen, de molenvijver, de ronde vijver met fontein achter het huis, en bomenrijen van lanen voor en achter in de middenas van het complex. Op het geschilderde behang in de tuinkamer is het
| |
| |
Afb. 163. Kasteel Vaalsbroek (souterrain) en gedeelte met vakwerkschuur naast het hoofdgebouw (opm. 1978).
complex vanuit hetzelfde standpunt weergegeven, maar nu met dakruiter op de hoofdvleugel (afb. 166). Caspar Wolff heeft links op de voorgrond van zijn tekening bovendien de afbeelding opgenomen van een monument, mogelijk naar aanleiding van plannen voor het mausoleum dat Johann Arnold von Clermont in 1788 meer noordwestwaarts zou laten bouwen.
In een pachtovereenkomst uit 1762 wordt de pachter van de kasteelhoeve verplicht, in zijn ‘huysweyde’ alles af te staan dat de heer Clermont ‘tot aenleggingh van de allée, vijvers of gaerden noodigh heeft’ en in een dergelijke overeenkomst uit 1770 is sprake van de tuin die Clermont ‘benevens d'allée en 't geene soo daertoe gehoort, ten synen behoeve in gebruijck heeft laeten aenleggen’ (vr. med. H. Jongmans).
Over de tuin schrijft Clermonts zwager, de dichter Johann Georg Jacobi in een brief van 14.8.1774: ‘Da sind künstliche Grotten und Wasserfälle, nebst Alleen, wovon jeder Baum mit Stock-Rosen umschlängelt ist’ (Heyderhoff, blz. 216). De
| |
| |
Afb. 164. Kasteel Vaalsbroek (souterrain) en gedeelte met vakwerkschuur naast het hoofdgebouw (opm. 1978).
weergave op de kaart van Tranchot uit 1803 e.v. suggereert een formeel aangelegd park, maar uit de kaart van Vaalsbroek uit 1840 blijkt dat er toen achter het huis een landschappelijk park met kronkelpaden lag, waarin elementen van een formele aanleg - ronde vijver met fontein en daarachter een middenpad, geflankeerd door twee kleine vijvers - behouden waren gebleven. Het blijkt dat de landschappelijke aanleg nog uit de tijd van Clermont dateerde. Christian Friedrich Hertzog uit Brunswijk, die Vaalsbroek op 19.6.1799 bezocht, schreef hierover het volgende in zijn dagboek: ‘Es ist dieses ein kleines Paradies, und die Abwechselungen im Garten sind so mannigfaltig, dass man sich daselbst sehr divertiren kann; besonders schön sind die engl. Partieen und das Badehaus von der einen Seite so wie von der anderen das Labyrinth mit dem Mausoleum oder Erbbegräbniss der Familie. Dieses ist ganz prächtig aufgeführt und besteht aus einem grossen im Stein aufgeführten steinernen Gebäude. Es hat dicke doppelte Mauern, in welche auf bereits dazu eingerichteten Stellagen die Särge hineingeschoben werden. Kömmt
| |
| |
Afb. 165. Kasteel Vaalsbroek met watermolen, uit het oosten. Tekening van Caspar Wolff, c. 1780. Stadsarchief Aken.
Afb. 166. Kasteel Vaalsbroek met watermolen, uit het oosten. Geschilderd behang, 4de kwart 18de eeuw, voor restauratie (opm. 1977).
| |
| |
man ins Gebäude, so siehet man im Hintergrunde zwei grosse Epitaphien, unter welchen der Erbauer mit seiner Gemahlin ruhet. An den Seitenfächern, in welche die Särge geschoben werden, siehet man Namen, Alter und Stand der Verblichenen’ (vgl. Liese blz. 138).
In datzelfde jaar schreef Johann Arnold Kopstadt over zijn zwager Johann Arnold von Clermont: ‘Er hatte das herrschaftliche Wohnhaus zu einem angenehmen Sommer-Aufenthalt einrichten lassen und auf den Anhöhen einer zu diesem Gute gehörigen Mühle Anlagen nach englischem Muster gemacht, die sich mehr durch ihre angenehme Mannigfaltigkeit und Zahl als durch ihre Ausdehnung auszeichneten und überall einen solchen Beifall fanden, dass sie gleichsam in die Reihe der Merkwürdigkeiten der Umgegend der Stadt Aachen gehörten. Daher auch selten ein Fremder diese berühmte Stadt besuchte, ohne diese Sehenswürdigkeiten in Augenschein zu nehmen, welches der Eigentümer nach seiner menschenfreundlichen gefälligen Denkart jederzeit gerne zuliess und jedem Lustwandler dahin einen ungehinderten Zugang erlaubte.
Irrgänge wechselten hier ab mit kleinen Anlagen. Versteckte Aussichten auf angenehme Partieen, rauschende Kaskaden und rieselnde Bäche, deren einige ein Bassin auffing, worüber er ein versteckt liegendes, wohl eingerichtetes Badehaus zum Vergnügen seiner Töchter hatte aufbauen lassen.
Die Hauptmerkwürdigkeit dieses Gutes war aber das sogenannte Monument oder Totengewölbe, das er im Jahre 1788 für sich und seine Familie dort erbaute und einrichten liess. Es war ein einfaches Gebäude, von grünen Hecken umzogen und einem eisernen Geländer beschützt. Durch ein eisernes Tor trat man hinein und sah gerade vor sich im Hintergrunde zwei für ihn und seine Gattin eingerichtete Gewölbe und an beiden Seiten eine Anzahl Nebengewölbe für seine Familie, und jedes Gewölbe schloss ein einfacher Stein, der für Inschriften für den daselbst Ruhenden bestimmt war. Die Asche seiner Lebensgefährtin, einer Tochter und zweier Enkel hatte er hier bei seinen Lebzeiten schon einsammeln lassen und seinen eigenen Sarg schon mehrere Jahre vor seinem Tode mitten in das Gewölbe jener Gruft gegenübergestellt, welche auch seine Gebeine einst einschliessen sollte. Er hatte diesem Monumente eine solche Stelle gegeben, dass er von seinem Wohnzimmer immer darauf hinsehen konnte’ (Biogr. Notizen, vgl. Liese, blz. 88-89).
In 1824 werd Vaalsbroek uit het faillissement van Carl Theodor Arnold von Clermont gekocht door Frederika Hasselbach-Keller. Door huwelijk komt het goed daarna achtereenvolgens in het bezit van Carl Heinrich von Görschen (1825), Friedrich von der Mosel (1862) en Freiherr von Massenbach.
In 1841 omvat het goed de kadastrale percelen B 425-450, waarbij onder meer horen het huis (439), de schuur (438), de molen (433, in de oudste aanwijzende tafel omschreven als ‘huis en fabriek’), een bakhuis (432), het mausoleum (447), en ook de ‘poel als plaisiertuin’ (442).
De molen, in 1807 nog graanmolen (ra Maastricht, Frans arch. 2520 Commune de Vaals), werd vanaf 1829 door F.I. Tyrell de nieuwe eigenaar van het Stammhaus in Vaals als laken-volmolen gebruikt; in 1849 wolspinnerij van H.J. Boventer (Prov. Waterstaat, molenarchief 23.6 en 26.7.1849); vanaf 1857 weer graanmolen; op de gemeente-atlas van Kuyper (c. 1865) vermeld als molen met water- en stoomaandrijving. In de oorspronkelijke Aanwijzende Tafel van het kadaster (1841) was al sprake van een lakenfabriek door stoom bewogen.
Na aankoop door de Staatsmijnen in 1946 is Vaalsbroek in 1957 overgedragen aan de Stichting Beambtenfonds van de Staatsmijnen. Het herenhuis is in 1953 naar plannen van het Bouwbureau van de Staatsmijnen opgeknapt en ingericht tot ontvangst- en opleidingscentrum voor het bedrijf. De Stichting Fonds voor Sociale Instellingen te Heerlen verwierf in 1974 het kasteel met omgeving, in 1977 het mausoleum en in 1978 de voormalige molen. In verband met de nieuwe bestemming tot conferentieoord is in 1974 een volledige restauratie begonnen onder leiding van J.H.A. Huysmans en na diens overlijden in dat jaar voortgezet naar plannen van architectengroep Mertens.
| |
Beschrijving situatie plattegrond
Het huis, gelegen bij een driesprong aan de oude weg van Vaals naar Vijlen, vormt met twee lagere zijvleugels een symmetrisch complex met een cour d'honneur aan
| |
| |
Afb. 167. Kasteel Vaalsbroek met watermolen. Luchtfoto uit het westen (opn. c. 1950).
de noordoostkant (afb. 163-164, 167-171). Aan de noordwestkant van het herenhuis staat een losse vakwerkschuur.
Aan de zuidoostkant bevindt zich links van het voorterrein en de lange oprijlaan de voormalige watermolen naast de grote molenvijver. Aan de weg staan bij het begin van de oprijlaan twee pijlers. In het oplopende terrein achter het huis zijn restanten bewaard van een landschappelijke tuinaanleg met elementen van een oudere formele aanleg; een dubbele bomenrij achter in het park markeert de hoofdas die aan de voorzijde wordt aangegeven door de oprijlaan. Ten zuiden van het kasteel staat op een omheinde heuvel in de weilanden aan de rand van het domein het mausoleum van Clermont.
| |
Herenhuis uitwendig
Het hoofdcomplex (afb. 168-171), onder schilddaken met leibedekking en een torentje op het dak van het middengedeelte, heeft gewitte gevels van baksteen en natuurstenen plinten. De natuurstenen plint is doorgetrokken langs de zuidkant van de doorritten in het midden van de zijvleugels. Daarmee is misschien de plaats aangegeven van vroegere eindgevels van deze vleugels, die pas bij de verbouwingen na 1761 hun huidige lengte kunnen hebben gekregen (afb. 170). De gevels zijn bovenaan versierd met tandlijsten. Voor de omlijstingen van vensters, ingangen en poorten is Naamse steen gebruikt. Op de eerste en tweede verdieping van de hoofdvleugels zijn rechthoekige vensteromlijstingen te zien met samengestelde sluitstenen en kantstijlen tussen drie horizontale blokken. De omlijstingen van de ingangstravee en het souterrain hebben segmentbogen, eveneens met samengestelde sluitstenen van na 1761 en dat is ook het geval bij de zijvleugels. Voor de hoofdingang bevindt zich een hoog bordes met dubbele trapopgangen, ijzeren hekken en tegen de voorkant twee fonteinen. Boven de hoofdingang met zijn gebogen kalf zit een smeedijzeren balkonhek, waarin ajouren schilden zijn opgenomen met de initialen h en g van Sophia W. Hasselbach en Carl H. von Görschen (1825).
Bij de restauratie zijn in 1976-'77 bij de hoofdvleugel enkele ingrepen uit 1953 ongedaan gemaakt. Voor de ingang aan de tuinzijde is opnieuw een Dorisch portiek aangebracht als onderstel van een balkon met smeedijzeren hek. De
| |
| |
Afb. 168. Kasteel Vaalsbroek, voorzijde (opn. 1980).
Afb. 169. Kasteel Vaalsbroek, voorplein (opn. 1982).
| |
| |
Afb. 170. Kasteel Vaalsbroek, noordwestelijke zijvleugel vanaf het ingangsbordes van de hoofdvleugel (opn. 1982).
Afb. 171. Kasteel Vaalsbroek, tuinzijde (opn. 1982).
middelste dakkapellen - twee voor en twee achter - zijn gereconstrueerd in de gedaante die ze in de tweede helft van de 19de eeuw hadden gekregen: met ronde vensters. De overige zes kregen opnieuw segmentboogvensters in eclectische omlijstingen. Verder werd het daktorentje opnieuw voorzien van wijzerplaten. De wijzerplaten die er tot 1953 zaten waren overigens niet erg oud. De wijzerplaten, weergegeven op de geschilderde afbeelding van Vaalsbroek in de tuinkamer, waren er niet meer toen de oudst bekende foto's werden gemaakt.
Het voorplein heeft een gebogen afsluiting met ijzeren hekken op een bakstenen onderbouw, terwijl twee hoge geblokte hoekposten van Naamse steen met nieuwe bekroningen de inrit markeren; voor deze hoekposten bevinden zich twee ronde schamppalen. De smeedijzeren hekken, nog vermeld in een opgaaf van schilderwerken van een zekere Rodenburg uit 1853 (med. Jongmans) zijn niet meer aanwezig.
| |
Herenhuis inwendig
In de hoofdvleugel bevinden de gangen zich aan de kant van het voorplein met
| |
| |
Afb. 172. Kasteel Vaalsbroek, schouw in de vroegere keuken; haardelement nu in de groene kamer (opn. c. 1910).
Afb. 173. Kasteel Vaalsbroek, geschilderd behang in de tuinkamer (opn. 1982).
daarop aansluitend aan de noordwestkant het trappehuis. De gang met kruisribgewelven in het souterrain geeft toegang tot een reeks kelderruimten met troggewelven tussen gordelbogen, alles uitgevoerd in baksteen. Aan de zuidoostkant bevindt zich in het souterrain een voormalige keuken overdekt met kruisribgewelven, voorzien van een gereconstrueerde schouw tegen de noordwestwand. Natuursteenblokken in buitenwand en tussenmuren zijn misschien nog afkomstig van het middeleeuwse gebouw.
De kamers van de hoofdverdieping en de tweede verdieping (oorspronkelijk in enfilade) zien uit op de tuin. In de opgaaf van schilderwerken van Rodenburg uit 1853 worden op de hoofdverdieping van zuidoost naar noordwest vermeld: de keuken, de biljardkamer, de zaal, de groene kamer en een kamer naast het trappehuis. De eerstgenoemde ruimte, nu ingericht als vergaderzaal, heeft een zoldering met moer- en kinderbalken en troggewelfjes; aan de noordwestkant van deze ruimte bevindt zich een schouw met een kap over twee traveeën en een
| |
| |
Afb. 174. Kasteel Vaalsbroek, watermolen (opm. 1978).
Afb. 175. Kasteel Vaalsbroek, watermolen uit het noorden (opn. c. 1960).
| |
| |
boognis in de achterwand; in de wand rechts van de schouw zijn een aantal tegels ingemetseld die tevoren tegen de achterwand waren aangebracht (afb. 173); deze tegels, daterend uit 1720, zijn afkomstig uit een huis in Wolfhaag, dat bewoond werd door de familie Snackers. Aan de zuidoostkant van de voormalige biljardkamer bevindt zich een nisschouw met gecanneleerde zijpilasters, xix, die bij de restauratie is voorzien van een ingekort tegelvloertje, afkomstig van een brede schouw in de zaal. De omlijsting van de nieuwe doorgang in de middenas naar de zaal of tuinkamer is eveneens van deze schouw afkomstig. Aan de noordwestkant van de tuinkamer bevindt zich nu een smallere schoorsteenmantel van marmer uit het huis Capucijnenstraat 98 te Maastricht. Bij de restauratie van de tuinkamer zijn de deuren in enfilade naar de aangrenzende vertrekken dichtgezet.
| |
Geschilderd behang
De wanden zijn bekleed met geschilderd behang, xviiid, met voorstellingen die te maken hebben met handel, visserij en landleven (afb. 173); een fragment links van de nieuwe middendoorgang naar de voormalige biljardkamer geeft Vaalsbroek en omgeving te zien uit het oosten, van precies hetzelfde standpunt als de tekening ca. 1780 van Caspar Wolff in het Stadsarchief te Aken (afb. 165). De schilderingen op het doek, aangetroffen op Vaalsbroek in een zeer slechte staat (vgl. afb. 166) zijn door J. Otter te Voorst in 1978-'80 gerestaureerd en aangevuld. In de nieuwe Lodewijk xv-schouw van de groene kamer zit een haardelement (afb. 172) uit de schouw van de voormalige keuken, nu vergaderzaal, afkomstig uit Wolfhaag.
| |
Zijvleugels inwendig
In de zijvleugels waren stallen ondergebracht en daarboven hooizolders; in de rechterzijvleugel koestallen, en in de linkervleugel ten oosten van de doorrit een paardestal; het gedeelte van de linkervleugel tussen de doorrit en de hoofdvleugel bevatte oorspronkelijk woonvertrekken voor het personeel en later de pachterswoning. De beschrijving van schilderwerken, uitgevoerd door Rodenburg in 1853, vermeldt een grote keuken in het souterrain; op de begane grond een kleine keuken en daarachter een slaapkamer, een woonkamer met daarachter een slaapkamer; de eerstgenoemde vertrekken lagen tussen het trappehuis en de hoofdvleugel en de andere links van het trappehuis. In de woonkamer is bij restauratie een schouw geplaatst die tevoren in de kamer stond die tot garderobe werd ingericht.
| |
Vakwerkschuur
Aan de noordwestkant van het kasteel wordt een oude parkmuur gedeeltelijk aan het oog onttrokken door een nieuwe dienstvleugel. Bij het eind van die muur staat een driebeukige vakwerkschuur met zadeldak, waarin bij de restauratie twee dienstwoningen zijn ondergebracht. Deze schuur zal oorspronkelijk deel hebben uitgemaakt van de pachthoeve. In een pachtovereenkomst uit 1762 is sprake van de ‘woning en bouwagie’ die de pachter goed moet onderhouden ‘met dekken, aengaende de stroodaecken, plesteren, witten, vitsen en kleenen’. Een andere schuur was in 1770 al afgebroken want in een pachtovereenkomst uit dat jaar staat als omschrijving ‘de halffwin wooninge en behuysinge, stallinge, in begrepen de geheele bouwplaetse, mesthof ende plaesse waar van te vooren de oude schuyr gestaen heeft’ (meded. H. Jongmans).
| |
Watermolen
De voormalige watermolen en het daarbij behorende woonhuis vormen samen een langwerpig complex, waarvan het zuidwestelijke deel met zijn korte dwarsvleugel voor het bedrijf was bestemd (afb. 174-175). Het enigszins haakvormige complex heeft gewitte gevels van baksteen, zadeldaken in elkaars verlengde, een hoge vierkante schoorsteen links van de zuidwestelijke topgevel en kleine aanbouwsels voor de dwarsvleugel. In de voorgevel zitten segmentboogvensters en -ingangen met omlijstingen van Naamse steen; links symmetrisch gerangschikt als weerspiegeling van de binnenindeling van het oorspronkelijke woongedeelte: kamers aan weerskanten van een dwarsgang. Op de sluitsteen boven de ingang van het oorspronkelijke bedrijfsgedeelte rechts staat anno 1765 ih. Dergelijke omlijstingen zitten ook in de zijvleugel en achtergevel van het oorspronkelijke woongedeelte. De dwarsvleugel rechts aan de zuidoostkant is sterk verbouwd.
De middenslagmolen - oorspronkelijk graanmolen met een steenkoppel, vanaf 1829 laken-volmolen, vanaf 1849 wolspinnerij, en vanaf 1857 weer graanmolen - blijkt in 1841 (oudste aanwijzende tafel op het kadaster) ook stoomaandrijving te hebben, zodat de hoge vierkante schoorsteen van voor die tijd kan zijn.
| |
Park
In het park ligt vlak achter het huis nog een ronde vijver met fontein; erachter
| |
| |
Afb. 176. Gedeelte van een kaart van het landgoed Vaalsbroek van landmeter Wiel, 1840. Engels park met kronkelpaden uit de 18de eeuw en resten van een oudere formele aanleg; links boomgaard en mausoleum.
Afb. 177. Kasteel Vaalsbroek, mausoleum van Clermont, 1788, architect vermoedelijk J. Moretti; ingangsfaçade (opn. 1950).
| |
| |
Afb. 178. Kasteel Vaalsbroek, mausoleum uit 1788. Tombe van Johann Arnold von Clermont en Maria Elisabeth Sophie Emminghaus, (opn. 1982).
bevond zich een kunstmatige grot onder een terras met smeedijzeren hek; daarachter begint een laan in de middenas van het complex met twee rijen oude kastanjes. Twee vijvers aan weerskanten van die laan fungeerden vroeger als vergaarbekkens voor de watervoorziening van het huis, privaten aan de noordwestkant ervan, en voor de fonteinen bij het ingangsbordes. Om deze resten van symmetrische formele aanleg kwam later een landschappelijk park. De landschappelijke aanleg met kronkelpaden, weergegeven op de plattegrond van Wiel uit 1840 (afb. 176) kan teruggaan op de ‘Anlagen nach englischem Muster’, vermeld door Johann Arnold Kopstadt in 1799, en de ‘engl. Partieen’ die Christian Hertzog in datzelfde jaar zag; uit de tijd dus van Johann Arnold von Clermont.
In de tuin staan verder nog vijf voetstukken, van beelden waarvan enkele nog op oude foto's te zien zijn. Volgens Buchkremer (blz. 44 en 108) zouden er bij de tekeningen van Johann Joseph Couven nog enkele ontwerpen zijn voor voetstukken op Vaalsbroek. In de opgaaf van schilderwerk uit 1853 ‘durch den Meister
| |
| |
Rodenburg’ worden tuinbanken genoemd - twee grote, twee bruine banken op de grot, twee banken met ijzeren onderstellen bij de grot, een op een hoogte en twee op de Knappertsberg - en verder onder meer het ijzeren toegangshek aan de voorzijde en een ijzeren toegangshek bij de moestuin. De oprijlaan aan de voorzijde blijkt in die tijd een ‘Tannen-Allee’ te zijn (vr. meded. H. Jongmans).
| |
Mausoleum
Het mausoleum, gebouwd in 1788 (J.A. Kopstadt, Biogr. Notizen, vgl. Liese blz. 88) en gerestaureerd in 1978, is vierkant met een achterwaartse uitbouw. Het bakstenen gebouw (afb. 177), afgedekt met een tentdak, heeft aan de noordoostkant een façade van Naamse steen; in de sobere zijgevels zitten sierankers en de uitbouw is voorzien van twee zijvensters met rechthoekige omlijstingen van Naamse steen. De façade is versierd met geblokte lisenen, een Dorisch hoofdgestel en een middenfronton met het gebeeldhouwde wapen van Johann Arnold von Clermont tussen rankwerk. De lisenen verdelen de gevel in drie vakken: voor de rondboogingang en twee flankerende rondboognissen, waarin voetstukken met vernieuwde urnen staan. De ingang is voorzien van een dubbel toegangshek van smeedijzer.
| |
Inwendig
Binnen zijn in totaal twee en veertig grafnissen overdwars in dik muurwerk uitgespaard aan weerskanten van een hal met tongewelf (afb. 178). In de zijwanden, die bovenaan met stucornamenten zijn versierd, zijn de segmentboogopeningen in drie rijen van zeven boven elkaar te zien; de afsluitplaten dragen opschriften (sommige geschilderd), die de namen vermelden van Ernestine Henriette von Clermont, 1744-1775; Julie von Emminghaus, vrouw van J.A.H. von Clermont, gestorven in 1816 in de leeftijd van 47 jaar; Friedrich Heinrich von Clermont, 5.1.-4.2.1770; Friedrica Theodora von Clermont 1767-1768; Christiane Eleonora van Panhuys-von Clermont, 1769-1796; Caroline Jacobi-von Clermont, 1772-1795; Henriette Louise von Clermont, 1782-1790, en Joh. Heinrich (Leopold) von Clermont, 1771-1816.
Achter deze ruimte staat de tombe van de stichter en zijn vrouw in de uitbouw die overdekt is met een tongewelf, de gordelboog versierd met stucornamenten. Deze tombe (afb. 178) wordt bekroond door een omkranste obelisk waarvan het voetstuk een gebeeldhouwde cartouche met de wapens Clermont en Emminghaus draagt. Aan de voorzijde zijn twee marmeren platen aangebracht met opschriften, die de namen van Joh. Arn. von Clermont, 1728-1795, en Maria Elisabeth Sophia Emminghaus, 1773-1783, vermelden. De marmeren plaat met de naam van J.A. von Clermont is gemoderniseerd. In de 19de eeuw waren bij een inbraak letters van verguld metaal van de opschriften gestolen (Buchkremer, blz. 45 n.1). - Zie verder Belonje, blz. 310-311, en de daar vermelde litteratuur).
Het terrein waarop het mausoleum staat is toegankelijk via een dubbel toegangshek van smeedijzer tussen geblokte hoekposten.
| |
De Esch
Het landhuis de Esch, Eschberg 7-9, gelegen ten westen van Vaals, aan de noordzijde van de oude weg naar Vijlen, vormt een gesloten aanleg, waarvan de oostvleugel nog uit de 18de eeuw stamt. Dit gedeelte, dat zijn huidige gedaante grotendeels te danken heeft aan een verbouwing in opdracht van de naaldenfabrikant Jacob Kuhnen uit Burtscheid, is niet te zien vanaf de straat omdat daar een neoromaanse kapel staat.
| |
Litteratuur
Vaessen, par. 75. - Heyderhoff, blz. 216. - De Crassier, 1935, blz. 330. - Liese, blz. 120.
| |
Afbeeldingen
Plattegrondtekening van Laurenz Mefferdatis met het onderschrift ‘Der Hoff die Esch genannt’ in ‘Architectura Johann Jos. Couven Aquensis’, Stadsarchief Aken, Hs. 30, fol. 109 (afb. 180).
| |
Geschiedenis
De gesloten hoeve, ontworpen door Laurenz Mefferdatis xviiia werd verbouwd in opdracht van de naaldenfabrikant Jacob Kuhnen uit Burtscheid, die op 25.9.1767 in de Gereformeerde kerk van Vaals in het huwelijk was getreden met Sarah Katharina Prym. Toen is de oostvleugel, het woongedeelte, vernieuwd, waarschijnlijk
| |
| |
Afb. 179. De Esch (naar opm. uit 1945).
| |
| |
Afb. 180. De Esch, tekening van architect L. Mefferdatis, 1ste helft 18de eeuw. Stadsarchief Aken.
Afb. 181. De Esch, oostzijde (opn. c. 1960).
| |
| |
naar plannen van Joseph Moretti.
Aan de oostkant lag voor het woongedeelte een formele tuin, die de dichter Johann Georg Jacobi in een brief van 14.8.1774 laatdunkend vergeleek met die van Vaalsbroek. ‘Dieses edel-einfältig angelegte Guth gefällt desto besser, da in der Nachbarschaft ein anderes Landhaus mit seinem Garten von überhäuften, gesuchten Zierrathen strotzt. Unzählige Bildsäulen, vor welchen man die Bäume u. Blumenbeete kaum sieht; überall Gold u. Mahlerei; dann ein würklich kostbares Chinesisches Haus, aber auswendig u. inwendig mit deutschen Grenadieren besetzt.
Inwendig, zwischen zween Grenadieren ein Scheerenschleifer, dessen Rad eine Wasserkunst herumtreibt, hinter dem Scheerenschleifer, Muschelwerk, Schäfer u. Schäferinn; an der Decke Italienische Fratzen-Gesichter, u. der Himmel weiss, was? Vor solchen Raritäten sind viele der hiesigen u. ausländischen Damen halb todt vor Verwunderung stehen geblieben, worüber Göttin Iris ihnen bey Gelegenheit, den Text lesen wird’ (Heyderhoff, blz. 216).
Op de kaart van Tranchot uit 1803-'13 is de formele tuin aangegeven met daarin enkele gebouwtjes; het Chinese huis zou aan het eind van het middenpad gestaan kunnen hebben. Ten noorden hiervan lag ook nog omstreeks 1840 (vgl. de stafkaart schaal 1:50000) een grote boomgaard met reeksen later grotendeels dichtgeslibde vijvers aan de westkant en oostkant, vergaarbekkens voor de waterkracht van het bedrijf in de Bau en de waterwerken in de tuin, aangelegd in opdracht van Kuhnen (Vaessen, par. 75).
Na het overlijden van Jacob Kuhnen kwam de Esch samen met de Bau in de jaren 1784-'85 in handen van de familie Sternbach. In 1841 is het huis met zijn weilanden, boomgaard en ‘plaisiertuin’ blijkens de kadastrale gegevens eigendom van Joseph Ruland te Aken.
In 1880 wordt het complex gehuurd door de Duitse paters Redemptoristen die tijdens de Kulturkampf uitweken naar Vaals.
In 1897 of '98 verkocht de toenmalige eigenaar Hennus van Nauwstad de Esch aan de Duitse provincie van de paters Camillianen, die hier hun scholasticaat vestigden en de kapel lieten bouwen. De studenten van deze congregatie werden ondergebracht in het klooster aan de Heuvel, waarvan de eerste steenlegging plaatsvond in 1902. In 1944 is het woongedeelte zwaar beschadigd door een vliegende bom, terwijl de rest van het complex verwoest werd. Na restauratie onder leiding van ir. F. Peutz in 1945 heeft het gebouw achtereenvolgens als pension-restaurant, als kindertehuis en als familiepension dienst gedaan.
| |
Hoofdgebouw
Het langgerekte hoofdgebouw (afb. 179), dat dwars staat ten opzichte van de weg, is opgetrokken uit baksteen en afgedekt met een mansardedak. Het bezit aan de oostkant, de tuinzijde, een brede façade met ingang, balkondeuren en vensters in segmentboogomlijstingen van Naamse steen (afb. 181). Het centrale gedeelte van deze gevel heeft een smallere traveemaat en een hogere middenpartij met een fronton waarin een halfrond venster zit; de geblokte lisenen en rechthoekige vensters in het hogere gedeelte doen denken aan het classicisme uit de tijd van Mefferdatis; de smallere traveemaat zal herinneren aan een vroegere toestand. In de middentravee zit nu een gebeeldhouwde ingangsomlijsting met daarboven een smeedijzeren balkonhek in Lodewijk xv-stijl. Verder zijn er dakkapellen met segmentbogen.
De kelders hebben ton- en troggewelven tussen gordelbogen. Midden in het gebouw ligt de hal. Aan de zuidkant van de hal bevindt zich het trappehuis en aan de noordkant ervan liggen twee kamers; de gang erachter is waarschijnlijk tijdens de verbouwing voor Kuhnen toegevoegd. Er zijn vleugeldeuren in Lodewijk xv-stijl.
| |
Kapel
De kapel, gebouwd voor de paters Camillianen kort na aankoop van het complex in de jaren 1897-'98, heeft gevels van bruine en rode baksteen in dezelfde neoromaanse trant als de parochiekerk van Lemiers van architect J. Jorna.
| |
Voormalige vijvers
In het terrein achter het huis bevinden zich nog resten van oude vijvers.
| |
| |
Afb. 182. Kaart 6: Weijerhof, Molenveld e.o.c. 1830-'40 naar het kadastrale minuutplan.
| |
| |
Afb. 183. Weijerhof, zuidgevel van het woonhuis (opn. c. 1960).
Afb. 184. Watermolen van Frankenhof of Volmolen uit het zuiden
(opn. c. 1960).
| |
Weijerhof
De Weijerhof, Weijerweg nr. 2-3, is een gesloten hoeve van baksteen met zadeldaken, gelegen aan de oostkant van de weg. Dwars staand woonhuis, xviii, links van de binnenplaats met tussendorpelkozijnen en ingangsomlijstingen van Naamse steen (afb. 183). Poort naast het woonhuis en overige vleugels met gevels in eclectische trant, xixc; aan de straatzijde rechts een groot gepleisterd fronton met een zon in reliëf. Links van het woonhuis twee gemetselde hoekposten van een inrijhek. De hoeve was blijkens kadastrale gegevens in 1841 eigendom van Joseph Ruland die ook de Esch bezat. Aan het bezit van de Weijerhof waren vroeger gebruiksrechten op het Malensbos verbonden (Oppenhoff, blz. 31).
| |
| |
Afb. 185. Waterlopen en watermolens tussen Vaalsbroek en Lemiers c. 1890 naar kadastrale tekeningen.
| |
| |
Afb. 186. Rarenderstraat 19 (opm. 1968).
Afb. 187. Rarenderstraat 19, uit het oosten (opn. 1968).
| |
Watermolen Frankenhof of Volmolen
De watermolen Frankenhof, ook bekend als de Volmolen, Weijerweg nr. 4, ligt op enige afstand van de weg aan het eind van een rechte laan ten noorden van de Weijerhof. Aaneengesloten vleugels van baksteen onder schilddaken die drie zijden omgeven van een naar het zuiden, de voorkant, open binnenplaats (afb. 184). Het complex - xixa maar op vele plaatsen gewijzigd - heeft segmentboogvensters met luiksponningen, hoekblokken van Naamse steen met duimen voor het ophangen van luiken, en sluitstenen die eveneens van Naamse steen zijn. De binnenplaatsgevel van de noordvleugel heeft twee lisenen bij de middentravee. Aan de zuidkant van de binnenplaats bevindt zich een gebogen afsluitmuur met de inrit in de middenas; die inrit wordt geflankeerd door twee hogere hoekposten met geprofileerde dekplaten. Bovenslagmolen op de Zieversbeek, waarvan het water via een groot vergaarbekken tegenover de Weijerhof via een buis naar het schoepenrad aan de noordzijde wordt geleid. Op de Tranchotkaart van 1803-'13 al vermeld als Vohlmühl; volgens Vaessen (par. 71, nr. 1) in 1810 van Herman Boffender en Peter Radel; later achtereenvolgens garen- en wolspinnerij, en weverij van Merzenich. In een opgaaf van 1807 (Rijksarch. Maastricht Frans arch. 2520 Commune de Vaels) echter al vermeld als de ‘Moulin à fouler de Mr. Van Leuvenigh, Ruisseau dit le Gouw’ en blijkens kadastrale gegevens in 1841 eigendom van Von Loevenich te Burtscheid. De molen heeft tegenwoordig een ijzeren schoepenrad, twee steenkoppels en ijzeren maalwerk (Molens in Limburg, blz. 82-83, nr. 121).
| |
Raren
Het gehucht zal in de middeleeuwen zijn ontstaan als nederzetting van laten bij het goed Vaalsbroek, waar een laatbank gevestigd was. De oudste betrouwbare weergave van de nederzetting is te vinden op de kaart van Tranchot (1803 e.v.). Blijkens een telling uit 1807 waren er toen in Raren en Wolfhaag samen 50 huizen en 283 inwoners (Vaessen, par. 65).
| |
| |
Afb. 188. Rarenderstraat 24, gebouwd in 1775, uit het oosten; op de achtergrond Rarenderstraat 19 (opn. c. 1960).
Afb. 189. Rarenderstraat 73 (opm. 1968).
De bebouwing bestaat uit groepjes huizen, stallen en schuren - meest van vakwerk - langs de slingerende weg tussen Vaalsbroek en de hellingen van het Malensbos en het Schimperbos langs de Belgische grens. Er zijn nog enkele voorbeelden van hoeven met een losse bebouwing met een vrije situering, kenmerkend voor de structuur van een vroeg lintdorp (Hekker 1981). Het zuidelijke deel van Raren is nog tamelijk gaaf.
| |
Huizen en hoeven
Van noord naar zuid zijn de volgende gebouwen vermeldenswaard.
Links - dus ten oosten - van de Rarenderstraat:
| |
Epenerbaan
Epenerbaan nr. 4-6 bij de Rarenderstraat. Dwars staand woonhuis van vakwerk en baksteen, xixb, onder een zadeldak; topgevel aan de kant van de straat met verticale planken bekleed.
| |
| |
Afb. 190. Rarenderstraat 41 m.(opm. 1968).
Afb. 191. Rarenderstraat 57-59 (opm. 1968).
| |
Rarenderstraat
Rarenderstraat nr. 24. Dwars staand bakstenen huis, xviii, met woon- en bedrijfsgedeelte onder een zadeldak; ingangen en vensters met segmentboogomlijstingen van Naamse steen aan de lange noordwestzijde (afb. 188). Bij het woongedeelte in het zuidoostelijke stuk hebben de benedenvensters getoogde kruiskozijnen; op de sluitsteen van de ingang staat: 1775 / nh / ihs / h.b.k. aebfp met boven het ihs-teken een kruis en eronder een hart.
Rechts - dus ten westen - van de Rarenderstraat:
Rarenderstraat nr. 19 tegenover nr. 24. Huis met zadeldak, waarvan het noordoostelijke stuk van vakwerk xvi is en de rest van baksteen (afb. 186-187). Het vakwerkgedeelte heeft aan de korte zijde een gevel met overkraging op dwarsgeprofileerde schoren en een topgedeelte dat is aangepast aan de gewijzigde dakhelling; het vakwerk is bij de eindgevel onderaan verstijfd met een Andreaskruis en aan de lange zuidoostkant met schuine schoren. Kelder met tongewelf.
Rarenderstraat nr. 41-43. Dwars staand vakwerkhuis met zadeldak. Achterste stuk xvi met windverband in de lange noordoostgevel. Binnen een moerbalkzoldering op korbelen, en een schouw met geprofileerde kraagstenen en links opzij twee nissen (afb. 190). Recente aanbouw van baksteen rechts aan de straat.
Rarenderstraat nr. 45. Vakwerkhuis met zadeldak, xix.
Rarenderstraat nr. 57-59. Vakwerkhuis met zadeldaken (afb. 191); dwars staand woonhuis, xvii, en rechts langs de straat een haaks aangebouwde vleugel met stal, xviii; aan de lange straatzijde van deze bedrijfsvleugel een latere uitbouw onder een doorgetrokken schild van het ‘opgetilde’ dak. De verlaagde kap van het woonhuis met geschoorde overstekken aan de lange zijden en een dakschild aan de korte straatkant. Het vakwerk van het woonhuis is verstijfd met grote Andreaskruisen (de onderste grotendeels verdwenen). Achterste deel met onderbouw en eindgevel van breuksteen. Twee kelders met tongewelf.
Rarenderstraat nr. 63-65. Twee aan elkaar gebouwde huizen van vakwerk;
l-vormig, xix; los stalletje van vakwerk.
Rarenderstraat 71. Vakwerkhuis met schuine schoren beneden en Andreaskruisen
| |
| |
Afb. 192. Rarenderstraat 73 en 71, uit het zuidoosten (opn. 1964).
Afb. 193. Wolfhaag. Linderweg 5, hoeve Linde, westzijde (opn. c. 1960).
boven, onder een zadeldak met geschoord overstek; xvii, maar ingrijpend vernieuwd (afb. 192).
Rarenderstraat nr. 73. Vakwerkhoeve met losse bebouwing; woonhuis en bedrijfsgebouw vrij gesitueerd aan twee kanten van een mesthof (afb. 189 en 192). Het dwars staande woonhuis c.1600, aan de zuidoostkant, afgedekt door een verlaagd zadeldak, heeft gevels die onderaan met schuine schoren en op de verdieping met Andreaskruisen zijn verstijfd; de kopgevel aan de oostkant met overkraging op consoles. Gevel aan de korte veldzijde in baksteen vernieuwd. In de zuidgevel benedenvensters met gebiljoeneerde dagkanten aan de binnenzijde. Kelder met tongewelf onder het derde vak, aan de veldzijde. Dwarsdeelschuur aan de westkant van de hof, ongeveer in het verlengde van nr. 71; opgetrokken uit vakwerk, c.1600, het noordelijke gedeelte met stal later in baksteen vernieuwd; het verlaagde zadeldak met geschoord overstek aan de lange hofzijde van het oudere deel. De vakwerkgevels met schuine schoren beneden en Andreaskruisen boven zijn zeer
| |
| |
ingrijpend hersteld (vgl. ook Hekker 1961, blz. 52 en fig. 5). Blijkens oude kadastrale kaarten stond er vroeger een bakhuis aan de oostzijde van het erf bij de weg.
| |
Wolfhaag
Gehucht ten zuidwesten van Vaals, tussen de Gemmenicherweg en Raren; in de laatste jaren sterk gemoderniseerd. Aan het bezit van sommige huizen in Wolfhaag waren vroeger gebruiksrechten op het Malensbos verbonden (Oppenhoff, blz. 32).
| |
Linderweg
Linderweg nr. 5, ten zuidoosten van het kruispunt Schuttebergsweg. Hoeve Linde, naar het noorden gekeerd boerderijcomplex met zadeldaken en met gevels van breuksteen, xvi?, baksteen, en voor een klein gedeelte vakwerk (afb. 193). Aan de zuidkant zijn de buitengevel van het woonhuis en die van het haakvormig aangelegde westelijke bedrijfsgedeelte nog van breuksteen; het daarop aansluitende deel van de westelijke buitengevel, dat van baksteen is en het ankerjaartal 1740 draagt, correspondeert met vakwerk voorzien van baksteenvullingen aan de hofzijde; de rest van de westvleugel is grotendeels van breuksteen maar in baksteen verhoogd. De bakstenen binnenplaatsgevel van het woonhuis en de bakstenen gebouwen aan de oostzijde zijn van betrekkelijk jonge datum. Aan de noordkant van de hof bevindt zich een breukstenen muur, waarvan het oostelijke deel nu is opgenomen in de eindgevel van een zijvleugel. Bij de inrit van de hof staan vierkante pijlers van baksteen met sterk afgesleten natuurstenen bekroningen, xviii. Een derde bakstenen pijler, xix, behoort bij de inrit tot het erf naast de westvleugel.
| |
Schuttebergsweg
Schuttebergsweg nr. 8-10. Boerderijcomplex, xviii, aan de zuidwestkant van de weg, achter het vernieuwde vakwerkhuis van nr. 12. Twee dwars staande gebouwen met zadeldaken aan weerskanten van een mesthof. Het oostelijke met segmentbogige ingangsomlijsting van Naamse steen in de lange buitengevel; noordelijke stuk vernieuwd. Het westelijke gebouw met tweelichtkozijnen van Naamse steen op de verdieping; het noordelijke stuk van de hofgevel nog van vakwerk.
| |
Wolfhaag
Wolfhaag nr. 9. Boerderijcomplex, gelegen aan de noordoostkant van de weg. Gebouwen, xviii, van vakwerk met vullingen van baksteen, afgedekt met zadeldaken. Het dwars staande woonhuis met voorgevel van mergel, die bij wijziging van de dakhelling, xix, in baksteen is aangevuld; gevel van baksteen aan de hofzijde; aanbouw van vakwerk met aanleunend lessenaardak aan de korte oostzijde. Los hiervan een haakvormig bedrijfsgedeelte langs de noord- en westkant van de hof, met bakstenen gevels aan de wegzijde.
Wolfhaag oud nr. 57, meer noordwaarts aan de noordoostkant van de weg. Dwars staand gebouw van vakwerk met zadeldak, xix; haaks hiertegenaan langs de straat een hoog bakstenen woonhuis, xixb.
Wolfhaag nr. 61. Hoeve Meelenbroek. Groot bakstenen complex ten noorden van het kruispunt Meelenbroekerweg-Linderweg-Wolfhaag. De bedrijfsvleugels, xixa, omgeven de west-, noord- en oostkant van een hof, aan de zuidkant waarvan het losse woonhuis, c.1900, staat. De stalvleugel aan de noordzijde heeft rondboogpoortjes aan de binnenplaatskant en een zolderverdieping van vakwerk met vullingen van baksteen. De langsdeelschuur aan de oostzijde is voorzien van een ellipsboogpoort links in de korte zuidgevel. Inrit tot de hof tussen woonhuis en langsdeelschuur, voorzien van een bakstenen hoekpijler met natuurstenen bekroning bij de schuur.
| |
Wegkruis
Gietijzeren wegkruis in eclectische trant bij het kruispunt Meelenbroekerweg-Linderweg-Wolfhaag; met H. Hartbeeldje in de stam, en onderaan beeldjes van de H.H. Petrus en Paulus. |
|