Of: Wat gebeurd is, is gebeurd. Ook dit is meer dan wat men in de wiskunde een identieke vergelijking noemt, want het betekent: Wat gebeurd is, is niet meer te veranderen, niet meer goed te maken. En het gevoel dat zich hier uit, is: berusting.
En met de logisch zinloze opmerking: Dat is dat, geeft men zijn tevredenheid te kennen, dat men met een karweitje gereed is gekomen.
Logisch bezien is in de besproken zinnen een woord overbodig, of is de hele zin overbodig. Nog duidelijker openbaart zich het conflict tussen logica en affect in zinnen als: ‘Die jongen doet nooit niks’, ‘Je neemt me ook nooit nergens mee naar toe’, die wel tot het taalgebruik der minder ontwikkelden gerekend moet worden. Hierin wordt niet een bepaald woord, maar de ontkenning als zodanig herhaald. Logisch bezien zeggen ze precies het tegengestelde van wat ze bedoelen: nooit niks = altijd iets. Maar die luiheid staat de spreker dan zo tegen, dat hij aan die ene ontkenning niet voldoende heeft om uit te drukken, hoe ‘ellendig weinig’ die jongen uitvoert.
Tautologie ontstaat ook, als twee keer hetzelfde wordt gezegd met andere woorden. Tegelijk met de herhaling treedt dan een ander stijlverschijnsel op: de variatie. In dit geval bestaat de tautologie uit twee synoniemen, die vaak door het voegwoord en zijn verbonden. Indien dergelijke koppelingen van woorden veel worden gebruikt, ontleedt men ze niet meer. De tautologieën worden dan clichés, vaste uitdrukkingen. Bijv.; schots en scheef, kort en bondig, heer en meester, open en bloot, frank en vrij.
Zoals vrijwel alle in dit boek behandelde verschijnselen, kan de tautologie een ‘stijl-figuur’ maar ook een ‘stij-fout’ zijn. Als men niet de meer of minder bewuste bedoeling heeft de betekenis van een woord sterker te doen spreken, als de tautologie in het geheel niet in een gevoel wortelt, als door de herhaling niet méér wordt uitgedrukt dan door het enkele woord, moet de herhaling vermeden worden. Anders is de tautologie doelloos en dus kletserig, zoals in: ‘Die jongen doet zijn best niet; dus bijgevolg maakt hij geen vorderingen’; ‘En als het dan winter wordt, dan kun je schaatsenrijden’.
Wat de laatste zin betreft: het is ook tautologie, dat men een zinsdeel twee maal uitdrukt. Bijv.:
Het is waar, dat hij geslaagd is (twee onderwerpen).
Ik ben er zeker van, dat hij komt (twee oorzakelijke voorwerpen).
Als hij z'n best doet, dan moet hij slagen (twee bijw. bepalingen van voorwaarde).
Als de klok vier uur slaat, dan eindigen wij ons werk (twee bijw. bepalingen van tijd).
Het gaat natuurlijk niet aan, hier zonder mee van ‘stijlfouten’ te spreken. De eerste twee voorbeelden zijn zonder het aankondigend zinsdeel zelfs niet mogelijk. In de laatste twee is het herhalend zinsdeel stellig overbodig en hoe korter de bijzin is, hoe overbodiger het wordt. Toch gaat het zeker te ver, om elke volgens dit schema gebouwde zin te verwerpen. Hinderlijk