De zangvogeltjes. Deel 2(ca. 1890)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 22. De Herfst. Gematigd. F.L.A. Kunzen. 1. De herfst be - gint, Een kou - de wind Blaast ruw en fel uit het noor - den; De zwa - luw-schaar En 2. De boer ge - leidt Met som-ber-heid Zijn vee van dras - si - ge vel - den. 't Zijn bloem en blad, Ver- 3. De zon - ne-straal Ziet bleek en vaal, En schijnt met ne - vels te kam - pen. En zie de maan Daar 4. Een weemoedsmart Ver - vult het hart: Een smart en vroo-lijk - heid te - vens: Daar 't hijgt en smacht En [pagina 15] [p. 15] 1. d'ooi - e - vaar Ver - trek - ken naar war - mer oor - den. 2. welkt en mat, Die 't afscheid des zo - mers mel - den. 3. glansloos staan, Ver - duis - terd door zwa - re dam - pen. 4. hoopt en wacht De len - te des eeuw'gen le - vens. H.A. van. Kamp. Vorige Volgende