De zangvogeltjes. Deel 2(ca. 1890)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 5. Gebed. Langzaam en zacht. C.G. Gläser. 1. Gij Je-zus, dierbre Heiland! Zie gunstig op ons neêr. Ver - leen ons u - wen bijstand, Waar- om w'U bid - den, Heer! 2. Reeds in uw aardsche leven Waart gij zoo goed voor 't kind: Gij hebt het veel ge - ge - ven, En tee-der - lijk be - mind. 3. Neen, niemand mocht ze hindren: Uw hand rustt' op hun hoofd; Gij hebt, o Vriend van kindren, Hun 't he-mel - rijk be - loofd. 4. Nog ziet Gij op ons neder, De - zelf - de Heer zijt Gij; Want tel-kens klinkt het we-der: Komt, kindren! komt tot mij. 5. Leer vroom en braaf ons leven! Och Heer! verhoor ons nu, Wil ons uw ze - gen ge - ven! Dan ko-men wij tot U. w.w. Vorige Volgende