De zangvogeltjes. Deel 1(ca. 1890)–Franz Abt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 10. Zangerslied. Vroolijk. J.A. Hiller. 1.{Was nu - ziek en zang er niet, 't Leven had geen waar - de, Kom - mer, zor - gen en ver-driet Speelden baas op aar - de, Maar nu God ons le - vens - lang Dien schat heeft ge - ge - ven, Doet ons vroo - lijk lof - ge - zang Steeds dien vij - and be - ven. 2.{Als ons eens de moed ont-zinkt, Leed ons is be- scho - ren, Als dan slechts de zang-toon klinkt En wij 't lied doen hoo - ren, Dan zal blijd-schap ook ge - wis Treu - rig - heid ver - van-gen; Wat de dauw voor't aard-rijk is, Zijn der zie - le zan - gen. 3.{Hoort, de vo - gels gaan ons voor, Zon-der zorg of hin - der; Slaat al d'een wat har - der door, d'Ander zingt niet min - der. Lof en dank ver - mel - den zij, Voor wat zij ont - vin-gen; Daar - om, broe - ders la - ten wij Heel ons le - ven zin - gen. J.A.Ch. Zarnack. Vorige Volgende