Men noemt onder het beste van zijn graveerwerk: Balthasar, graaf van Castiglione; Ariosto van Ferrara naar Titiaan kl. fol.
De verdronken Neander door de Nereïden en Najaden uit het meer naar de kust gedragen, naar J. van Sandrart; De schoone Hylas wordt door de Nereïden opgenomen, naar denzelfden, beide gr. 4o.
Tot de door hem gesneden portretten behooren Dirk en Wouter Crabeth, dat van Johannes Goedaert schrijver over de Insecten en gekorven Diertjes in 8o. naar Eversdijk; De werken der barmhartigheid van St. Cecilia, een groot stuk van Dominikijn (Dominico Zampieri), genaamd Domenichino; viervoetige dieren, op 13 bladen, naar A. Cuyp.
Hij beoefende ook de schilderkunst. In de galerij te Weenen zijn voortbrengsels van zijn penseel aanwezig, zoo als, blijkens den Catalogus dier verzameling in 1786, door C. de Mechel te Basel uitgegeven:
Belisarius in een grot, nadat hij in ongenade was gevallen; hij rust met zijne regterhand op een stok, en houdt in de linker een blikken bak om er de aalmoezen in te ontvangen; achter hem zijn helm; h. 5 vt. 7 dm., br. 3 vt. 5 dm.
Zijne zinspreuk: het moet al in een pers zijn doelt op zijn naam en komt voor rondom zijn fraai maar zeldzaam portret.
Zie Nagler, Immerzeel, Kramm; Le Comte, Konst-cavinet. D. II. bl. 515.