rijk, en afgevaardigd wegens Holland tot de raadplegingen over het bijeenroepen eener Nationale Vergadering.
Hij was een ijverig bevorderaar van hare bijeenkomsten, had vervolgens geen gering aandeel in de latere omwentelingen in Friesland in 1796, en toen als lid van de nationale vergadering benoemd, werd hij in de eerste bijeenkomst tot voorzitter gekozen. Hij was curator der Leydsche hoogeschool en lid der Maatschappij van Nederl. letterkunde, en overleed den 17den Maart 1796, zonder kinderen natelaten bij Françoise Henriette Vockestaert, die naderhand met G.J. Olivier hertrouwde. Alles wat tot zijne afzetting betrekkelijk is, is te vinden bij Chalmot, Verzamel. v. Stukken en ook afzonderlijk uitgegeven. Er bestaan onderscheidene afbeeldingen van hem, de beste is die van Hodges.
Behalve de gemelde werken gaf hij nog:
Republikeinsch Catechismus, m. portr.
In welken zin kunnen de menschen gezegd worden gelijk te zijn. en welke zijn de regten en pligten die daar uitvloeijen? Haarl., 1793, 1794, 1795 (vierde uitg. met een merkwaardige Voorrede).
Aanspraak van mr. P. Paulus. eerste president der Nationale vergadering, gedaan bij de opening van dezelve vergadering den 1sten Maart 1796. gr. 8o.
Zie Verzameling van stukken, betrekkelijk de Demissie van den Heer P. Paulus, Raad en Advocaat-Fiscaal ter Admiraliteit op de Mase. 1788; Scheltema, Staatk. Nederl.; Siegenbeek, Gesch. der Leydsche Hoogeschool. D. II; mr. Pieter Paulus met zichzelven vergeteeken, vooral uit zijne schriften. gr. 8o. 1796 (te Amsterdam overleden); Gedachten op het afsterven van de Burger P. Paulus, enz. 1796. 2 St. gr. 8o.; Eenige dichtstukjes op het afsterven van mr. P.P. Amst., 1796. 8o.; Moet de dood van P.P. als een zegen of als een slag, als een geluk of als een ramp, als voordeelig of als nadeelig voor deezen Staat beschouwd worden? of lijkrede over Prediker VII, 3. Uitgesproken in een Genootsch. v. Geleerde mannen. 1796. 8o.