koninkrijk van Holland ingesteld en Lodewijk op zijn troon geplaatst werd, was hij mede onder de mannen, die de nieuwe koning van alle kanten om zich verzamelde; ten einde omtrent 's lands belangen te worden voorgelicht. Van onderscheiden aard, maar alle van het hoogste gewigt en het eerste aanzien, waren de waardigheden met welke hij achtereenvolgens door dien vorst bekleed werd. De laatste was die van President van het Hof van Rekeningen, welken post hij, doch op eene verminderde schaal, gedurende den treurigen tijd onzer inlijving in het Fransche keizerrijk behouden heeft. Na de herstelling onzer onafhankelijkheid werd hij door Willem I tot lid van den Raad van Koophandel en Kolonien, daarna tot Staatsraad in buitengewonen dienst benoemd, en als zoodanig in vele gewigtige commissien gebruikt, tot hij eindelijk tot lid van de Eerste Kamer werd aangesteld, welke waardigheid hij tot den dag van zijn overlijden bekleedde.
Gedurende zijn gantsche leven betoonde hij zich een vurig voorstander van kunsten en wetenschappen, had een meer dan gewone kunde in onderscheidene vakken tot het staatsbestuur en de staatshuishouding, bijzonder met betrekking tot ons vaderland behoorende, en eene grondige kennis van het Romeinsche en hedendaagsche regt, welks beoefening hij, ook te midden zijner staatkundige werkzaamheden, bleef voortzetten. Driemaal was hij gehuwd, en had het ongeluk ook zijne derde echtgenoote, die een halfjaar voor hem uit het leven scheide, ten grave te brengen. Dezelfde ramp trof hem ten aanzien van 6 der 10 kinderen uit zijn eerste huwelijk gesproten.
De Mist was ridder van den Nederlandschen leeuw, vele jaren Directeur der Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen en lid der Maatschappij van Nederl. Letterkunde.
Zie Galerie der Contemp., T. VII. p. 102; Rogge, Gesch. d. Staatsreg., bl. 91, 102; van Kampen, Geschied. der Nederl. buiten Europa, D. III. bl. 418-437; Kist en Royaards, Hist. Archief, D. VIII. bl. 279 (2e serie); Kunst- en Letterbode, 1825; Siegenbeek, Hand. d. Jaarl. Vergadering der Maats. van Ned. Letterk, 1824, bl. 3 volgg.; Gedenkboek van de Maats. van Nederl. Letterk., bl. 39; Register der Acad. Dissertatien en Oratien, 322; Kronijk van het Hist. Genoots., D. VII. bl. 457, 459; Bilderdijk, Gesch. des Vaderl., D. III. bl. 308; Kobus en Rivecourt; Muller, Cat. v. Portr.