Zwijndrecht, in 1759 naar Purmerend, in 1760 naar Dordrecht en 1764 naar Leiden, waar hij in 1766 werd aangesteld tot hoogleeraar der kerkelijke historie, welken post hij op den 29sten September aanvaardde met eene Oratio de bona spe, quae etiam nunc ecclesiae Batavae supersit, ac praecipuis nonnullis ejus ex historia potissimum ecclesiastica argumentis, welke redevoering, ook in het hollandsch vertaald, te Leiden in 1767 in 4o. het licht zag, en aan van der Kemp vele onaangenaamheden berokkende, en aanleiding gaf tot het schrijven en uitgeven van onderscheidene vlugschriften, welke door Ds. Schotel in zijn aangehaald werk vermeld worden, waarover wij hier niet kunnen uitwijden, doch waartegen van der Kemp's geschrift gerigt was, dat hij uitgaf onder den titel van:
De gronden der goede hope voor Neerlands Hervormde kerke verdedigd; ter beantwoording van den Heere M. Goodricke, Leid. 1770.
In 1779 werd van der Kemp tot hoogleeraar in de godgeleerdheid aangesteld, welke waardigheid hij op den 15den Junij van dat jaar aanvaardde met eene Oratio de Gregorio Nazianzeno imitabili theologis nostris exemplo maxime imitando. Niet lang was hij als zoodanig meer werkzaam, daar eene borstziekte hem den 4den Augustus 1780, aan zijne gade, Margaretha Elisabeth van de Wall, en aan de hoogeschool ontrukte. Hij liet een zoon na, Johannes Cornelius genaamd, die mede volgt. Zijne afbeelding, door Pieter de Mare in plaat gebragt, ziet het licht; teregt plaatste Adriaan van Assendelft daaronder het volgende bijschrift:
Ernsthafte deftigheid, aan vriendlijkheid gepaard,
Verspreidt haar blijden glans op dit genoeglijk wezen,
En teekent van der Kemp, die om zijn gullen aert,
Geleerdheid, Wijsheid, Deugd en IJver wordt geprezen;
Maar Kerk en Hoogeschool, beklemd om 't vroeg gemis,
Zien met een zuchtend hart 's mans waerde beeldtenis.
Zijne afbeelding in olieverw versiert de senaatkamer der Leidsche hoogeschool; ook is hij door L. Springer in steendruk afgebeeld.
Van der Kemp, zegt de heer Schotel, ‘was een der beste kanselredenaars van zijnen tijd en streed met Bonnet om de kroon. De voornaamste gemeenten begeerden zijnen dienst, en verbazend was steeds de menigte die hem hoorde.’ Als geleerde deed hij zich door weinige geschriften kennen. Hij moet, behalve de genoemde geschriften, een Systema Theologicum in 5 deelen in 4o. vertaald of met aanteekeningen verrijkt, en een Catechisatie-boekje uitgegeven hebben. Overigens bestaan er nog van hem: