welke hij met veel lof tot aan zijnen dood vervulde. Hij overleed den 16den December 1825.
Toen koning Willem I in 1814, toen nog als souvereinvorst, de munt te Utrecht bezocht, had van der Kellen eene kleine medaille gegraveerd, welke in het bijzijn van den vorst geschroefd en hem aangeboden werd. In 1816 vervaardigde hij den stempel voor den in dat jaar geslagen Nederlandschen rijksdaalder.
Van der Kellen liet een zoon na, mede David geheeten, die met roem het vak zijns vaders beoefent en wiens zoon weder, insgelijks David genaamd, waardiglijk de voetstappen drukt van zijnen vader en grootvader.
Zie Algem. Konst- en Letterb. 1826 D. I. bl. 19; Aanh. op het Woordenb. van Nieuwenhuis; Immerzeel, Lev. en Werk. der Kunstsch.; Kramm, Lev en Werk. der Kunstsch.