[Johan Wijnand van Goor]
GOOR (Johan Wijnand van), broeder van den voorgaande, onderscheidde zich in 1702 als Generaal-Majoor bij Ekeren en in 1703 bij de verdediging van de linien der Bondgenooten bij Stolhoven aan den Boven-Rijn, tegen den Maarschalk Villars. Hij volgde, in 1704, den grooten Menno van Coehoorn op als Meester Generaal van de artillerie, en had in dat jaar het opperbevel over de Nederlandsche troepen onder Marlborough. Hij onderscheidde zich als zoodanig bij de inneming van de verschansingen bij den Schellenberg nabij Donauweerd, en sneuvelde door een musketkogel in het oog getroffen, den 2den Julij 1704, in den slag bij Hochstädt. Hij was vermaard om zijne heldhaftigheid, en was om zijne talenten, dapperheid, ijver en regtschapenheid bij Marlborough allerbijzonderst geacht. Hij was gehuwd met Josina Philippina de Bette.
Zie Bosscha, Neêl. Held. te land, D. II. bl. 276, 345, 348; van Sypesteyn, Bijdr. voor de geschied. van het Ned. artilleriekorps, bl. 17-19.