[Marten Bowier]
BOWIER (Marten), zoon van Jan Bowier en van Henriëtta Maria Hermina Ackersdijk, geboren te 's Hertogenbosch den 13den December 1750, werd in 1787 Pensionaris van 's Hertogenbosch, doch legde in 1794, nadat de stad door de Franschen was ingenomen, zijnen post neder, en onttrok zich voorts aan alle bestuur van zaken, doch in November 1813, toen de hoop op verlossing van het Vaderland kwam opdagen, bood hij in het geheim zijne dienst, bij eene toekomstige bevrijding der stad aan den Souvereinen Vorst aan, en was reeds den 11den December met eene geschreven volmagt van dien Vorst voorzien geworden, om, zoodra de tijd daar was, alles in zijnen naam te regelen. Naauwelijks was dan ook de verlossing gekomen of Bowier gaf aan den Pruissischen Brigadier-Generaal Hobe, die de stad in naam van den Prins van Oranje-Nassau had in bezit genomen, kennis van deze volmagt en riep diens hulp tot het volvoeren van zijnen last in. De Generaal maakte zwarigheid zulks zonder voorkennis en toestemming van zijnen Opperbevelhebber den Generaal von Bulow te doen; waardoor Bowier verhinderd werd zijnen eersten last ten uitvoer te brengen, doch kort daarop zijne aanstelling als Commissaris-Generaal bekomen hebbende voldeed hij, met zijnen ambtgenoot Johannes Baptista Verheyen door eene plegtige afkondiging aan 's Vorsten begeerte.
Hij overleed den 27sten Februarij 1830, bij zijne echtgenoote, Vrouwe Susanna Everdina Donker van der Hoff, geene kinderen nalatende.
Zie Vaderl. Hist. ten vervolge op Wagenaar, D. XIX bl. 348; H. Bosscha Geschied. der omwent. van 1813, St. III. bl. 50 en 51, uit familiepapieren aangevuld.