Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Pieter Bondam]BONDAM (Pieter), zoon van Rutger Bondam, lid van de gezworen gemeente te Kampen, en van Christina Stercke, geboren te dier stede, den 26sten December 1727, kweet zich zoo gelukkig op het Gymnasium dier stad, dat hij reeds den 17den Julij 1742, als de eerste van diens leerlingen, eene rede ter vereering van Cicero's welsprekendheid, hield, en tot hooger onderwijs bevorderd werd. Dit gaf hem Franeker naar zijnen wensch; want het schonk hem, om geene andere te noemen, Lodewijk Caspar Valkenaer en Johannes Schrader tot Leidslieden. Aldaar even ijverig in de Letteren, als in de Regten gestudeerd hebbende, verwierf hij er ten jare 1746, het Doctoraat van het laatstgenoemde vak, en daarmede niet geringen roem. Want | |
[pagina 820]
| |
deskundigen erkenden, dat de verhandeling, bij die gelegenheid door hem verdedigd en uitgegeven; en behelzende Oordeelkundige aanmerkingen over eenige verminkte plaatsen in het Romeinsche WetboekGa naar voetnoot(1), hoe weinig ook het opschrift beloofde, evenwel een aantal oude schrijvers verbeterde of ophelderde. Vervolgens de oude Letterkunde voor het tegenwoordige tot hoofdstudie gekozen hebbende, werd hij eerst Conrector in zijne geboorteplaats, maar verliet haar ten jare 1755, om te Zutphen den zelfden post met den titel van Hoogleeraar der Regten te aanvaarden. Bij welke gelegenheid hij eene rede uitsprak, die de kennis der Grieksche taal als noodzakelijk voor den Regtsgeleerde, aanpreesGa naar voetnoot(2). Den 18den Februarij 1762, benoemde hem die stad tot opvolger van O.C. Bröffel, wiens verdiensten hij openlijk gehuldigd had; zoodat hij nu, met behoud van den genoemden Professoralen titel, Rector en Bibliothecaris van Zutphen werd. Hier gaf hij onder anderen een geleerd werk uit, dat eenen zedigen titel had, want het heette verschillende lezingenGa naar voetnoot(3), maar rijk van inhoud was; want het strekte ter verbetering, aanvulling en uitlegging van vele oude, ook Regtsgeleerde schrijvers. Veelligt nog meer tijds besteedde hij hier aan de bewerking der oude Latijnsche Grammatica, van welke hij eene nieuwe uitgave, ter verbetering en aanvulling van hetgeen Putschius geleverd had, hoopte te bezorgen. Maar het gelukte hem niet (misschien door het tusschen beiden gekomen, Akademisch Professoraat en menigvuldige andere bezigheden), zijn wijdstrekkend plan ten uitvoer te brengen. En wat men hem bijna vijftig jaren daartoe had zien verzamelen, dit alles werd na zijn dood onuitgegeven, voor de Leidsche Akademieboekerij aangekocht. Den 14den Januarij 1763 werd Bondam beroepen tot Hoogleeraar in de Regten te Harderwijk. Dien post dadelijk aangenomen hebbende, opende hij den 14den April zijne lessen, tot groot genoegen van vele studenten, die zeer naar zijne komst verlangd hadden. Twee maanden later hoorde men zijne eerste plegtige rede de beoefening der Grieksche uitleggers van het Romeinsche Regt aanprijzenGa naar voetnoot(4). Zij sloot zich naauw aan die, welke hij, in 1755, te Zutphen gehouden had. Menig Gelleerde, die het oude ijverig voorstaat en aanprijst, verzuimt het nieuwe of neemt het althans minder ernstig ter harte. Maar tegen dat verwijt vrijwaarde Bondam, om niets anders te noemen, zijne twee jaren | |
[pagina 821]
| |
later gehoudene en door bevoegde Regters zeer geroemde rectorale rede, Over de oorzaken die de beoefening van het Nederlandsche Staatsregt doen verwaarloozenGa naar voetnoot(1). Want hier werd buiten kijf dit verzuim ernstig gegispt en te keer gegaan. Was hij reeds het vorige jaar de meest vereerende goedkeuring der Curatoren ten deel gevallen; nog werd hij, met nieuwe verhooging van jaarwedde, op den zelfden dag waarop zijne rede het laatstgemelde studievak aangeprezen had, door hun opzettelijk besluit benoemd om er de Studenten in te onderrigten. In 1769 zag Bondam zich het voordeelige Rectoraat van het Haagsche Gymnasium aangeboden; en toen hij aan den uitdrukkelijken wensch der genoemde Verzorgers gehoor gevende, zich had laten bewegen om nog op zijne tegenwoordige standplaats te blijven, besloten zij hem uit hunne geheime kas jaarlijks eene buitengewone toelage te verstrekken. Niet lang daarna, in 1770, benoemden hem de Staten van Gelderland tot Historieschrijver van hun gewest. Na tien jaren aan de Geldersche Hoogeschool te zijn verbleven, werd hij den 21 December 1772 als gewoon Hoogleeraar van het Burgerlijk Romeinsch algemeen Nederlands Staat- en Leenregt, naar Utrecht beroepen, welke waardigheid hij den 19 Mei 1773 aanvaardde met eene redevoering over de hulpmiddelen, die tot eene grondige kennis van het Nederlandsche regt vereischt, doch in het algemeen te veel verwaarloosd wordenGa naar voetnoot(2). In 1775 tot Rector der Hoogeschool aangesteld, legde hij den 15den Maart 1776 dien post neder met eene redevoering ten betoge dat men de Nederlandsche Regtsgeleerdheid, voornamelijk op het voetspoor van het Romeinsch Burgerlijke regt, moet beoefenenGa naar voetnoot(3). Toen in het jaar 1779 het tweede eeuwfeest der bekende en te regt beroemde Unie van Utrecht op de plegtigste wijze in die stad gevierd zou worden, oordeelde men niemand beter geschikt tot het houden van eene geschiedkundige redevoering over dat gewigtig onderwerp dan Bondam, en hoe hij zich van die taak gekweten heeft kan men zien in zijne Oratio Secularis de Foedere Trajectino, anno 1579 a Belgis inito, cum annotatinibus historicis. Traj. Rhen. 1779. fol. et 4o. Door zijnen zoon in het Nederduitsch vertaald onder den titel van Redevoering over de Unie van Utrecht ter gelegenheid van deszelfs tweede eeuwfeest op den 29 van Louwmaand MDCCLXXIX, Utr. 1779. 8o. Behalve deze en de boven reeds vermelde Akademische redevoevoeringen heeft men van zijne hand: Oratio funebris in obitum C.C. Bröffelii. 1762. | |
[pagina 822]
| |
Verzameling van onuitgegevene stukken tot opheldering der Vaderlandsche Historie. Utr. 1779-1781. 5 deelen 8o. Charterboek der Hertogen van Gelderland en der Graven van Zutphen. Utr. 1783. 4 deelen folio. Ook versierde hij het werk van J.D. van Hoven, Otia litteraria de Isalam. Fasc. 2 Camp. 1762, met eene epistola, in quâ varia loca Minucii, Justini, Sedulii et all. vel vindicantuâ vel emendantur. Nog bragt hij in bekwame orde en maakte tot de uitgave gereed het werk van zijnen overledenen vriend J.A. Hultman, getiteld Miscellanea Epigraphica. Na zijnen dood kwamen eerst de Brieven van Joachim Hopperus aan Viglius van Aytta geschreven, in openbare druk voor den dag., welker uitgave hij had pogen te bevorderen, en met eene korte voorrede aan zijne Landgenooten aanprees. Bondam overleed den 6den Februarij 1800, uit zijn eerste huwelijk met vrouwe Rolina Meijer nalatende twee zonen, waarvan de jongste Rutger Bondam volgt.
Zie C. de Vries, Beschr. en Verh. der vreugdebedr. ter gelegenh. van de honderdvijftigste verj. der Utrechts. Hooges. bl. II en XVIII; Vaderl. Hist. ten vervolge op Wagenaar, D. II. bl. 9 en 10; Arrenberg, Naaml. van Nederd. boeken; te Water, Aanspr. in de jaarl. Algem. Vergad. van de Maats. van Nederl. Letterk. te Leyden den 8 Oct. 1803. bl. 8-15; Saxe Onomast. Liter. Pars VIII. pag. 97-99. van Kampen, Geschied. der Nederd. Letteren en Wetens. D. II. bl. 222, 223; Bouman, Geschied. der Gelders. Hooges. D. II. bl. 279, 282-289, uit familiepapieren aangevuld. |
|