Redeneerkunde gevoegd werd. Deze post nam hij met alle vlijt waar tot aan zijne dood, welke den 20 Mei 1637 voorviel. Het was ongetwijfeld hier, dat hij, zooals men vindt opgeteekend, de leermeester van den Raadpensionaris Johan de Witt geweest is.
Men vindt niet vermeld welke hetrekking Beeckman te Breda bekleedde, waar hij vóór zijne overkomst naar Dordrecht schijnt gewoond te hebben. Zeker gaat het dat hij zich aldaar in 1617 onthield, toen hij door een zonderling toeval in kennis geraakte met den beroemden Wijsgeer Renatus Descartes. Deze namelijk in Nederlandsche krijgsdienst zijnde en zich te Breda in garnizoen bevindende, zag op zekeren morgen, dat de voorbijgangers hunne aandacht vestigden op een mathematisch voorstel, hetwelk in het Nederduitsch op den hoek van eene straat aangeplakt was. Hij, deze taal niet verstaande, verzocht aan Beeckman, een der omstanders, dien hij echter niet kende, om het hem in het Latijn of het Fransch te willen uitleggen; deze verwonderd over die vraag beloofde den jongen krijgsman aan zijn verzoek te zullen voldoen, onder voorwaarde, dat hij hem de oplossing van het vraagstuk zou brengen; Descartes beloofde zulks en hield woord; terzelfder tijd redeneerde hij met zooveel grond en juist oordeel over onderscheidene wetenschappen, dat de geoefende Mathematieus er over versteld stond, en belijden moest, dat de Officier hem zaken leerde die hij niet wist; van dit oogenblik af aan sloten zij ook eene wederkeerige vriendschap, die 17 jaren heeft stand gehouden, namelijk tot op de dood van Beeckman; ook onderhielden zij eene onafgebrokene briefwisseling. Het was op aanhouden van dezen vriend, dat Descartes reeds in 1618 zijn Compendium Musicae vervaardigde, dat eerst 30 jaren daarna in het licht is gekomen en Beeckman wilde er zich in de afwezigheid van den schrijver de eer van toeëigenen, doch in het vervolg beleed hij dat dit het werk van den beroemden Wijsgeer was, maar tevens gaf hij voor, er het bestuur over gehad te hebben; hoe het ook mag zijn, dit voorval veroorzaakte in den beginne
eenige verkoeling in hunne vriendschap, doch die vuurde weldra weder aan, en heeft, gelijk gezegd is, tot het einde van Beeckmans leven stand gehouden.
Beeckman liet onderscheidene Natuur- en Wiskundige schriften na, het schijnt echter dat daarvan niets anders is in het licht verschenen dan dat, hetwelk na zijne dood door zijnen broeder Abraham Beeckman is gegeven onder den titel van:
D. Isaaci Beeckmanni, Medici et Rectoris apud Dordracenos, Mathematico-physicarum Meditationum, Quaestionum, Solutionum Centuria, Traject. ad Rhen. 1644. 4o.
Zie Balen, Beschryv. van Dordr., bl. 674 en 676; La Rue, Gelett. Zeel., bl. 8-10; Kok, Vaderl. Woordenb., D. V. bl. 307 en 308; Chalmot, Biogr. Woordenb., D. II. bl. 203-205; Collot d'Escury, Hollands Roem, D. I. bl. 9 en 10 in de noot, D. II. bl. 276 en 277; Dr. Schotel, Kerkel. Dordr., D. I. bl. 321; Biogr. Univ.