Het zingende nachtegaaltje, fluitende verscheidene vrolijke en vermakelijke liederen(ca. 1860)–Anoniem Zingende nachtegaaltje, fluitende verscheidene vrolijke en vermakelijke liederen, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Kloris en Roosje. Goeden avond! mijn lieve Roosje! Mijn suikerdoosje! Nog eens gekust, wij zijn alleen, Ik mag uw schoonheid zoo graâg leijen, En al mijn vreijen, Dat is om u en anders geen; Mijn liefje, mijn diefje, mijn hartje, mijn schat! Ik zweer je bij 't bond van Lubbert Ooms kat, Maar ach, ach, en dat ik u maar had. 2. Wel wat praat die vreijer aardig, Wel gij zijt waardig Een meisje, die het maar wil doen, Ik loof gij zoudt mij wis bekoren, Naar ik kan hooren, Gij lijkt mij zoo geweldig groen; Gij zegt het zoo geestig, zoo aardig, zoo raar, Ik wensch u de Bruîgom al binnen 't jaar, Maar ach, ach, mijn gesuikerde Vaâr. 3. Wel, mijn allerzoerste liefje! Mijn honing diefje! Dan, zoo zweer ik, zal je wezen, Mijn uitgelezen, [pagina 14] [p. 14] Mijn eigen zelve, ja mijn vrouw; Maar zeg het wat haastig en maak mij niet bang, Zoo zing ik van vreugde een vrolijke zang, Maar ach, ach, en gij wacht mij zoo lang. 4. 't Is wel, ik zal 't mijn Besje vragen, 't Is ligt te wagen, Ei, kom dan morgen om bescheid; Dan zal ik 't u opregt verhalen, En gaan vertalen, Wat dat mijn Besje heeft gezeid; Maar ik vrees zij is er niet toe gezind, Praat ik van trouwen, zoo zeidt ze: mijn kind! Maar ach, ach, en zie wat gij begint. 5. Wel mijn allerliefste Bruidje! Mijn lieve guitje! Gaat bij uw Besje met fatsoen, Dan zal ze haar oude koude zinnen, Welhaast verwinnen, En zeggen wat er u staat te doen. Dan ben ik de Bruîgom en gij zijt de Bruid, Men haalt een Notaris, die 't Huwlijk sluit, En ach, ach, en ons vreijen is uit. Vorige Volgende