De zingende kruijer(ca. 1850)–Anoniem Zingende kruijer, De– AuteursrechtvrijZich vermakende met een aantal fraaije Liederen, welke veel gezocht en gezongen worden. Alle op bekende en aangename wijzen. Vorige Volgende Een nieuw lied, op de Chou, Chou, Chou. Zouden wij Chou Chou niet roemen, In ons dierbaar Nederland, Daar ziet men thans kleine en grooten, Speelen, ziet aan alle kant. Ja men moet het speeltuig prijzen, Laat men 't noemen zot of laf,) Neêrland moet den held toch roemen, Die hun het de Chou Chou gaf. 2[regelnummer] Waar vond men ooit fraaijer speeltuig, Zoo vol vinding, zoo veel kunst, En een speeltuig, dat zoo rijk'lijk Deelde in veler grooten gunst. Ja, men ziet zelfs, dat dit speeltuig, Heef zoo'n overgroote kracht, Dat het mannen maakt tot jongens, Wie heeft zulks ooit uitgedacht. 3[regelnummer] Buiten dat, wat is het nuttig, 't Zij men rijdt of gaat te voet, 't Spaart als men wil salueeren, Zelfs de punten van den hoed. Ook geen Dame heeft te nijgen, Als zij haar Chou Chou maar heeft, Ei, wie zou iets kunnen wraken, Dat ons zoo veel nuttigst geeft. 4[regelnummer] Neen, de droes dat moet niet wezen, [pagina 56] [p. 56] Zulk een kunst en meesterstuk, Wacht in ons kunstminnend Neêrland! Nimmer zulk een ongeluk. Weg nu rateltjes en fluitjes, Koikkers, kooten, rinkels, tol, Trommeltjes en ook trompetjes, Want Chou Chou blijft steeds de bol. Vorige Volgende