De zingende kruijer
(ca. 1850)–Anoniem Zingende kruijer, De– AuteursrechtvrijZich vermakende met een aantal fraaije Liederen, welke veel gezocht en gezongen worden. Alle op bekende en aangename wijzen.
[pagina 17]
| |
Dat streelt bij dit bezoekje,
Op 't aangenaamst mijn zin.
Annette.
Neen, vleijende Lubijn!
Ik zong daar op mijn floort,
Dat nooit een maagd te zijn,
Wanneer ik heb gehoord,
Een minnaar te smeken,
In wantrouw op zijn woord,
Eer hij door looze streken,
Mij al te ligt bekoord.
Lubijn.
Wantrouwt gij dan mijn bede,
Belooft 't woord van ja,
Met duurzame eden,
Slaat de smart niet gâ,
Die ik om u moet voelen,
Door liefdesvuur geblaakt,
Gij kunt alleen mij koelen,
Wordt er toch door geraakt.
Annette.
Ik wil uw vuur niet voeden,
Opdat het mij niet deer,
't Zal mij voor branden hoeden,
Gelooft mij op mijn eer,
Zou ik met losse zinnen,
Mijn blijde vrije staat,
Verwisselen voor het minnen,
Te zot is toch die praat.
Lubijn.
Veel zotter zijn de gaven,
De schoonheid zonder min.
Door tijd te zien begraven,
En dat zonder gewin.
De jeugd te zien verbloeijen,
Annette! och wat verdriet.
Zou geen liefde in u groeijen,
Ach, schuw de min toch niet.
Annette.
Zou ik dwang gedoogen,
Hij smeed mijn huwlijksjuk,
| |
[pagina 18]
| |
Als de liefde is vervlogen,
Leeft men te veel in druk.
Lubijn.
Ik zal uw eeuwig minnen,
Brengen u 't duurzaamst zoet,
Dat liefde schenkt te binnen,
Annette! gelijk gij moet.
Annette.
Ach, laat mij eenzaam peinzen,
Lubijn! laat mij alleen,
Lubijn.
Kunt gij de min ontveinzen,
De liefde, o schoone! neen,
Zou gij mij kunnen haten?
Annette.
Ach, vraag mij nu niet meer,
Ik moet het veinzen laten,
Lubijn! ik min uw weêr.
Lubijn.
Zie hoe de Goôn 't kan keeren,
Altoos in mijn heil,
De deugd moet triumfeeren,
Schoon veracht een korte wijl.
Laat ik 't nu aanhooren,
Dus vol luister uit zijn troon,
Wat voor mij is beschooren,
Annette tot mijn loon.
|
|