De Zeventiende Eeuw. Jaargang 22
(2006)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Romein en gotisch in zeventiende-eeuws drukwerk
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stcn en stcv, twee handen op één boekIn het najaar van 1982 werden de eerste beschrijvingen gemaakt voor de stcn, de Nederlandse retrospectieve nationale bibliografie over de periode 1540-1800.Ga naar voetnoot1 Boeken gedrukt in de Nederlanden voor 1540 waren reeds geruime tijd beschreven in goede incunabel- en postincunabelbibliografieën. Brinkman's cumulatieve catalogus van boeken bestreek vrijwel geheel het tijdvak na 1800, maar tussen 1540 en 1800 gaapte nog een grote bi- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bliografische kloof en dat was uitgerekend de periode waarin de Nederlandse boekproductie kwalitatief, kwantitatief en inhoudelijk toonaangevend was in Europa.Ga naar voetnoot2 De stcn neemt alle boeken op die gedrukt zijn binnen de grenzen van het huidige Nederland en alle Nederlandstalige boeken die elders ter wereld gedrukt zijn, Belgische boeken uitgezonderd. Vanaf de eerste voorbereidingen voor de stcn heeft de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, de belangrijkste initiatiefnemer, immers gestreefd naar samenwerking met Vlaamse partners. De Nederlanden vormden in de betreffende periode één taal- en cultuurgebied. Wat ligt dan meer voor de hand dan alle boeken uit dit gebied in één bestand aan onderzoekers aan te bieden? Het bleek echter lange tijd onmogelijk om fondsen te vinden voor een Vlaamse tegenhanger van de stcv en dus lag de start bij de Noord-Nederlandse drukken. Het begin van de stcv in 2000 werd in Nederland vanzelfsprekend met veel vreugde begroet, temeer daar de stcv dezelfde opnamecriteria en beschrijfregels hanteert als de stcn. In stcn en stcv krijgt elke editie een eigen beschrijving. Onder een editie verstaan we elke oplage die van een nieuw zetsel is gedrukt. Als we meer exemplaren van dezelfde editie in handen krijgen, voegen we die allemaal aan dezelfde beschrijving toe. De stcn bevat nu (1 augustus 2006) 140.000 edities in ruim 250.000 exemplaren. Daarbij zijn 3.000 incunabelen en postincunabelen, die beknopt beschreven zijn op basis van de bestaande bibliografieën. Het tijdvak 1540-1700 is vertegenwoordigd met 62.000 titels. Dat is naar schatting 75 procent van het totale aantal bewaard gebleven publicaties uit die jaren. Uit de achttiende eeuw zitten er 75.000 titels in de databank, ongeveer 45 procent van het totaal. Er worden dagelijks nieuwe beschrijvingen en exemplaren aan het bestand toegevoegd. De totale omvang van de bewaard gebleven Noord-Nederlandse boekproductie tot 1800 schatten we op circa 250.000 verschillende edities. In het najaar van 2005 startte de Koninklijke Bibliotheek een project om de stcn binnen vier jaar af te ronden. In 2009 moet het stcn-bestand dus een kwart miljoen beschrijvingen tellen in 500.000 à 600.000 exemplaren. Voor dit stcn-Masterplan wordt veel extra personeelsformatie vrijgemaakt en er wordt ook een beroep gedaan op de deskundigheid en inzet van medewerkers in diverse bibliotheken in Nederland. Doordat Nederland van oudsher geen wettelijk depot kende, is er niet één bibliotheek waar alle in Nederland gedrukte boeken te vinden zijn. Daarom verwerkt de stcn de collecties van zoveel mogelijk belangrijke wetenschappelijke en speciale bibliotheken in Nederland en enkele daarbuiten. Op 1 augustus 2006 zijn de volgende collecties geheel of gedeeltelijk verwerkt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Masterplan behelst in de eerste plaats de voltooiing van de reeds gedeeltelijk verwerkte collecties. Vervolgens zullen vooral die collecties opgenomen worden waarvan verwacht mag worden dat ze waardevolle aanvullingen zullen opleveren ten opzichte van het huidige bestand. Het zal dus gaan om bibliotheken met veel lokaal of regionaal drukwerk, gelegenheidsgeschriften, overheidspublicaties, volksliteratuur, liturgische boeken en ander materiaal dat meestal niet in grote wetenschappelijke bibliotheken terecht is gekomen. De keuze van die bibliotheken is nog niet gemaakt. Last but not least wordt eraan gewerkt om beschrijvingen van Nederlandstalige drukken uit Vlaanderen die zijn opgenomen in de stcv te converteren naar de stcn. Daartegenover worden titels uit de stcn die een Vlaamse connotatie hebben, zoals een fictief Haarlems adres voor een Antwerpse druk, vanuit de stcn overgeheveld naar de stcv. Daarmee krijgt de van oudsher beoogde samenhang en samenwerking tussen beide projecten steeds meer gestalte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Short Title Catalogus VlaanderenOnder impuls van het Nederlandse project en met de hulp van diverse partners werd zes jaar geleden een Vlaamse tegenhanger van de stcn opgericht. De stcv heeft als doel om de online bibliografie samen te stellen van het handgedrukte boek uit Vlaanderen van vóór 1801.Ga naar voetnoot3 Deze onderneming wordt naar het voorbeeld van de stcn gefaseerd aangepakt: voorlopig blijft het werkterrein beperkt tot de zeventiende eeuw. Tijdens de eerste fase (2000-2004), die tot stand kwam met de steun van het fwo-Vlaanderen en de Nederlandse Taalunie, werd het werkinstrument verfijnd. De databank is in hoofdzaak op de leest van de stcn geschoeid, maar houdt tegelijk rekening met de nieuwe technische mogelijkheden en verzuchtingen van de moderne gebrui- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ker.Ga naar voetnoot4 Daarnaast werd de databank gevuld met gegevens op basis van overgeleverde exemplaren uit zes deelcollecties in vier instellingen. Ten behoeve van de haalbaarheid beschreef de stcv aanvankelijk enkel Nederlandstalige drukken uit de zeventiende eeuw.Ga naar voetnoot5 Dit taalcriterium verviel tijdens de tweede fase van het project (2004-2007), waarvoor subsidies werden verkregen binnen het kader van het Archiefdecreet van de Vlaamse Gemeenschap. Thans bevat de stcv beschrijvingen uit de volgende collecties:
Op 1 augustus 2006 omvatte de stcv ongeveer 5500 edities in meer dan 10.000 exemplaren. In vergelijking met de hoger genoemde aantallen voor de stcn is dat weinig, maar men mag niet uit het oog verliezen dat geen enkel land ter wereld tijdens de zeventiende eeuw zoveel drukwerk heeft voortgebracht als de Verenigde Provinciën.Ga naar voetnoot10 Met de bekende referentiewerken als de istc, Polain, Nijhoff & Kronenberg, Belgica | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Typographica, Bibliotheca Belgica en de stcv beschikt de gebruiker tegenwoordig over een reeks betrouwbare referentiewerken die het geheel van de boekdrukkunst in Vlaanderen van de eerste drukwerken tot 1700 ontsluiten.Ga naar voetnoot11 Hoewel een aantal grote en belangrijke collecties nog niet bij het project werd betrokken, biedt de stcv toch meer en meer een representatief beeld van de zeventiende-eeuwse boekproductie in onze contreien, en kan de databank in grensoverschrijdend onderzoek een volwaardige bijdrage leveren.Ga naar voetnoot12 De meerwaarde van de databank schuilt ongetwijfeld in de coherentie en de kwaliteit van de informatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Romein en gotisch als broodletter in zeventiende-eeuws drukwerkNatuurlijk bieden stcn en stcv de onderzoeker de mogelijkheid te zoeken op standaardopties als auteur en titelwoorden. Daarnaast zijn er zoekfaciliteiten op jaar en plaats van uitgave, drukker, boekverkoper, bibliografisch formaat en nog veel meer. Ook het lettertype waarin de boeken gedrukt zijn, kan als selectiemiddel dienen. Wat de waarde daarvan kan zijn, laten we zien aan de hand van onderstaand voorbeeld. Daarin toetsen we de hypothese dat de overgang van de gotische letter naar de romein in de loop van de tijd opschuift van zuid naar noord. De tijd dat teksten enkel om hun inhoud werden bestudeerd is al enkele decennia voorbij. Het structuralisme van de jaren '30 van de twintigste eeuw vestigde de aandacht van de literatuurwetenschappers op de vorm waarin teksten tot ons komen. Jan Mukařovský schreef in 1935 dat alle esthetische uitdrukkingsvormen voortdurend evolueren, en dat deze variatie een sociale betekenis heeft.Ga naar voetnoot13 Net als elke materiële verschijningsvorm met een ideële inhoud is ook de typografie geen statisch geheel: ze is onderworpen aan modes en smaken, en dit zowel regionaal als chronologisch. Boekhistorici, die zich al geruime tijd over de materiële aspecten van het boek-als-object hadden gebogen, namen pas enkele decennia later deze nieuwe houding ten aanzien van de tekst-in-het-boek over. De meest frappante verwoording vinden we bij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Robert Darnton: ‘Typography as well as style and syntax determine the ways in which texts convey meanings.’Ga naar voetnoot14 Bij Frans A. Janssen luidt het: ‘[...] de uiterlijke vorm waarin een tekst verschijnt, draagt bij tot de zeggingskracht van die tekst en is aldus verbonden met zijn betekenis.’Ga naar voetnoot15 De studie van de typografie heeft dus niet enkel een materieel, maar ook een inhoudelijk aspect. Dat de typografie geografische verschuivingen vertoont, is algemeen bekend. Zo wijst Henri-Jean Martin erop dat Duitsland en Frankrijk, typografisch gesproken, aan het begin van de zestiende eeuw uiteen begonnen te lopen.Ga naar voetnoot16 Paul Dijstelberge beschrijft de geografische reis van de zeventiende-eeuwse typografie vanuit Venetië naar Lyon, Parijs en Antwerpen en concludeert dat de vernieuwing van de Hollandse drukkerswereld vanuit de Zuidelijke Nederlanden kwam.Ga naar voetnoot17 Sommige onderzoekers gaan, al dan niet nadrukkelijk, op zoek naar verklaringen voor deze evoluties. John Flood wijst bijvoorbeeld op de religieus-politieke omstandigheden: ‘With the defeat of the Reformation in France and elsewhere gothic types gave way to roman.’Ga naar voetnoot18 Ook De la Fontaine Verwey legt het verband tussen religie en typografie, wanneer hij de Hervorming in Duitsland verantwoordelijk acht voor het voortduren van het gebruik van de gotische letter.Ga naar voetnoot19 In combinatie met tijd en plaats komt ook de invloed van het tekstgenre op de typografie in beeld. Zo merkte H.D.L. Vervliet op dat in de Parijse drukken uit de vijftiende eeuw de romein uitsluitend voor Latijnse literaire uitgaven gebruikt werd, maar niet voor liturgische, religieuze of wetenschappelijke werken in deze taal.Ga naar voetnoot20 Een eeuw later was het in de Lage Landen de regel ‘dat men teksten die op de “moderne” wetenschap betrekking hebben, zoals uitgaven van de klassieken, geschriften van humanisten enz., met de romeinse letter drukt, terwijl de gotische gebruikt wordt voor alles wat met de ‘oude’ wetenschappen te maken heeft, zoals scholastiek, juridische en medische werken, en voorts geschriften in de landstaal.’Ga naar voetnoot21 Ook vanuit het onderzoek naar de lezers wordt aandacht besteed aan de typografie. Men leest immers enkel wat men kan lezen, wat men op school geleerd heeft. Piet Verkruijsse schreef: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat er in het onderwijs, en dan vooral bij het lezen, op een bepaald niveau aandacht besteed is aan andere alfabetten [dan het gotisch] ligt - gezien het gebruik van romein, cursief en civilité door uitgevers - voor de hand, maar zeer velen zullen problemen gehad hebben met het vlot lezen van de romein, die in eerste instantie toch gereserveerd was voor teksten in de romaanse talen.Ga naar voetnoot22 Schoolboekjes werden tot diep in de achttiende eeuw voornamelijk in het gotisch gedrukt. Pas met de opkomst van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen vindt de romein aansluiting bij brede lagen van de bevolking. Verkruijsse stelt verder de vraag of er in gedrukte liedboekjes uit het Noorden, die een in deze context verbazende diversiteit aan lettertypes bezigen, misschien een relatie bestaat tussen het gebruikte lettertype en het liedgenre.Ga naar voetnoot23 En in een recent onderzoek wijst hij erop dat zulke formele kenmerken kunnen helpen bij het geografisch plaatsen van drukwerk: ‘een zeventiende-eeuws Duits boek ziet er doorgaans anders uit dan een Frans of Nederlands boek.’Ga naar voetnoot24 Vrijwel alle boekhistorici zijn het er dus intuïtief over eens dat er chronologische en geografische tendensen waargenomen kunnen worden in de typografie, en dat deze afhankelijk zijn van de taal en/of het genre van de gedrukte tekst. De basis voor deze veronderstellingen blijft echter vaak beperkt tot veralgemeningen. Met de hulp van de uitgebreide databanken van stcn en stcv kunnen dergelijke hypothesen nu getoetst worden. Deze bibliografieën overspannen immers een lange periode, wat gezien de duurzaamheid en de lange omlooptijd van de drukletter ook nodig is voor het typografische onderzoek.Ga naar voetnoot25 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een typografisch onderzoek in de stcn en de stcvGrafiek 1 geeft een overzicht van het gebruik van de gotische en romeinse letter in Nederlandstalig drukwerk in Noord-Nederland en Vlaanderen in 1699. De gotische letter blijkt naar verhouding in de Noordelijke Nederlanden aanzienlijk meer gebruikt te worden dan in de Zuidelijke Nederlanden. De Vlaamse drukkers kiezen over het algemeen vaker voor de romein als broodletter. Deze casestudy onderzoekt een aantal mogelijke verklaringen, die aan de hand van het uitgebreide corpus van beschrijvingen in de stcn en stcv kunnen worden getoetst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gotisch en romein in Vlaanderen en Nederland in 1699 (procentueel)
Grafiek 1 Dit onderzoek is vooral bedoeld als praktisch voorbeeld van de mogelijkheden van de beide databanken. Men moet er voor waken om meteen harde conclusies te trekken. Statistisch onderzoek is een bijzonder krachtig hulpmiddel wanneer het in combinatie met andere onderzoeksmethodes gebruikt wordt. Binnen de opzet van deze bijdrage beperken we ons tot het statistische gedeelte van het onderzoek. De tendensen die aan de oppervlakte komen, moeten door verder onderzoek genuanceerd en verklaard worden. Caveat emptor! Voor het onderzoek van de typografie maken we gebruik van de functie ‘geavanceerd zoeken.’ Dit zoekscherm maakt het mogelijk meerdere criteria tegelijk op te geven. Zo kunnen bijvoorbeeld alle Nederlandstalige edities worden opgeroepen die gedrukt zijn in de periode 1650-1659 en die voor het grootste of een substantieel deel gedrukt zijn in de gotische letter.Ga naar voetnoot26 Ook andere criteria kunnen in de vraagstelling worden opgenomen, zoals de plaats van uitgave, een onderwerpscode, het boekformaat of de naam van de uitgever. Voor het statistische onderzoek is enkel het aantal treffers van belang: hoeveel beschrijvingen voldoen aan de gestelde criteria? Door dezelfde criteria achtereenvolgens voor opeenvolgende tijdsintervallen op te zoeken, verkrijgt men steeds wisselende aantallen die wijzigingen in de tijd aan het licht brengen. Bij wijze van voorbeeld geven we in tabel 1 de gegevens over het gebruik van romein en gotisch in het Nederlandstalige drukwerk dat in 1650-1699 te Amsterdam verscheen. Deze methode heeft een aantal beperkingen. De behaalde aantallen betreffen namelijk het aantal beschrijvingen in de databanken en niet de gehele boekproductie uit de zeventiende eeuw. Van het werkelijke aantal verschenen edities is slechts een deel overgeleverd. Slechts een selectie daarvan bevindt zich in de collecties die door de stcn en stcv worden opgenomen, en de verwerking daarvan is in een aantal gevallen nog niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 1. Bij wijze van voorbeeld: het gebruik van de romeinse en gotische letter in Nederlandstalig drukwerk uit Amsterdam, 1650-1699. (De laatste kolom toont de volledige productie van het Nederlandstalige drukwerk en is gebaseerd op een aparte zoekvraag. Dit getal bevat dus ook werken in civilité en cursief; werken die zowel het kenmerk romein als het kenmerk gotisch kregen, worden er slechts één keer in geteld. Deze gegevens worden grafisch voorgesteld in grafiek 3c.) voltooid. De resultaten hebben dus betrekking op een ruime steekproef uit een verder onbekende ‘totale populatie.’ Verder maken stcn en stcv een onderscheid tussen verschillende uitgaven, en niet zozeer tussen verschillende werken.Ga naar voetnoot27 Dit betekent dus dat voor elke nieuwe uitgave telkens een nieuwe beschrijving in de databank, en een extra item in de statistiek terecht komt. Deze beïnvloeding werkt uiteraard meer door bij populair drukwerk zoals pamfletjes en couranten, die in de Noordelijke Nederlanden vaak het gros uitmaakten van de productie, dan bij grote geschiedkundige werken of theologische traktaten in drie delen.Ga naar voetnoot28 Omgekeerd wordt er dan weer geen rekening gehouden met de oplage van het drukwerk. Ten slotte worden beide databanken ook nog dagelijks uitgebreid. Het is dus noodzakelijk om duidelijk te vermelden op welke datum of in welke periode de databank bevraagd werd. De gegevens die in dit onderzoek gebruikt worden, dateren van maart 2005. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ResultatenGrafieken 2a en 2b geven een algemene indruk van de verhouding tussen gotisch en romein in Vlaams en Nederlands drukwerk uit de periode 1650-1690. Zoals verwacht vertonen beide grafieken een dalende tendens van de gotische letter en een stijgende tendens van de romein. In Nederland valt de overgangsperiode in 1667-1672, terwijl dat in Vlaanderen de periode 1657-1671 is. De grilligheid van deze laatste grafiek is te wijten aan het kleinere aantal gegevens waarover de stcv voorlopig beschikt. De statistische fluctuaties zijn daardoor groter. Niettemin kan men stellen dat de romein in Vlaanderen tien jaar eerder aan zijn opmars begint dan in Nederland.Ga naar voetnoot29 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederland
Grafiek 2a
Vlaanderen
Grafiek 2b
Om dit beeld verder te nuanceren wordt dezelfde verhouding uitgesplitst per drukkerscentrum. Daarbij beperken we ons tot die centra waarvoor we voldoende informatie over het Nederlandstalige drukwerk kunnen verzamelen (grafiek 3a-e). Brussel, Leuven en Leiden worden buiten beschouwing gelaten omdat er voor deze steden onvoldoende gegevens zijn.Ga naar voetnoot30 In de Zuidelijke Nederlanden valt de omslag voor Gent in 1669 (grafiek 3a), in Antwerpen steekt de romein de gotische letter tien jaar later voorbij (grafiek 3b).Ga naar voetnoot31 In het Noorden kunnen meer drukkerscentra vergeleken worden. Voor Amsterdam valt het kantelpunt reeds in 1669 (grafiek 3c), maar in Utrecht duurt het tot 1719 vooraleer de romein belangrijker wordt dan de gotische letter (grafiek 3d). In Den Haag ten slotte is er aan het einde van de zeventiende eeuw aanvankelijk een toenadering tussen de beide types, maar na 1684 wordt de gotische letter opnieuw do- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gent
Grafiek 3a
Antwerpen
Grafiek 3b
Amsterdam
Grafiek 3c
Utrecht
Grafiek 3d
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den Haag
Grafiek 3e
Nederland: geschiedenis
Grafiek 4a
Nederland: overheidspublicaties
Grafiek 4b
minant. Het zal duren tot 1774 voor de Haagse boekdrukkers hun voorkeur verleggen, een eeuw na hun Gentse en Amsterdamse collega's (grafiek 3e). Er zijn dus wel degelijk lokale verschillen in de keuze van de gebruikte letter, maar de hypothese van een verschuiving van Zuid naar Noord lijkt op microschaal onhoudbaar. Daarom betrekken we een nieuwe variabele bij het onderzoek: de inhoud van het werk. We beperkten ons voor dit onderzoek tot drie ruime genres: geschiedkundige werken, staatspublicaties en godsdienstige geschriften. Deze drie genres kunnen in toenemende mate als traditioneel bestempeld worden. De stcv verschaft voorlopig enkel voor de godsdienstige geschriften voldoende gegevens om tot significante resultaten te komen. Voor de beide andere genres beperken we ons dus tot de stcn. De tendensen voor geschiedkundige publicaties uit Nederland lopen grotendeels gelijk met de algemene trend (grafiek 4a). Het aandeel van de romein stijgt ten nadele van de gotische letter en bovendien ligt de overgangsperiode in 1667-1669. Dat komt ongeveer overeen met de eerder vastgestelde periode voor het Nederlandstalige drukwerk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederland: theologie
Grafiek 4c
Vlaanderen: theologie
Grafiek 4d
in het algemeen. Geschiedkunde blijkt in dit opzicht een representatief genre te zijn voor de typografische evolutie. Voor de overheidspublicaties treedt deze verschuiving meer naar het einde van de eeuw op (grafiek 4b). Na een periode (1672-1678) waarin beide lettertypes aan elkaar gewaagd zijn, herwint de gotische letter tijdelijk het overwicht, om in 1683 toch het veld te ruimen voor de romein. Het proces ging kennelijk gepaard met aarzelingen en haperingen. Grafiek 4c belicht de godsdienstige geschriften in de Noordelijke Nederlanden. Deze categorie omvat zowel geleerde theologische traktaten als volkse devotieboekjes, en al wat daar tussenin ligt. Dit is dus niet alleen een zeer ruime categorie, maar ook was de productie van dit genre in de zeventiende eeuw erg groot. De grafiek vertoont, meer nog dan die van de overheidspublicaties, een verschuiving van het kantelmoment naar het einde van de eeuw toe, in die mate zelfs dat er van een duidelijke overgang geen sprake is: aan het einde van de zeventiende eeuw drukt men religieuze literatuur in Nederland even vaak in de traditionele gotische als in de nieuwere romeinse letter. In Vlaanderen liggen de kaarten voor deze categorie opvallend anders (grafiek 4d). Ondanks de beperktere gegevens is de tendens voldoende duidelijk: reeds vanaf 1657 is er sprake van een toenadering tussen de beide lettertypes, hoewel de gotische letter tot 1675 de meerdere van de twee blijkt. Sinds 1680 is de romein echter met voorsprong de voorkeursletter voor Nederlandstalige godsdienstige werken in de Zuidelijke Nederlanden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesprekingDit beperkte onderzoek op basis van de databanken van de stcn en stcv levert een aantal gefundeerde vaststellingen op. In de eerste plaats is het duidelijk dat er een ruime variatie is in de typografie, en dat de typografische evolutie een aantal duidelijke tendensen vertoont. Deze tendensen manifesteren zich zowel in tijd als in ruimte, en zijn bovendien athankelijk van de inhoud van de tekst. Verder is er een duidelijk verschil in het typografische profiel van het Vlaamse tegenover het Nederlandse drukwerk. Drukkers in de Zuidelijke Nederlanden kiezen sneller voor de romeinse letters dan hun collega's in het Noorden. Deze algemene tendens is zeer uitgesproken voor het religieuze drukwerk, en net daar ligt de grote tegenstelling tussen de twee helften van ons cultuurgebied. Blijven de typografen van de protestantse gebieden vasthouden aan de gotische letter, omdat dit nu eenmaal een protestantse (want Duitse) letter is? En gaat de voorkeur van de katholieke drukkers in het Zuiden uit naar de romein omdat deze de letter bij uitstek van de Contrareformatie is? Of gaat het misschien eerder om een verschil in doelpubliek, en drukte men in het Noorden meer religieus drukwerk voor de massa (die niet zo goed overweg kon met de Italiaanse letters), terwijl in het Zuiden voornamelijk voor de geschoolde middenklasse gedrukt werd? Het antwoord op dergelijke vragen moet komen van diepgaander onderzoek, waarbij bijvoorbeeld de erg ruime categorie ‘religieus drukwerk’ verder wordt opgesplitst in devotieboekjes, theologische geschriften, religieuze pamfletten enzovoort, of waarbij de typografische productie van katholieke boekdrukkers in het Noorden nauwer onder de loep wordt genomen. Tal van bijkomende factoren dienen in de beschouwing te worden betrokken. De bibliografische wet, die zegt dat het meest courante drukwerk uit de periode steeds verloren gaat en dat het meest zeldzame drukwerk het beste bewaard blijft, heeft aldus een enorme invloed op de statistische resultaten. Het zijn vooral de populaire boekjes, meestal in gotische letter, die verdwenen zijn.Ga naar voetnoot32 Claude Sorgeloos wees erop dat drukkers slechts langzaam hun lettermateriaal vernieuwen, waardoor nieuwe trends niet meteen doordringen in de productie van de drukpers.Ga naar voetnoot33 Het gevoerde onderzoek roept meer vragen op dan binnen het kader van dit artikel kunnen worden beantwoord. Het statistische onderzoek, gebaseerd op een groot aantal edities, biedt een stevig fundament voor verder onderzoek waarin deze eerste vaststellingen kritisch geëvalueerd en genuanceerd kunnen worden. Voor opvallende afwijkingen kan nu worden nagegaan in welke mate ze afwijken en of deze verschillen betekenisvol zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitAan de hand van een typografische testcase werd aangetoond dat de databanken van de stcn en stcv door boekhistorici gebruikt kunnen worden als een krachtig instrument dat een solide basis biedt voor toetsing van hypotheses en verdere theorievorming. In relatief korte tijd kan de boekhistoricus de vruchten plukken van 25 jaar beschrijvingsarbeid. Zo komt er voor de onderzoeker meer tijd vrij voor het verwerken van de gegevens, het opstellen en toetsen van hypotheses en het betrekken van extra bronnenmateriaal. Bovendien kunnen intuïtief aangevoelde tendensen nu aan de hand van het bronnenmateriaal worden scherpgesteld. Waar in het verleden vooral kleinschalig onderzoek plaatsvond naar typografie kunnen nu grotere gehelen bestudeerd worden. De bibliografen van de stcn en stcv hebben gezorgd voor een uitgebreide databank met tal van gegevens. Het is aan de boekhistorici om daar nu gebruik van to maken.Ga naar voetnoot34 Abstract - The Short Title Catalogue, Netherlands (stcn) and the Short Title Catalogus Vlaanderen (stcv) provide the possibility to collect statistical data based on 135.000 editions. This article presents a case study on the use of gothic and roman types in Dutch-language printed works of the second half of the seventeenth century. Our research confirmed but also nuanced familiar trends in the use of these types. Printers in the Northern Netherlands started opting for roman types later than their colleagues from the South. The diversity between the different printing towns is large and, as expected, the genre of text is also an important factor in the choice of type. The databases of the stcn and the stcv offer a wealth of material for a largescale, yet detailed, investigation of typography in the Netherlands. |
|