De Zeevsche Nachtegael
Het verschijnen van de Zeevsche Nachtegael in
1623 was in de Zeeuwse literaire wereld een gebeurtenis. Eindelijk was er een
daad gesteld, een antwoord gegeven op de Hollandse suprematie, zij het dat
enkele Hollanders daarbij een handje hadden geholpen...
De initiatiefnemer van de hele onderneming is zeer waarschijnlijk
JACOB CATS geweest. In de Middelburgse
uitgever
JAN PIETERSZ VANDE VENNE vond hij een
enthousiast medewerker.
Omdat iedereen die voet op Zeeuwse bodem heeft gezet automatisch een
beetje Zeeuw wordt, heeft Cats pogingen gedaan om het werk van
CONSTANTIJN HUYGENS in de bundel opgenomen
te krijgen. Voorhout en Costelick Mal
zijn als kopij door Huygens opgestuurd, maar niet opgenomen, wellicht wegens
hun lengte. Er bestaat daarentegen wel een druk van Costelick Mal van
1623 met op de titelpagina de mededeling ‘Hier kan by-ghevoecht werden de
Zeeusche-Nachtegael, ende Tafereel van Sinne-Mall’!
Het bezoek van
ANNA ROEMERS VISSCHER in 1622 aan Zeeland
zette alle dichtsluizen open. Haar Zeeuwse gastheer
SIMON VAN BEAUMONT, de auteur van de
Nederlandsche gedenckclank ADRIAEN
VALERIUS, de jeugdige
JOHAN ROGIERS, dokter
LEONARD PEUTEMANS: zij allen bezongen Anna
en haar maagdelijkheid. En zij zong terug zodat ook Hollandse Anna in de
Zeevsche Nachtegael is opgenomen.
De bundel met een traditionele driedeling - ditmaal aangeduid als
Minne-, Seden- en Hemel-Sang - bevat verder lyriek van o.a. de Middelburgse
rentmeestersvrouw
JOHANNA COOMANS, van de broers
APOLLONIUS en
JACOB SCHOTTE, van de Zierikzeese
burgemeester
ADRIAEN HOFFER, van
PHILIBERT VAN BORSSELEN, van de auteur van
het bekende Bancket-werck
JOHAN DE BRUNE DE OUDE en van
ADRIAEN VANDE VENNE, een broer van de
uitgever.
Adriaen is ook de auteur van de verfrissende bundel
Tafereel van Sinne-Mal, die als een soort aanhangsel aan
de Zeevsche Nachtegael verbonden werd, omdat incorporatie van die
gedichten het evenwicht te zeer zou verstoren. Van zijn hand zijn tevens de
bijzonder geslaagde gravures in de Zeevsche Nachtegael.
Al is hier en daar door het gezang van de nachtegaal heen de Zeeuwse
moeraskikker te horen, het is alles bijeen een bijzonder aantrekkelijke, fraai
geïllustreerde bundel poëzie geworden die door de tijdgenoten
gewaardeerd is, gezien de drie goedkopere herdrukken in de jaren 1632, 1633 en
1651. Door deze facsimile-editie wordt eenieder in staat gesteld - voor het
eerst sinds de 17e eeuw! - om weer kennis te maken met en te genieten van deze
ten onrechte vergeten poëzie.