| |
| |
| |
Het bedurven huwelyk.
De Wys: Is na den oude zang.
Van. Hansje sneed, het koorn was lang;
1.
't Is wie wil hooren een Nieuw-Lied?
Als Pier en Lyn ging trouwen,
Het Huwelyk was pas geschiet,
Of het gong haar berouwen:
Den eersten dag was 't al gewag,
Men deed 'er niet als slompen;
En Pier en Lyn, woû vrolyk zyn,
Met Bassen en met Trompen.
| |
| |
2.
De tweede dag, weêr vrolykheid!
Mer alle soort van Bieren,
Zy kreegen daar veel raarigheid,
Om 't Huis meê te verçieren:
En zuster Tryn, gaf een Fles-Wyn,
Truy uit de hoop, zey daar is stroop,
Die moetje daar in roeren.
3.
Klaas-Oom, gaf Kuikens in het kòt,
En Dries Oom gaf een Verken,
En Maartje gaf een mosterd pot,
Een schop om meê te werken;
En Janne-Moeij, die gaf een Koeij,
Piet-Oom gaf Schop en Tange;
En Pierke Mal, gaf hun een Val,
| |
| |
4.
Zoo dra de Bruiloft was gedaan,
Ging Pier, aan 't Commandeeren,
Waar dat de Meub'len zouden staan,
En ging het Huis uit keeren:
Lyn, zey wel foeij wat bruid gy myn,
Dat zyn geen Man's affeeren!
Laat myn dat doen, op myn fatsoen,
5.
Lyn hong het Zoutvat in de Schouw,
En zeide dat hy geensints wouw,
Dat het daar in, zou blyven:
Lyn nam het af, en Pier die gaf,
Aan Lyntje, twee soufletten;
En zeide foey, wat! zult gy myn,
Uw Meester, stellen wetten.
| |
| |
6.
Lyn als een duivelin zoo quaat,
Zei moet ik dat hier lyden?
Zoo gy myn nu nog eens zoo slaat,
Zal ik uw ook niet myden:
Pier zey, zwyg stil, gy zult, (ik wil)
Hier myn gebod ontfangen;
Ik draag de broek: daar in den hoek,
Daar moet het Zoutvat hangen.
7.
Lyn die trok haare Man in 't regt,
En liet hem daar voor daagen,
Dat hy moest komen voor 't geregt;
Om hem daar af te vraagen,
Of eenen Man, gebieden kan,
Waar hangen moet, het keuken goet,
| |
| |
8.
Zy Proçedeeren langen tydt,
Daar wier zoo sterk geloopen,
Tot dat zy alles waaren kwyt,
De Boel moesten verkoopen:
De heele bras, al wat 'er was,
Het Zoutvat, Pot en Pannen;
En ook de Koeij, van Janne-Moeij,
9.
Myn Heer de Drost en de Grissier,
Die voeren hier het beste;
En Lyn en Pier, hiel niet en zier,
Van 't eerste noch het lesten.
Voor al haar tydt, haar Meub'len kwyt:
De onkost wierd geleezen;
En Pier en Lyn, die waaren 't kwyt,
En bleeven als voor deezen....
|
|