De vrolyke kramer, met Klyn Jans pleizierig en vermakelyk Mars-dragend hondje(ca. 1780)–Anoniem Vrolyke kramer, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Vermakelyke Klugt, van een Meisje die het Fortuin teegen liep, hoe zy van een Wyn-Koopers Knegt hersteld is, alzo zy voor de eerstemaal haar Fortuin op de Kruisbaan zoude zoeken en hoe zy van de verkeerde Weg op de regte is geraakt. Vois: Omgekeerde Schoentjes is myn Dragt. HEmel, ach! Wat ley ik een zwaar Verdriet, Met regt mag ik my wel beklagen, Dat ’er niemand na my om en ziet, Iongmans ik moet ’t u vragen: Ben ik Schief of Plomp van Lyf, Daar ik heb lonkende Oogen: Men ziet ’er Braveeren als Man en Wyf, Dat moet ik al gedoogen. Ik heb een Halsje als een Zwaan, Daar toe twee bloozende Wangen, Myn Voorhoofd blinkt als een Diaan, [pagina 12] [p. 12] Met geele Goude lokjes behangen: Myn Handjes wit als een Albast, En myn Neusje wel Besneden En teere Leden dat een Iuffrouw past, Wat mag ’er tog aan myn mankeeren. Omgekeerde Schoentjes dat is myn Dragt, Met Ringetjes in myn Ooren, Met roode Kousjes als een Cornaat En goude Klinkjes na de Moode: Ik plag te gaan als een Madaam, Ook in een Koetsje te Ryden; Nu moet ik Lopen op de Kruisbaan, Om een Schellinkje drie a vier te krygen. Dat hoorden straks een Ionkman stout En sprak met groot behagen, Meisje ben jy nog niet Getrouwt, Wilt met my een kansje wagen: Ik ben een Wynverkopers Knegt En wilt daarom niet Treuren: Meen jy myn ik meen u Opregt, ’k Heb braaf Geldje al van myn Huuren. Ionkman al uw woorden die zyn goed, Daar gy my hier van komt spreken: Meent gy my van uit Liefde zoet? Toont my daar van een Teken, Daar zoete Meisje daar is myn Hand, En maakt tog geene rouwen, Met een Ringetje tot onderpand, Wy zullen te zamen Trouwen. Zoete Lief men hoord aan alle kant, Dat de Wynkopers Floreeren, Krygen zy een Meisje na de trant, Daar mee gaan zy Braveeren, Want ik voor u wel Werken kan, Om zo de Kost te Winnen, Tappen wy het Wyntje myn zoete Lam, [pagina 13] [p. 13] Gy zult Speelen voor de Waardinne. Oorlof gy Ionkmans tot een besluit En ook gy Dogters mede, Want het zoet Rageltje is de Bruid, Men ziet ’er nu Braveeren, Al met een Ionkman aan haar zey, Zy kennen ’er ook wel tegen, Want bennen van Herten alzo bly En grypen weer moed ter degen. Vorige Volgende