Het vrolyk Catootje(1802)–Anoniem Vrolyk Catootje, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] De Zingende Naayster. Wys: Van Saartje. 1. Een Naaister met haar printe lyf, Zeer zwierig in de kleeren, Die houd zo graag van dik en styf, Van Boeren of van Heeren, Of van een oude Jood, 't Is haar maar om 't brood, Of een pak mooije kleeren, Waar dat zy het voor heeft van doen Dus kan het haar de Heeren, Zo wel als Boeren doen. 2. Altyd te naajen voor de Luy, Daar kan men slegts van leeven. En og dat scheeld my niet den bruy. 'k wil alles wel weggeeven, Alleen de stompe naald, Als hy maar goed betaald, Die wil ik gaarne houwen, Als hy maar klaar is voor de zaak, En my wat veel kan douwen, Dat is myn groost vermaak. 3. Die stompe Naald die weet al veel, Ja, zelfs by Mevrouwen, Die om een nietig huiskrakeel, Gaan met een ander houwen, Of om dat zoetste zoet, Dat haar zeer wel voldoet, [pagina 21] [p. 21] Van andere ligte snaaken, Zy weeten dat de stompe naald, Van hun wel lekker smaaken, Als hy maar goed betaald. 4. Een Kindermeid of kamenier, Zyn netjes in de kleeren, Zy houden graag van de Koetzier, Of van de jonge Heeren, Mits dat hun stompe naald, 'Er maar niet onder draald, Van haar te carresseeren, Ligt krygen zy een Rok en Jak, Of iets dat zy ontbeeren, Van kleding of gemak. 5. De Keukenmoer of Werkmeid, Die zynen te beklaagen, Die hebben nooit geen leege teid, Om naa de Naald te vraagen, Zy vallen dog niet vies, 't Zy van Klaas of Dries, 't kan naar tog vreugde geeven, De Ambagtsman zyn stompe Naald, Geeft vreugde aan 't leeven, Schoon hy 'er niet voor betaald. 6. Schoonmaaksters! al zyn zy getrouwd Zyn wel voor vreemde naalden, 't zy stomp of scharp als hy goed douwd En ook 'er voor betaalde, Een keer twee, drie of vier, Dat scheeld haar niet een zier, De Man zit vast te ploegen, Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat En onder al dat zwoegen, Denkt hy niet om de Naald. Vorige Volgende