De vrolyke Nederlander, zingende met zyn incréable meisje de hedendaagsche liederen(1800)–Anoniem Vrolyke Nederlander, zingende met zyn incréable meisje de hedendaagsche liederen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Een Nieuw Lied, van een Ruiter, welke by zyn Beminde de Nagt wilde doorbrengen. Stem: 't Was Nagt omtrent, enz. 1. Daar was lestmaal een Ruiter die in het Wynhuis zat, Het was niet als van zoet lief waar dat hy van sprak, Hy zeide ik heb een lief overschoone Maagt, Ik zal haar zien te geraaken, Dat zy een kleintje draagt. 2. En als ik by dat zoete lief zal hebben gerust, En by dat zoete lieve Lammetje myn brand zal hebben geblust Dan trekken wy Ruiters na vreemde Landen, En laten die overschoone blom in schande. 3. Haar zoete lief agter de deure al van dat Wynhuis stond, Zy hoorden deeze woorden uit haar zoete liefs mond, Zy riep: ach hemel! al van hier boven, Verleent my maar een zin, Dat ik de Ruyter niet weer zal laaten in. 4. Het was nagt, 't was nagt 't was mi den in de nagt, [pagina 8] [p. 8] Op zyn zoet liefs venstertje daar gaf hy een slag, Hy zeide doet open myn welbeminde, Zo als 't u blieft en laat my binnen. 5. Ik doen jou voorwaar niet open, Ik laat jou voorwaar niet in, Want hier op myn Slaapkamertje Daar komt geen valsch hart in, Had gy u woorden wat beter gezweegen, Gy had van deeze nagt in my armen geleegen, 6. Toen ik hier over in het wynhuyszat, Zoet lief toen was ik dronken toen was ik zat, Die woorden zyn myn al vergeeten Het is van de klaare genever die my daar deed spreeken. 7. Waar zal ik heen gaan ryden, Hier in dees naare nagt, Het is hier zo donker en duister, Want hier en schynt geen Maan, Het is hier zo donker en duister al in de nagt, En ik kan niet vinden waar myn jonkhert naar tragt. 8. Hier staan ik als een Kaereltje, En dat zeer hups en fyn, Als goud zo blinke myn Knoopen Myn Pallas en myn Spooren, Het is alles even ryn, Daarom Ruiter wat gy doet, En laat geen moeite verlooren. Vorige Volgende