De vrolyke muzikant
(1810)–Anoniem Vrolyke muzikant, De– AuteursrechtvrijStem: Ik heb eens op een tyd.'k Ben op een morgen vroeg,
Zeer lustig gaan uit Iaagen,
Als in soo'n vrolyk woud,
Digt by een Stad gebouwt.
Het was een aardig Bos,
Geplant met hooge boomen,
Een lieffelyk geluit,
Klonk daar de Bogaart uit.
| |
[pagina 67]
| |
Met een sag ik van ver:
Een Daame na mijn treden,
Zoo dat haar edel gemoet,
My bragt in liefde soet.
Ik sprak haar minnelyk aan,
Kwam haar goe morgen wenschen,
Hier in dit groene kruis,
Onder het Vogel geluid.
Dus was die morgen son
Geresen uit sijn kimmen,
Waar van sy my sprak aan,
Laaten wy rusten gaan.
Met een kwam Cupido,
En bragt sijn Moeder meede,
Die Outaar en Minnevier,
Ontstak daar met plysier.
Min-Vrouw sy Cupido,
U herte sijn verbonden,
Zoo dat u hand en herd,
Van my besegelt werd.
Dus was die Maagd versiert:
Met schoone Roose bloemen,
Waar op sy gaf haar stem,
Een Roos op trouw aan hem.
Weg was doe Cupido,
Doe hyse had verbonden:
Als Vrouw en Man te saam,
Zijn sy uit het Bos gegaan.
Also na Steewwards toe,
Om Bruilofts daar te houwen,
En op dit Bruilofts-Feest,
Veel Jagers sijn geweest.
Dus neem ik in mijn besluit,
En wensch dit Paar veel segen
Zoo dat in dit groene woud,
Deez' Iager is getrouwt.
|
|