Vooys. Jaargang 18
(2000)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
[pagina 47]
| |
Een census van Nederlandse toneelstukken tot 1803 Iedereen die onderzoek wil doen naar Nederlandse toneelteksten kan Ceneton raadplegen, een site waarop beschrijvingen van deze teksten tot 1803 zijn verzameld. Ton Harmsen, initiatiefnemer van dit project, vertelt in onderstaande beschouwing over het waarom ervan, en legt uit wat erbij komt kijken. Ton Harmsen Wat heeft ons land een rijk cultuurbezit! Achter de witte muren van de Koninklijke Bibliotheek wordt een belangrijk deel van die rijkdom geboekstaafd. Dat gebeurt door de ‘retrospectieve nationale bibliografie van Nederland tot 1800’, beter bekend onder de naam Short-Title Catalogue Netherlands. Sinds jaren werkt het bureau van de STCN met man en macht aan het beschrijven van de gedrukte boeken uit de zeventiende eeuw. Hun beschrijvingen zijn gemaakt volgens een lang doordacht en ondubbelzinnig systeem. Het project is zeer omvangrijk en wordt door de hoogste kringen van bibliothecarissen en subsidiegevers gesteund. De resultaten zijn met een computer en een modem in de hele wereld te raadplegen. Zij beperken zich, wat het beschreven corpus betreft, niet tot Nederland, maar nemen bijvoorbeeld ook het in Nederland gedrukte boekenbezit van de British Library op, en zo zullen er ongetwijfeld nog vele bibliotheken volgen. Sinds enige tijd worden ook de boeken uit de achttiende eeuw opgenomen, waardoor het aantal beschrijvingen met vele tienduizenden uitgebreid is. Je moet wel ongelofelijk eigenwijs zijn om dat nog eens over te doen. Maar er zijn toch wel argumenten om een deel ervan over te doen. De beschrijvingen zijn louter bibliografisch; de STCN beperkt zich wat de inhoud betreft tot een korte - overigens vaak bijzonder rake - annotatie. Bij het onderzoek naar zeventiende- en achttiende-eeuwse toneelstukken komt een onderzoeker daar echter niet ver mee. De vraag ‘Hoeveel edities zijn er van de Maeghden van Vondel’ wordt door de STCN - zo niet vandaag, dan wel in de nabije toekomst - beantwoord, maar dat geldt niet voor veel andere vragen die een letterkundige onderzoeker zich kan stellen: ‘In welke stukken treedt nog meer een Ursula op?’, ‘Spelen er nog meer stukken in Keulen?’ en ‘Welke toneelstukken zijn er in 1639 nog meer gepubliceerd?’ In de loop der jaren maakte ik geregeld lijstjes van toneelstukken, soms voor een artikel, soms voor een college, en het viel me op dat ik hetzelfde gegeven steeds opnieuw moest overtikken. Iemand schreef een scriptie over de toneelstukken die in Rome spelen, en moest daarvoor vele honderden toneelstukken aanvragen. Een andere student was geïnteresseerd in de rechtspleging in toneelstukken en wist niet waar te beginnen. Ik raadpleegde dan steeds mijn kaartenbakjes, ried aan in de catalogus van de Maatschappij te kijken, en in Lucie van Aken (de toneelcatalogus van de Universiteitsbibliotheek Amsterdam), en zag maanden later dat de tijd weer voorbij was om alles uit te zoeken, omdat het te hoog gegrepen bleek te zijn. Wat zou het handig zijn, om een grote lijst van toneelstukken te hebben met gegevens over al deze onderwerpen, eenvoudig te sorteren en te presenteren. En een grote bibliografie met alle artikelen over Nederlandse toneelstukken. En een behoorlijke verzameling toneelteksten, waarin je op trefwoorden kon zoeken. Zo werd het idee geboren om Ceneton te maken: een census van Nederlandse toneelstukken met heel veel gegevens en vooral veel bijlagen. | |
RondreizenInmiddels is al ongeveer vijf jaren aan Ceneton gewerkt - soms intensief, soms in een verloren minuutje. Het voordeel van een alles-in-één-systeem is dat elk | |
[pagina 48]
| |
gegeven dat je toevoegt de zaak verrijkt. Het zijn evenzoveel kleine en grote stapjes vooruit in de richting van het ultieme doel: een complete beschrijving van alle Nederlandse toneelstukken. Anders dan de STCN neemt Ceneton ook niet in Nederland gedrukte boeken op: de vele honderden drukken uit België en incidenteel een uit Duitsland of Frankrijk. Daardoor wordt ook een belangrijk deel van de Vlaamse rederijkerscultuur en de Brabantse jezuïetencultuur opgenomen. Verder worden gegevens toegevoegd over de plaats van handeling, de lijst van personages, de illustraties in de boeken en namen van degenen aan wie de boeken werden opgedragen. Ook wordt genoteerd wie lofdichten in de boeken schreven, wat voor inleidingen en voorberichten erin zitten, naar welk origineel de tekst vertaald of bewerkt is, en welk vignet op de titelpagina staat. Bovendien zijn er lijsten van bewaarde exemplaren in bibliotheken over de hele wereld, van Sint Petersburg tot New York en van Groningen tot Kortrijk. Met een draagbare computer worden alle boeken op locatie beschreven. Deze grote hoeveelheid gegevens groeit langzaamaan, en wordt steeds betrouwbaarder. Toch denk ik dat ik nog niet op de helft ben: het aantal exemplaren van toneelstukken in Nederland en België blijkt overweldigend groot te zijn. Ik beschik nu over meer dan tienduizend records, dus meer dan tienduizend uitgaven of handschriften van toneelteksten; daarvan zijn gemiddeld minstens acht exemplaren bewaard, er moeten dus bijna honderdduizend boekjes door onze handen om zeker te weten dat we compleet zijn. Die honderdduizend boekjes zijn verspreid over talloze bibliotheken in binnen- en buitenland. De bibliotheek van de Koninklijke Vlaamse Academie in Gent, de bibliotheek van het kunstgenootschap Diversa Sed Una in Dordrecht, de bibliotheken van Sint Petersburg, Wroclaw en Maastricht - enzovoorts: allemaal bibliotheken waar je niet onmiddellijk aan zou denken, maar die tientallen, honderden of zelfs duizenden toneelstukken bevatten. Waaronder soms (misschien wel zonder dat zij het zelf weten) unica, maar dat blijkt pas als de vingerafdruk genoteerd is. Dat is een formule waarin wordt opgegeven welke letters zich precies boven de eerste en laatste katernsignatuur van voor-, hoofd- en nawerk bevinden. Spaties worden daarbij aangegeven met een $-teken. Het is de enige efficiënte manier om edities van elkaar te onderscheiden. Zelfs een uitvoerige transcriptie van de titelpagina en een inhoudsopgave baat niet: er zijn gevallen uit de achttiende eeuw van toneelstukken die met zetfouten en al opnieuw gezet werden. Een fraai voorbeeld daarvan biedt Anthonius Hambroek, een goedgeschreven spel van de vrijmetselaar en vrijdenker Joannes Nomsz. Het stuk gaat over de heldhaftige martelaarsdood van de laatste dominee op het Nederlandse Formosa, thans Taiwan, dat in 1661 door een Chinese legermacht van 35.000 soldaten onder leiding van Coxinga werd veroverd. Wat een onderwerp, en wat een auteur om juist dat onderwerp te behandelen, dus allemaal bijzonder interessant. Maar kijk nu eens even naar de drukgeschiedenis. Er zijn twee edities van 1775, met verschillend zetsel. De editie met privilege beschouwen we als de eerste druk. Het gemakkelijkst te herkennen verschil is het titelvignet: in de uitgave met privilege staan de wezen links en de oude man rechts, in de andere is het andersom. Ook het onderschrift in het titelvignet is verschillend: er staat ‘ouderlooze Wezen’ resp. ‘ouderloze Weezen’. De vingerafdrukken zijn duidelijk verschillend: eerste druk: 177508 - al *2 oofd : a2 A4 erk$ - b1 A5 wee : b2 F4 m$en; tweede druk: 177508 - al *2 hoof : a2 A4 erk$ - b1 A5 rs$w : b2 F4 m$e. Er doen zich echter slechts enkele kleine verschillen in tekst voor, want er is met opzet zo precies mogelijk nagezet: er staat in beide edities ‘vyand’ voor ‘vyands’ (p. 2), vier punten achter ‘vader’ (p. 9) en na ‘zegen’ (p. 78); de katernsignering A4 is in beide edities op zijn kop afgedrukt! Dat is toch misleiding met voorbedachten rade, mogen we wel concluderen. Gelukkig merkte de tweede zetter een foutje in de eerste druk niet op, zodat er een klein verschil in tekst is ontstaan: er staat ‘SCHOUTKN’ op *2r en daar maakte hij ‘SCHOUTEN’ van. Op grond van zulke details zou zonder het moderne bibliografische hulpmiddel van de vingerafdruk niet snel zijn ingezien dat het om twee volkomen verschillende edities gaat. En toch is het belangrijk dit soort verschijnselen te beschrijven: het is een kwestie van respect voor degenen die vroeger boeken hebben geproduceerd, en het voorkomt misverstanden over de tekstoverlevering. | |
Wat zoekt u?Ceneton is een database. Elke editie (of handschrift) heeft een eigen record, en per record zijn er vijftig velden, dus vijftig verschillende gegevens, zoals naam, auteur, jaar, signatuur UB-Leiden, signatuur UB-VU, personages, gespeelde plaats, enzovoort. Het bestand wordt bijgehouden met FileMaker Pro, een flexibel programma dat zowel op een Mac als onder Windows werkt. Het programma biedt de mogelijkheid om gegevens te sorteren en te presenteren in allerlei vormen: de gebruiker kan een lijst zien van alle | |
[pagina 49]
| |
toneelstukken in de Universiteitsbibliotheek van Utrecht, gesorteerd op signatuur, of (door een knopje aan te klikken) op jaar, (een ander knopje) op titel, op auteur, of op drukker, plaats van uitgave, genre enzovoort. Men kan de eerste drukken eruit filteren (dus bijvoorbeeld ook: eerst zoeken naar alle werken van Vondel, en dan alleen de drieëndertig eerste drukken daaruit overhouden). Het is duidelijk dat dit voor allerlei literair-historisch onderzoek een bruikbaar hulpmiddel is: wanneer raakte de term tragikomedie in onbruik? Wie schreef het eerste niet-rijmende treurspel? In welke periode zijn in Zwolle toneelstukken geschreven? In welke spelen komt een schout voor, of een harlekijn, of een gracioso? Welke spelen van Focquenbroch verschenen apart, en welke in verzamelbundels? Zo zijn er natuurlijk honderden vragen, en voorzover ze over feitelijkheden gaan, zijn ze aan de hand van Ceneton steeds beter op te lossen. Er zijn nogal wat knopen door te hakken, elke dag weer, bij het werken aan Ceneton. Het grootste probleem is natuurlijk dat ieder exemplaar apart bekeken moet worden om te controleren of juist deze editie al verwerkt is. Dat betekent ook dat het niet het werk van één mens kan zijn: de verschillende bibliotheken, alleen al in Nederland, moeten uitvoerig onderzocht worden, vaak alleen maar om te constateren dat er niets bijzonders aan de hand is, maar vaak ook om verrassende ontdekkingen te doen. Een apart probleem is de vraag of een tekst al of niet een toneelstuk is. In Ceneton zijn ook synopsissen opgenomen die wel toneelstukken beschrijven maar het zelf eigenlijk niet zijn, verder beschrijvingen van tableaux vivants en vertoningen; verwijzingen naar toneelstukken in de literatuur waar geen exemplaar meer van voorhanden is; typische leesdrama's waarvan het duidelijk is dat ze nooit zijn opgevoerd. Wat niet wordt opgenomen zijn filosofische dialogen, wagenpraatjes, samenspraken tussen een boer en een Turk en talrijke andere teksten die volgens de definitie van Aristoteles: ‘Toneel is litteratuur waar geen vertelinstantie aan te pas komt’, eigenlijk wel bij het toneel horen. De lijn tussen opnemen en niet opnemen is dus arbitrair en vloeiend, beslissingen worden vaak ingegeven door persoonlijke smaak. Maar ik hecht zeer aan het oordeel van anderen, en ik ben dan ook blij met alle op- en aanmerkingen die mij geregeld bereiken. Ceneton beschrijft toneelstukken tot 1803, omdat in dat jaar de laatste druk van een spel van Nil Volentibus Arduum verscheen (tot 1985: toen werd hun Menaechmi-bewerking, samen met het concurrerende spel van Joan Blasius, opnieuw uitgegeven onder de titel De tweeling van Plautus). Het voordeel van een jaar iets over de eeuwgrens is dat je er nu toch redelijk zeker van bent, ook in het geval van niet-gedateerde stukken, dat de achttiende eeuw compleet verwerkt is. Een veelgehoorde vraag is: waarom worden niet ook de spelen van de laatste tweehonderd jaar beschreven? Het lijkt me mooi als iemand dat op zich zou willen nemen, en als het volgens hetzelfde beschrijvingsmodel gaat, kunnen de bestanden moeiteloos in elkaar geschoven worden. Maar het is echt heel veel werk, en het kent weer een geheel nieuwe problematiek. | |
DownloadenHoe kun je Ceneton raadplegen? Dat kan het gemakkelijkst wanneer je zelf beschikt over een computer met FileMaker, en wanneer je vervolgens het complete bestand downloadt van het internet. Dat kan via de home-pagina van het project: er staat ergens het woord ‘download’, en met een druk van de muis daarop komt het hele bestand in een paar minuten naar de gebruiker toe. Maar voor wie zijn harde schijf voor andere doeleinden wil gebruiken, is ook een verkorte internetversie beschikbaar. Op een aantal velden kan men zoeken in de database door een zoekschermpje in te vullen. Verder exporteer ik elke maand een flink aantal gegevens (in porties van honderd records) naar een tekstbestand waarvan met een lange maar simpele macro een html-bestand wordt gemaakt. Omdat het om tienduizend toneelstukjes gaat, is dit overigens wel een erg grote verzameling van bestanden, en massale hoeveelheden gegevens als de lijsten van personages kunnen hierin niet opgenomen worden. Het voordeel van deze overzichten is echter dat ze als tekstbestanden op het wereldwijde internet staan, en door zoekmachines worden gedepouilleerd. Er is in Nederland veel belangstelling voor genealogisch onderzoek, wat niet alleen blijkt uit de sigarendamp rond het Algemeen Rijksarchief maar ook uit mijn elektronische postbus die regelmatig verzoeken bevat om fotokopieën van een door betovergrootvader gewrochte tragedie of een door oudoveroudoom gedrukt blijspel. Veel toneeltitels bevatten namen van historische personen of plaatsen, en iedereen die ergens ter wereld daar onderzoek naar doet, komt daar iets over te weten als er in Nederland een gedrukt toneelstuk over bestaat. Een nevenactiviteit van Ceneton is de elektronische uitgave van toneelteksten. Er zijn een paar teksten compleet uitgetypt, soms voor de aardigheid, soms voor een scriptie, soms om als basis te dienen voor een onderzoek. Ook deze titels kan de lezer op internet via | |
[pagina 50]
| |
illustratie Wouter Gresnigt
de home-pagina vinden, en bovendien een grote lijst van toneelstukken die door anderen op het net zijn gezet. Zo levert Ceneton een bijdrage aan het enorme gebrek aan tekstuitgaven van toneelstukken: behalve een honderdtal spelen dat tot een vaste canon is gaan behoren (De gecroonde leersse, Gebroeders en Het wederzyds huwelyksbedrog), is er maar een zeer kleine markt voor antiek Nederlands toneel. Hooft en Vondel, dat gaat nog, maar het blijkt niet gemakkelijk te zijn stukken van Nil Volentibus Arduum of Schouwenberg aan een uitgever te slijten. Op de geduldige schijven van het internet is een toneelstuk echter eenvoudig geplaatst, met plaatjes en al, en eventueel met informatie, aantekeningen of een kritische beschouwing. De geïnteresseerde student kan het downloaden of printen, en bovendien nog zijn commentaar of aanvullingen toesturen om die erbij op te nemen. En zo is Ceneton behalve een bibliografisch hulpmiddel voor toneelteksten uit het verleden ook een blik op de toekomst, op de digitale informatiestroom die schrijver en lezer met elkaar verbindt en laat communiceren, waardoor beide meer waard worden. Een nieuwe techniek die het mogelijk maakt om ervaringen met anderen te delen. Ton Harmsen is werkzaam bij de opleiding Nederlands aan de Universiteit van Leiden. Hij gaf een toneelstuk uit van Nil Volentibus Arduum (in De tweeling van Plautus), en een teksteditie van de Wetsteen der Vernuften door Jan de Brune de Jonge. Hij is initiatiefnemer van het project. Ceneton is te bereiken via de url: www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Ceneton/index.html |
|