Vooys. Jaargang 14
(1995-1996)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
‘Die Pinkeltje is zo'n betweter af en toe...’
| |
[pagina 39]
| |
Suzanne Braam - foto: Carin Westerhoud
Kinderboeken worden doorgaans niet gekocht door de lezers zelf maar door hun ouders. Wanneer volwassenen de oude series van Pinkeltje en Dik Trom voor hun kinderen kopen, vormen eigen goede herinneringen vaak het motief. ‘Die oude tekst van Pinkeltje is echter onverteerbaar voor kinderen van nu. Als je het voorleest dan weet je niet wat je hoort. Ik weet zeker dat een kind van nu zich beter bij mijn stijl thuisvoelt dan bij die heel ouderwetse.’ | |
Hertalen met eerbied voor de auteurSuzanne Braam is niet de eerste die met de teksten van Pinkeltje aan de slag is gegaan: in 1982 verscheen een vrije bewerking door Corry Hafkamp, waarin de avonturen van Pinkeltje worden naverteld. ‘Naar die versie heb ik niet gekeken, ik wilde er niet door geïnspireerd worden. Ik probeer voor het hertalen steeds de oudste edities te vinden omdat het vaak vóórkomt dat een kinderboek in zijn levensloop de (on)nodige tussentijdse veranderingen ondergaat en daardoor vaak alleen aan kwaliteit verliest. ‘In mijn hertalingen blijf ik, meer dan bij bewerkingen, heel dicht bij de originele tekst. Gedateerde woorden waar je tegenaan botst als je ze leest, zoals ‘hemdsmouwen’ en ‘gelaat’, wijzig ik. In De Katjangs van J.B. Schuil, een boek dat uit het begin van deze eeuw dateert, komt het woord ‘postcommies’ voor dat geen kind meer kent. Ik maak er dan ‘postbeambte’ van. ‘Postbesteller’ zou weer te modern zijn: het verhaal blijft in een andere tijd spelen. ‘Bewerken is duidelijk meer strepen en verbouwen. Ik probeer de stijl van Dick Laan zoveel mogelijk intact te laten. Hij heeft het geschreven, hij heeft het bedacht. Om die schrijver recht te doen, volg ik de tekst regel voor regel, heel consciëntieus. Maar ik maak ook in iedere regel wel veranderingen. Wat ik doe is meer dan enkel de spelling aanpassen en de echte overduidelijke stijlfouten of verouderingen eruit halen. Ik tik het hele boek over, met mijn veranderingen erin. Ik betrap me erop dat als ik een kind voorlees, ik dingen al voorlezende al zit te veranderen. Ik heb daar een soort van zintuig voor ontwikkeld. ‘Hertalen is een evenwicht zoeken tussen de stijl van de auteur en de eigen stijl van de hertater. Dick Laan gebruikt erg veel verkleinwoorden en dat maakt het voor mij zo verschrikkelijk zoutloos en melig. Daarom wijk ik daar van af. Het is echter maar de vraag of degenen die vroeger Pinkeltje lazen opgevallen is dat er zoveel verkleinwoordjes waren. Toch vind ik het niet bij een oud mannetje passen als er staat: ‘Bij Pinkeltje rolden de traantjes over zijn wangetjes.’ Bij Dick Laan huilt hij veel vaker dan ik hem laat huilen. Ik vind dat zo'n kletskoek, een volwassen mannetje met een baardje dat voortdurend met tranen in zijn ogen zit. ’Een ander punt waar ik me aan stoorde waren de vele herhalingen. Ik moest echt opletten dat het niet erg veel korter zou worden; wanneer ik ze er echt allemaal uit zou laten, zou ik beduidend minder pagina's overhouden. Maar op heel veel punten heb ik de herhalingen wel geschrapt. Wanneer ik denk: hier gaan de kinderen zitten gapen, dat boeit niet meer.’ Niet alleen de stijl van een boek veroudert, ook de inhoud. Sommige gebeurtenissen en situaties geven duidelijk aan dat een boek gedateerd raakt. Dick Laan gebruikte bewust geen moeilijke woorden: een professor werd bij hem ‘geleerde man’ en in een van de boeken legt hij uitgebreid uit wat een ski is. ‘Zoiets laat ik gewoon weg. Ik bekijk per geval wat ik ermee zal doen. Kinderen van nu weten wat een ski is dus hoeft dat niet uitgelegd te worden. Moeilijker wordt het wanneer een ouderwets voorwerp of een daterende situatie echt functioneel in het verhaal is. In een van de boeken neemt de vader van het gezin waar Pinkeltje woont een grammofoon mee. De hele familie schaart zich erom heen en met ingehouden adem wordt er geluisterd. Het is natuurlijk onmogelijk om | |
[pagina 40]
| |
hier een cd-speler van te maken dus laat ik het staan. Ik denk dat je anders de schrijver geweld aandoet. ‘Wanneer er staat: “men gaat met het rijtuig naar de kerk”, dan kun je beslissen het rijtuig weg te laten of te vervangen door iets anders. Maar men gaat niet naar de kroeg in plaats van naar de kerk. Als je kroegen en cd-spelers gaat toevoegen, loop je bovendien het gevaar dat Pinkeltje over twintig jaar weer hertaald moet worden. Hoewel het niet tegen te gaan is dat ook mijn taal weer veroudert.’ Boeken die heel sterk geëngageerd zijn verouderen sneller dan anderen. Kinderen van nu leven niet meer in angst voor de kernbom. Door een hertaling zouden boeken met dergelijke onderwerpen misschien weer geactualiseerd kunnen worden. ‘Ik wil niet op de stoel van de schrijver zitten en het thema of het engagement inruilen. Wanneer kinderen in een boek bijvoorbeeld geld inzamelen om een “invalidenkarretje” te betalen voor hun klasgenoot en daarmee zelfs de televisie halen heb je met een enigszins achterhaalde situatie te maken. Inmiddels kan iedereen een rolstoel krijgen ook al heb je geen geld. Maar aan de andere kant: samen iets doen voor een ander is een ontzettend belangrijke les voor kinderen. Je bent niet alleen in de wereld. Om die reden zou ik het erin laten. Maar het blijft een moeilijke afweging.’
Hoewel in de meeste gevallen de auteur van een hertaald boek overleden is, is dit niet altijd het geval. Lang niet alle schrijvers zijn onverdeeld gelukkig met een voorstel tot hertaling van hun boeken. ‘Met Jaap ter Haar heb ik gepraat om hem ervan te overtuigen dat ik niet als een dwaas in zijn manuscript ging zitten strepen. Ik wilde dat hij wist dat ik zeer respectvol met zijn boek, De geschiedenis van Koning Arthur en de ridders van de ronde tafel, om zou gaan. Hij heeft de twee versies naast elkaar gelegd en aan verschillende mensen voorgelezen met de vraag: ‘wat vind je beter passen bij deze tijd?’ Godzijdank kozen al die mensen voor mijn versie, waardoor hij overtuigd raakte van het nut van hertaling. ‘Toen hij op televisie een stukje voorlas uit mijn versie heeft hij ook mijn naam daarbij genoemd. Ik vind dat ontzettend aardig, maar het is niet nodig. In de uitgeverswereld sta je als hertaler natuurlijk een stapje lager dan schrijvers. Al vind ik wel dat het vak gewaardeerd wordt. In hertalingen staat mijn naam genoemd, maar in een recensie vind ik dat niet zo nodig. Voor een bewerking ligt dat weer heel anders, daar gaat het om een veel grotere ingreep. ‘Naast hertalen doe ik ook vertaalwerk. Voor mij zijn dat twee onvergelijkbare zaken, die een leuke afwisseling bieden. Ik vertaal momenteel een jongerenboek dat heel reële problemen behandelt. Het is prettig om even uit die sprookjeswereld te zijn. Maar ik vind het ook ontzettend leuk om met Pinkeltje bezig te zijn, al denk ik weleens: “daar gaan we weer met die eikeltjeskoffie.”’ | |
Pinkeltje kan weer jaren mee‘In mijn hertaling van Pinkeltje is de taal steviger geworden. Waar Dick Laan schreef: ‘O o o wat regent het, plitter plitter plitter’, daar schrijf ik ‘het is hondeweer’. Dat is de taal voor kinderen van nu. Al die onomatopeeën, daar werd ik niet goed van en de uitgever evenmin. Eerlijk gezegd heb ik de indruk dat Dick Laan, zeker toen Pinkeltje een succes werd, de boeken gewoon ‘opvulde’. ‘Zeven jaar geleden werd er al geroepen: we kunnen Pinkeltje niet blíjven herdrukken, het wordt te oubollig, te traag. In september van het afgelopen jaar verschenen de eerste vier van de serie, in februari komen de tweede vier en ergens in de loop van het jaar de volgende vier. En dan moet ik er nog twaalf. Toch ben ik het nog niet beu, al had ik dat wel verwacht. ‘Maar als ik met die boeken aan het werk ben, denk ik ook: die Pinkeltje is zo'n betweter af en toe. Hij zit zo te beleren, dat ik denk: kom nou! Hoe vaak ik dat opvoedkundige gekeutel van ‘Je mag niet snoepen’ wel niet ben tegengekomen in die boeken! Snoep heeft een functie in het leven van kinderen, het is iets waar ze naar uitkijken, zoals volwassenen naar een etentje of een glas wijn. En dus kan ik het niet laten om in mijn hertaling een beestje te laten roepen: ‘Maar snoepen is wel lekker’. Ik weet niet of je echt kan zeggen dat ik het verschil tussen de moraal van toen en die van nu afzwak; misschien doe ik dat wel een beetje. Pinkeltje blijft trouwens wel gewoon zijn pijpje roken. Dat hoort erbij, al rookt de nieuwe Pinkeltje minder dan de oude. ‘Overigens heeft het minder roken van Pinkeltje ook weer te maken met het feit dat Dick Laan af en toe zo verschrikkelijk slordig is: Pinkeltje steekt soms een pijp op en doet even later weer iets met twee handen, zonder die pijp nog langer in zijn mond te hebben. Of Pinkeltje sluit een deur om het volgende moment weer in de deuropening te staan. Dat zijn | |
[pagina 41]
| |
gewoon stomme regelrechte fouten, fouten die ik dan ook verbeter. Een mooi voorbeeld is dat Dick Laan in het eerste avontuur van Pinkeltje drie kinderen laat wonen in het huis waar Pinkeltje zijn holletje heeft. Maar toen ik met het volgende boek aan de gang ging, bleken er opeens slechts twee kinderen te zijn. Dick Laan had er dus gewoon een weggemoffeld. Ik vind dat onzin en dus verander ik het weer. ‘Iedereen die Pinkeltje ooit las zal zich nog wel herinneren dat Pinkeltje vaak op een inktpot zijn avonturen aan meneer Dick Laan zit te vertellen. Inmiddels is een inktpot natuurlijk ook al ouderwets. In overleg met de uitgever is besloten het gewoon te laten staan. Als kinderen niet weten wat een inktpot is, dan vragen ze dat maar aan hun moeder. Maar op het plaatje heeft de kroontjespen plaatsgemaakt voor een vulpen. ‘De nieuwe illustraties zijn gemaakt door Julius Ros. Het oude Pinkeltje-figuurtje had bij de uitgeverij afgedaan. Ik vind de nieuwe tekeningen erg mooi. Pinkeltje verschijnt nu letterlijk en figuurlijk in een nieuw jasje. Er was een discussie gaande of de nieuwe reeks wel een nieuw uiterlijk moest krijgen. Er wordt namelijk toch op de bekendheid van Pinkeltje bij de ouders, die de boeken kopen, ingespeeld. Besloten is om toch maar niet meer met de bekendegele omslagen te werken om te voorkomen dat potentiële kopers zouden denken: die oude handel hoef ik niet meer. In de nieuwe versie stemmen vorm en inhoud met elkaar overeen. ‘Het is te hopen dat mijn versie Pinkeltje weer zodanig opkrikt dat de serie de komende tien jaar of langer nog steeds verkocht blijft worden. Ik vind het namelijk wel cultuurgoed. De boeken zijn zo ontzaglijk bekend, er is geen kind in Nederland dat niet ooit een boek van Pinkeltje heeft gelezen.’ | |
Tussen principe en pragmatiekIn 1971 roept Woosje Wasser in het tijdschrift Sextant op tot verzet tegen de denigrerende behandeling van ‘vrouwtjes’ door Dick Laan. Die gaan volgens haar naamloos of als mevrouw door de wereld. Ze zijn altijd bezig met het bakken van koekjes, het maken van pudding of borduren. Ze zetten kopjes koffie en verhogen de gezelligheid. Pinkelotje mag weliswaar mee naar de maan en krijgt ook de werking van de raket uitgelegd, maar is onderweg vooral nodig voor het smeren van de boterhammen en het spreiden van de bedjes. Dit protest van Wasser wordt door Rik Zaal afgedaan met een beroep op het sprookjesachtige | |
[pagina 42]
| |
karakter van de Pinkeltje-verhalen die juist voorzien in de behoefte aan veiligheid.Ga naar voetnoot* ‘Ik probeer, binnen de grenzen die de originele tekst van Dick Laan biedt, Pinkelotje, de vrouw van Pinkeltje, een wat minder passieve rol te geven. Het belerende van Pinkeltje probeer ik wat af te zwakken. Nu en dan laat ik Pinkelotje eens even wat verstandigs zeggen. Ik noem haar vaak ‘Lot’, dat klinkt steviger. Maar ik vind het geforceerd om Pinkelotje in de tuin te laten spitten en Pinkeltje in de soep te laten roeren. Zo stereotiep zijn de rollen nu ook weer niet verdeeld in de verhalen. Wanneer Pinkeltje op reis is in Nederland, dan schrijft Pinkelotje hem een brief vanuit Pinkeltjesland. Pinkeltje wordt gesommeerd naar haar huis te komen. Hij trekt dan onmiddellijk bij haar in. ‘Wat wij nu als racistisch ervaren haal ik natuurlijk uit de kinderboeken. Bij Pinkeltje is dat minder aan de orde, maar bij een boek als De Katjangs van J.B. Schuil, was het een groot probleem. In het Indië van De Katjangs lopen bedienden rond die echt achterlijk Nederlands spreken. Ze gaan als een stelletje debielen tekeer. Daar heb ik de vrijheid genomen om dat recht te trekken. Wanneer Schuil een personage laat roepen: ‘roetmop, ga weg roetmop!’, dan laat ik dat gewoon achterwege, omdat het immers niet bijdraagt tot de strekking van het boek. Als ik zoiets zou vervangen door een ander scheldwoord dan wordt het vaak ook niet geweldig. De overweging maak ik echt regel voor regel. Er wordt wel eens gezegd die denigrerende moraal past in de sfeer van die tijd. Natuurlijk was het vroeger ook anders. Wij spaarden als kind op school zilverpapier. Omdat de missionarissen dat zo wilden. Het was ‘voor de negertjes in Afrika’. In Van De Artapappa's, ook een boek van Schuil waarin negatief over negers wordt gesproken, wil ik niet eens een hertaling maken. Daar is geen beginnen aan. En ik ben er ook geen voorstander van dat zo'n boek nog in de oude druk verschijnt. ‘Wanneer dergelijke problemen niet of nauwelijks aan de orde zijn vind ik het mooi dat die oude kinderboeken nog uitgegeven worden. Karl May bijvoorbeeld. Op de een of andere manier zijn die boeken zo spannend en tijdloos dat ze nog steeds enorm verkocht worden. En Pinkeltje verschijnt nu dus in de 35ste druk, met een behoorlijk grote oplage. Het is het dus wel waard dat die boeken hertaald worden, en nodig. Een kind kan nou eenmaal niet aanspraak maken op een grote leeservaring, om dat wat verouderd is voldoende te begrijpen, zoals een volwassene dat bij het lezen van Couperus wel kan. ‘Het grote verschil is natuurlijk ook dat Couperus literatuur is en Dick Laan niet. Met literaire kinderboeken is het uiterst tragisch gesteld: ze verkopen nauwelijks. Misschien is Nederland niet rijp voor kinderliteratuur. ‘Een literair boek zal ik van mijn levensdagen niet hertalen, daar moet je geen woorden van aflaten of aan toevoegen. Als de uitgever mij zou vragen Louis Couperus te hertalen, dan zou ik dat natuurlijk niet doen. Daar waag ik me niet aan, wie ben ik? Maar misschien stel ik me wel heel hooghartig op om te denken dat ik mijn pen wel mag dopen in de inktpot van Dick Laan.’ |
|