Voortgang. Jaargang 20
(2001)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 179]
| |
De [Nieuwe Bijbelvertaling]: een nieuwe vertaling?
| |
InleidingOp 25 februari 1993 ondertekenden de voorzitters van het Nederlands Bijbelgenootschap en de Katholieke Bijbelstichting een intentieverklaring die diende als basis voor het totstandkomen van een nieuwe vertaling van de bijbel. In deze intentieverklaring is vastgelegd, dat het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) zorgt voor de uitvoering van de vertaalfase, mede in opdracht van de Katholieke Bijbelstichting (KBS); belangrijke beslissingen worden gezamenlijk genomen. Het project [Nieuwe Bijbelvertaling]Ga naar eind1 is dus een samenwerkingsverband van protestanten en katholieken, maar ook drie joodse kerkgenootschappen zijn bij het project betrokken. De [Nieuwe Bijbelvertaling] moet een interconfessionele vertaling worden, die niet alleen in alle kerken van Nederland en Vlaanderen gebruikt kan worden, maar ook op scholen en thuis. Het Nederlands Bijbelgenootschap en de Katholieke Bijbelstichting hopen, dat deze vertaling de standaardeditie van de volgende eeuw zal worden. Na de ondertekening van de intentieverklaring zijn we inmiddels bijna een decennium verder en zijn er van de [Nieuwe Bijbelvertaling] twee deeluitgaven verschenen, waardoor elke (bijbel)lezer kennis heeft kunnen maken met de nieuwe vertaling. De deeluitgaven (Werk in uitvoering) bevatten nog geen definitieve vertaling, waardoor wijzigingen mogelijk blijven tot het project in 2004 afgerond zal worden. Om die reden worden ‘belanghebbenden’ opgeroepen te reageren op de vertaling, zodat met relevante kritiek | |
[pagina 180]
| |
rekening gehouden kan worden. Relevante kritiek is kritiek die past binnen de uitgangspunten van het project; kritiek die niet past binnen die uitgangspunten komt van mensen die in feite een ander soort vertaling wensen dan de [Nieuwe Bijbelvertaling] hoopt te worden. | |
Waarom een nieuwe bijbelvertaling?Als er een nieuwe bijbelvertaling gemaakt wordt, rijst onmiddellijk de vraag of en waarom een nieuwe vertaling nodig is. Zo'n project kost erg veel tijd en geld, er moet dus een goede reden voor zijn. Het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) en de Katholieke Bijbelstichting (KBS) menen, dat het maken van een nieuwe vertaling van de bijbel nodig is. Op deze plaats wil ik de argumenten kort bespreken. In Nederland worden in de kerken verschillende bijbelvertalingen gebruikt. Drie van deze vertalingen hebben een vaste plaats gekregen in de eredienst: de Statenvertaling, de vertaling van het NBG uit 1951 en de Willibrordvertaling. Worden deze drie vertalingen met name in de kerken gebruikt, voor bijbelgebruik op scholen en thuis zijn ook andere vertalingen mogelijk. De belangrijkste daarbij zijn de Groot Nieuws Bijbel en Het Boek. Er is in Nederland volop keuze aan bijbelvertalingen. Het is echter de vraag of deze vertalingen nog wel voldoen. De Statenvertaling kan door weinig mensen zelfstandig gelezen en begrepen worden, voor jongeren en rand- of buitenkerkelijken is deze bijbel helemaal onbegrijpelijk. In evangelisatiewerk is de vertaling daarom niet bruikbaar. Ook de NBG-vertaling is een moeilijke vertaling, doordat het taalgebruik sterk lijkt op dat van de Statenvertaling. De NBG-vertaling was feitelijk al verouderd toen zij verscheen: de vertaling kwam gereed in 1951, maar men was in 1911 al begonnen met het vertaalwerk. Een revisie van deze vertaling zou een oplossing kunnen zijn, maar juist door het verouderde taalgebruik, de nieuwe inzichten op het gebied van (ver-)taalwetenschap en de uitbreiding van de kennis van de grondtalen, zou de vertaling een grootschalige bewerking moeten ondergaan. Er kan in dat geval beter een nieuwe vertaling gemaakt worden. Het maken van een nieuwe vertaling geeft vertalers de ruimte op nieuwe en creatieve wijze bezig te zijn met het aanbod in de gevende en ontvangende taal. De Groot Nieuws Bijbel, die in 1972 door het NBG werd uitgegeven als ‘bijbel in de omgangstaal’, is geschikt voor onderwijs en catechisatie (catechese), maar is niet voor elke gemeente bruikbaar in de kerkdienst. Deze vertaling is overigens ook niet als kerkbijbel bedoeldGa naar eind2. Ook Het Boek is een vertaling die veel gebruikt wordt. De vertaling kwam op een geheel andere manier tot stand dan de al bestaande vertalingen: | |
[pagina 181]
| |
het is een vertaling van The Living Bible. The Living Bible is overigens zelf een parafrase van de Engelse vertaling van de oorspronkelijke Hebreeuwse en Griekse teksten. Het Boek is wel een goed leesbare vertaling, maar zij is ook niet bruikbaar in kerkdiensten. De Willibrordvertaling functioneert prima in de Rooms-katholieke Kerk. Wat de katholieken betreft, is er in principe geen nieuwe vertaling nodig. De KBS wil echter wel haar medewerking verlenen aan het project [Nieuwe Bijbelvertaling], omdat deze vertaling een oecumenische vertaling wordt, die straks in alle kerken gebruikt zal kunnen worden. Om onder andere deze redenen, menen het NBG en de KBS dat het tijd is voor een nieuwe vertaling. De bestaande vertalingen zijn verouderd, of kunnen geen dienst doen in de (protestantse) kerkdienst en bijbelstudie. | |
De [Nieuwe Bijbelvertaling] - een geheel nieuwe vertalingEen belangrijk verschil tussen de bestaande vertalingen wordt gevormd door het wel of niet concordant vertalen: een bepaald woord wordt in de brontekst steeds met hetzelfde woord uit de doeltaal vertaaldGa naar eind3. Worden dezelfde woorden steeds met hetzelfde woord vertaald, dan wordt minder naar de context gekeken, waardoor de nuances in de vertaling van één bijbeltekst op de achtergrond kunnen komen te staanGa naar eind4. Een voordeel van concordant vertalen is, dat de verbanden in een bijbelboek, of tussen verschillende bijbelboeken, beter te ontdekken zijn. Deze woorden kunnen een sleutelrol gaan vervullen in het onderscheiden van verbanden tussen bijbelboeken Een ander voordeel is dat een lezer van zo'n letterlijke vertaling dicht bij de brontekst kan komen, ook als hij of zij het Hebreeuws of Grieks niet machtig is. De Statenvertaling en de NBG-vertaling zijn concordante vertalingen. De [Nieuwe Bijbelvertaling] is volgens sommige critici niet te gebruiken als studiebijbel, door gebrek aan concordantieGa naar eind5. In overeenstemming met de vertaalregelsGa naar eind6 maakt de [Nieuwe Bijbelvertaling] keuzes en varieert zij in woordkeuze, zoals gebruikelijk is in het Nederlands. Hierdoor krijgt een Hebreeuws of Grieks woord niet steeds dezelfde Nederlandse vertaling. De [Nieuwe Bijbelvertaling] vertaalt, net als de Willibrordvertaling, beperkt concordant: als woordherhaling in de tekst een duidelijke functie heeft, wordt dit in de vertaling overgenomen. Een ander verschil tussen de bestaande vertalingen en de [Nieuwe Bijbelvertaling] wordt gevormd door het verschil in equivalentie. Bij het vertalen moet de keuze gemaakt worden, of de nadruk gelegd wordt op de brontaal, of op de doeltaal. De Statenvertaling is een typisch voorbeeld van een vertaling die sterk gericht is op de gevende taal, de vertaling is een woord-voor- | |
[pagina 182]
| |
woordvertaling: de Nederlandse zinsbouw is soms aan het Hebreeuws aangepast (de vertaling volgt de syntactische structuren van de brontekst). De NBG-vertaling lijkt vertaaltechnisch sterk op de Statenvertaling, zodat ik beide vertalingen onder dezelfde noemer plaats. Beide vertalingen zijn sterk brontaalgericht en bovendien wordt in deze vertalingen concordant vertaald. De vertalingen worden daarom ook wel formeel-equivalent genoemd. Equivalent, omdat gestreefd wordt naar een gelijkwaardige weergave van de brontekst; formeel-equivalent, omdat bij de Statenvertaling en de NBG-vertaling de overeenkomst in vorm het belangrijkste vertaalcriterium is. Geheel anders is een dynamisch-equivalente vertaling. De groot Nieuws Bijbel is daar een voorbeeld van. Het is de bedoeling, dat de vertaling op de lezer dezelfde uitwerking heeft als de oorspronkelijke tekst op de luisteraar van destijds. De nadruk ligt op de ontvangende taal, het gaat erom de boodschap van de bijbel in het Nederlands van nu weer te geven (doeltaalgericht). De [Nieuwe Bijbelvertaling] is, net als de Willibrordvertaling, een functioneel-equivalente vertaling: de vertaling legt evenveel accent op de bijbelse talen als op de taal waarin de bijbel vertaald wordt. De [Nieuwe Bijbelvertaling] vertaalt brontekstgetrouw en doeltaalgericht, de vertaalmethode doet recht aan zowel de brontekst als aan de doeltaal; men streeft ernaar zo veel mogelijk kenmerken van de brontekst in de vertaling terug te laten komen, in natuurlijk Nederlands. Uit bovenstaande beschrijving blijkt al, dat de Willibrordvertaling en de [Nieuwe Bijbelvertaling] sterk op elkaar lijken: het verschil tussen de vertalingen is moeilijk aan te geven. De [Nieuwe Bijbelvertaling] besteedt wellicht meer aandacht aan de verschillende genres in de bijbel en past de teksttypen daarbij aan - wat de vertaalprincipes van de Willibrordvertaling precies zijn op dat gebied is niet duidelijk, daar ze zelfs in het archief van de Katholieke Bijbelstichting niet terug te vinden zijnGa naar eind7. Een duidelijk verschil tussen de vertalingen is, dat de Willibrordvertaling bepaalde vertaalproblemen toe kan lichten in voetnoten. Omdat de Willibrordvertaling een roomskatholieke vertaling is, wordt deze niet beschouwd als een alternatief voor de Statenvertaling of de NBG-vertaling, hoe goed of minder goed zij ook mag zijn.
Er is erg veel kritiek geleverd op de [Nieuwe Bijbelvertaling]; ik heb mij beziggehoudenGa naar eind8 met de kritiek die verscheen in verschillende kranten en enkele tijdschriftenGa naar eind9. Het voert op deze plaats te ver diep op de kritiek in te gaan, daarom zal ik allereerst de conclusies die ik heb kunnen trekken hier weergeven, daarna zal ik ingaan op zeven door mij onderzochte vertaalregels van de [Nieuwe Bijbelvertaling]. | |
[pagina 183]
| |
De geleverde kritiek op de [Nieuwe Bijbelvertaling] is zowel van theologische als van linguïstische aard en komt van critici met een verschillende achtergrond. De achtergrond van een criticus heeft invloed op de zwaarte van de theologische kritiek die hij/zij heeft op de [Nieuwe Bijbelvertaling]. In een kerk waar alleen de Statenvertaling geldt als het Woord van God, is de [Nieuwe Bijbelvertaling] onaanvaardbaar. Het zou nu zo kunnen zijn, dat een lezer van de [Nieuwe Bijbelvertaling] zwaardere linguïstische kritiek levert, als zijn theologische kritiek op de [Nieuwe Bijbelvertaling] zwaar is. ‘Het oordeel over de formulering kan ook afhankelijk zijn van kenmerken van de beoordelaar. [...] Als een lezer het niet eens is met de stelling die in een tekst wordt verdedigd, zal hij misschien ook vallen over bepaalde formuleringen’.Ga naar eind10 Als ik die redenering op de [Nieuwe Bijbelvertaling] toepas, betekent dit dat een lezer van die vertaling zware linguïstische kritiek levert (hij valt over bepaalde formuleringen), omdat hij het om theologische redenen niet eens is met de manier waarop de [Nieuwe Bijbelvertaling] wordt gemaakt (hij is het niet eens met de stelling die wordt verdedigd). Bij mijn onderzoek was ik me ervan bewust, dat het moeilijk is om de zwaarte van de kritiek aan te geven. Er bestaat geen ijkpunt waaraan de kritiek getoetst kan worden. Linguïstische kritiek kan gelegd worden naast de vertaalprincipes van de [Nieuwe Bijbelvertaling]; dan kan bekeken worden of de kritiek wel of niet relevant is. Maar daarmee kan de zwaarte van de kritiek niet bepaald worden. Toch heb ik de vraag goed kunnen beantwoorden. Door van de critici precies aan te geven wat hun mening is over de [Nieuwe Bijbelvertaling] en hun houding tegenover die vertaling, is duidelijk geworden, dat de linguïstische kritiek op de vertaling zwaarder is als de theologische kritiek zwaarder isGa naar eind11. Een uitzondering op deze conclusie vormt de kritiek van ‘nietconfessionelen’: zij wijzen de [Nieuwe Bijbelvertaling] af omdat de Statenvertaling de enige juiste vertaling is. Zij doen dit echter niet om duidelijk theologische redenen, hun kritiek is van puur linguïstische, zelfs cultuurhistorische, aard. De Statenvertaling is een literair monument, waarvan geen woord gewijzigd zou mogen worden. In het geval van de niet-confessionelen is er feitelijk geen sprake van theologische kritiek op de [Nieuwe Bijbelvertaling]. Als de niet-confessionelen even buiten beschouwing worden gelaten, is duidelijk, dat de linguïstische beoordeling van de vertaling in sterke mate afhangt van de theologische opvattingen van de criticus. Uit mijn onderzoek is ook gebleken, dat de vertaling niet door critici afgewezen wordt omdat de vertaling niet geschikt is voor de sociale (gebruiks)functies die zij moet vervullen. Alleen de kritiek van de nietconfessionelen komt deels voort uit ideeën over de sociale functie van de bijbel als gesproken wordt over de cultuur-historische rol die de Statenverta- | |
[pagina 184]
| |
ling vervult. Verder worden de functies niet of nauwelijks genoemd, tenzij in een reactie op de doelstelling van het Nederlands Bijbelgenootschap. Die afwijzende reactie komt voort uit onvrede met het resultaat van de vertaling; men blijkt andere ideeën te hebben over hoe een bijbelvertaling gemaakt dient te worden - de vertaalprincipes van de [Nieuwe Bijbelvertaling] worden om uiteenlopende redenen afgewezen - of men ziet de noodzaak van een andere vertaling niet in. Kortom, de [Nieuwe Bijbelvertaling] wordt afgewezen omdat de critici een heel andere vertaling voor ogen hebben dan de [Nieuwe Bijbelvertaling] zal worden, niet omdat die vertaling bepaalde sociale functies niet zou kunnen vervullen. | |
Vertaalprincipes van de [Nieuwe Bijbelvertaling]De [Nieuwe Bijbelvertaling] moet een brontekstgetrouwe en doeltaalgerichte vertaling worden. Dit betekent, dat er evenveel nadruk ligt op de te vertalen tekst (de brontekst) als op de taal waarin vertaald wordt (de doeltaal): ‘vanuit deze uitgangspunten is de [Nieuwe Bijbelvertaling] een vertaling waarin aan de diverse elementen van de brontekst recht wordt gedaan met alle middelen die de Nederlandse taal daartoe biedt’Ga naar eind12. Het is bekend, dat er grote verschillen zijn tussen talen. Omdat de brontaal en de doeltaal zo verschillend zijn, is het onmogelijk alle kenmerken van een tekst over te brengen in een vertaling ([NBV]-vertaalprincipes, p. B1:2). Hierdoor moeten er bij het vertalen steeds vertaalkeuzes gemaakt worden. Om toch een zo coherent mogelijke vertaling te kunnen maken - er werken immers veel verschillende vertaalkoppels mee aan dit project - zijn er vertaalprincipes geformuleerd. Deze vertaalprincipes vloeien voort uit bovengenoemde doelstelling; zij vormen de uitgangspunten voor de vertaling. De vertaalprincipes zijn echter nog algemene regels, voor de verschillende vertaalkeuzes zijn specifiekere regels opgesteld, de zogenaamde vertaalregels. De [Nieuwe Bijbelvertaling] wordt door verschillende critici afgewezen om de vertaalprincipes die eraan ten grondslag liggenGa naar eind13. Deze critici geven de voorkeur aan een ander soort vertaling. Hun kritiek is voor het NBV-project niet-relevante kritiek en zal niet ter harte genomen worden in de bepaling van de eindversie van de [Nieuwe Bijbelvertaling]. Voor de beoordeling van de relevantie van overige kritiek is het noodzakelijk, dat de vertalers de vertaalregels consequent hebben toegepast. Om dat te onderzoeken, heb ik mij gericht op zeven van die vertaalregels. Door een vergelijking van de [Nieuwe Bijbelvertaling] en drie andere vertalingen kunnen de verschillen en overeenkomsten tussen de vertalingen aan het licht gebracht worden. | |
[pagina 185]
| |
De vertaalregels waarop ik de [Nieuwe Bijbelvertaling] onderzoek, zijn de volgende: inclusief vertalen, de vertaling van de Godsnaam, transculturatie, couleur locale, toevoeging/weglating, hoofdlettergebruik en aanspreekvormen. Voor een vergelijking met andere vertalingen heb ik gekozen voor de Statenvertaling, de NBG-vertaling en de Willibrordvertaling (ed. 1995), omdat met name deze drie vertalingen gebruikt worden in de verschillende kerken en omdat het de bedoeling is, dat de [Nieuwe Bijbelvertaling] deze drie vertalingen uiteindelijk zal gaan vervangen. De Willibrordvertaling heb ik mede gekozen omdat deze vertaling een vrij nieuwe vertaling is. Bovendien is er volgens verschillende critici weinig verschil tussen de [Nieuwe Bijbelvertaling] en de Willibrordvertaling. In dit artikel wordt duidelijk, of dat verschil ook op het gebied van de genoemde vertaalregels klein is. Bij dit onderzoek was ik me er zeker van bewust, dat er aan deze manier van werken een nadeel zit. Omdat ik weinig of geen kennis heb van de brontalen, kan ik de bijbelteksten niet in hun oorspronkelijke taal lezen. Ik baseer me dan ook grotendeels op wat anderen zeggen en ga in een groot aantal gevallen uit van de tekst van de Statenvertaling. Omdat deze vertaling een woord-voor-woordvertaling is, meen ik dat deze manier van werken toch gerechtvaardigd is. | |
Inclusief vertalenInclusief vertalen wil zeggen, dat een inclusief aanbod in de brontekst ook inclusief vertaald wordt; wanneer door de gevende taal een term gebruikt wordt waarmee zowel mannen als vrouwen bedoeld worden, dient voor dat woord geen term gebruikt te worden die een van deze twee categorieën uitsluitGa naar eind14. Een duidelijk voorbeeld is Paulus' aanspreekvorm broeders, die door sommige mensen als exclusief wordt ervaren, omdat vrouwen in de gemeente niet rechtstreeks aangesproken worden. In Handelingen 1:15, 16 lezen we in de [Nieuwe Bijbelvertaling]: Op een van die dagen stond Petrus op te midden van de leerlingen - er was een groep van ongeveer honderdtwintig mensen bijeen - en zei: ‘Broeders en zusters, het Schriftwoord waarin de heilige Geest bij monde van David heeft gesproken over Judas, de gids van hen die Jezus gevangen hebben genomen, moest wel in vervulling gaan.
In Werk in Uitvoering (p. 241) wordt uitgelegd, dat het Griekse woord adelfoi zowel mannen als vrouwen kan betreffen. In deze context is dat een juiste vertaling: Petrus spreekt tot een groep van ongeveer honderdtwintig mensen: mannen en vrouwen. Exclusief taalgebruik wordt op deze manier dus ver- | |
[pagina 186]
| |
meden. In de drie andere vertalingen wordt deze tekst niet inclusief vertaald; in de Statenvertaling en de NBG-vertaling wordt het gezelschap aangesproken met mannen broeders, in de Willibrordvertaling met broeders. Is het zeker, dat alleen mannen aangesproken worden, dan komt dit ook in de vertaling tot uitdrukking. Zie bijvoorbeeld Handelingen 2:37: Toen ze dit hoorden waren ze diep getroffen en vroegen aan Petrus en de andere apostelen: ‘Wat moeten we doen, broeders?’
Met ‘de andere apostelen’ worden de twaalf apostelen van Jezus bedoeld: het is dus logisch dat er broeders in de vertaling staat. Als er inclusief vertaald wordt, draait het uiteraard niet alleen om het verschil tussen de aanspreekvorm broeders en broeders en zusters. Een ander interessant voorbeeld komt uit Handelingen 3:13: Dit kon gebeuren, omdat de God van Abraham en de God van Isaak en de God van Jakob, de God van onze voorouders, aan Jezus, zijn dienaar, de hoogste eer heeft bewezen.
De drie andere vertalingen noemen deze God de God onzer vaderen. Inderdaad zijn de drie in deze tekst genoemde personen mannen en is Hij de God van de voorvaderen van de Israëlieten. Maar Hij was net zo goed de God van Sara, Rebekka en Rachel, de vrouwen van de drie aartsvaders, en de Hebreeuwse term is niet exclusief-mannelijk. Andere voorbeelden zijn van een algemener aard en komen slechts één of enkele keren voor. Een voorbeeld daarvan wil ik hier noemen. De man in de straat is een uitdrukking om een bepaald type burger aan te duiden, een leraar (m/v) kan in een klaslokaal ‘kom op, jongens, aan het werk!’ roepen. In beide gevallen worden mensen van beide geslachten bedoeld of aangesproken. Dat is ook het geval in Psalm 1: Gelukkig is de mens die niet ingaat op de raad van bozen [...]
Deze tekst is geciteerd uit de Willibrordvertaling; zowel de NBG-vertaling als de Statenvertaling vertalen met man. | |
De keuze van de GodsnaamDe keuze van de vertaling van de Godsnaam is een moeilijke keuze geweest binnen het project [Nieuwe Bijbelvertaling]. Op deze plaats zal ik eerst kort | |
[pagina 187]
| |
uitleggen waarom deze keuze moeilijk was, daarna ga ik in op de keuze die voor de [Nieuwe Bijbelvertaling] gemaakt is. Het Hebreeuwse alfabet bestaat alleen uit consonanten. Rond 900 na Christus werd door de zogenaamde Masoreten een vocalisatie- en punctualiseringssysteem ontworpen om te verzekeren dat de tekst van de Hebreeuwse bijbel onveranderd zou blijven. Met dit systeem konden zij klinkers en leestekens aanbrengen in de tekst. Op sommige plaatsen in de bijbel bleek, dat de consonantentekst niet helemaal klopte. Omdat het echter verboden was in de consonantentekst wijzigingen aan te brengen, daar men geloofde (gelooft) dat de tekst heilig is, schreven de Masoreten deze wijzigingen in de marge van de tekst. Een cirkeltje boven een woord in de tekst geeft aan dat er iets anders staat (ketiv) dan er gelezen moet worden (qere). De klinkertekens die horen bij het woord dat gelezen moet worden, werden echter wel in de eigenlijke tekst gezet. Dit laatste is ook het geval met de naam van God, een naam die niet mocht worden uitgesproken. Om die reden werden er andere medeklinkers in de marge geschreven, de bijbehorende klinkertekens kwamen in de eigenlijke tekst te staan. De naam van God is in het Hebreeuws JHWH. In de marge van de tekst werden de consonanten ‘DNY geschreven, aDoNaY, dat ‘heer’ (‘mijn heer’) betekent.Ga naar eind15 Een probleem hierbij is echter, dat het gaat om een zogenaamde eeuwigdurende verandering: de Masoreten namen de moeite niet om deze wijziging voortdurend in de tekst aan te geven - die was vanzelfsprekend geworden. De klinkertekens werden wel in de tekst gezet, maar de medeklinkers niet in de marge. Later bleek, dat niet iedereen zich dit bij het lezen realiseerde. Hierdoor werden de originele medeklinkers gelezen, met de klinkers die hoorden bij de medeklinkers die in de marge hadden moeten staan. Daardoor wordt de naam van God wel uitgesproken als JeHoVaH, terwijl er 'aDoNaY gelezen moest worden! Men denkt, dat de naam uitgesproken moet worden als JaHWeH, maar zeker is dit niet. Om de naam van God wel op deze manier te schrijven in een bijbelvertaling, getuigt van weinig respect voor de joodse cultuur, omdat voorbijgegaan wordt aan de eerbied voor de naam en de manier waarop de joden ermee om gaan. De Griekse en Latijnse vertalingen volgden de joodse traditie; JHWH wordt vertaald met ‘kurios’ en ‘dominus’, die beiden ‘heer’ betekenen. In de meeste moderne vertalingen wordt deze traditie gevolgd, maar verschillende mensen vragen zich af, of dat nog de goede oplossing is. In september 1994 werd voor de [Nieuwe Bijbelvertaling] een voorlopige keuze gemaakt: de Godsnaam zou worden vertaald met ‘heer’. Op deze keuze kwam een groot aantal reacties van zowel voor- als tegenstanders. In december 1999 werd de discussie over de vertaling van de Godsnaam hero- | |
[pagina 188]
| |
pend, pas in februari 2001 werd de definitieve keuze bekend gemaakt. De keuze is om verschillende redenen op ‘heer’ gevallen, maar het voert op deze plaats te ver om op alle voors en tegens in te gaan. Het gaat in deze paragraaf over ‘inclusief vertalen’. Om die reden noem ik alleen argumenten, die met inclusief vertalen te maken hebben. Wat de vertaling van de Godsnaam met inclusief vertalen te maken heeft, zal misschien in eerste instantie niet geheel duidelijk zijn. De [Nieuwe Bijbelvertaling] wil zo veel mogelijk inclusief (of: niet exclusief) vertalen en vrouwen zullen in het taalgebruik in de vertaling dus niet langer uitgesloten worden als de brontekst dat ook niet doet. Waardoor kunnen vrouwen zich buitengesloten voelen als het tetragrammaton (JHWH) vertaald wordt met ‘heer’? Volgens bepaalde theologen heeft de vertaling van de Godsnaam met ‘heer’, in tegenstelling tot JHWH, de uitdrukkelijke connotatie van mannelijkheid. ‘Met deze weergave gaat dus het sekseneutrale aspect van deze Naam geheel en al verloren en wordt een mannelijke interpretatie opgelegd’Ga naar eind16. De bijbel gebruikt mannelijke en vrouwelijke beelden voor God; JHWH is niet strikt mannelijk of vrouwelijk, terwijl ‘heer’ een eenzijdig mannelijke connotatie heeft. Hoewel... de eerste letter van JHWH (jod) zou kunnen wijzen op een imperfectum-vorm van het werkwoord ‘zijn’.Ga naar eind17 God stelt zich immers voor aan Mozes als ‘Ik ben, Die Ik ben’. Maar ook hierover zijn de meningen verdeeldGa naar eind18. De zojuist genoemde theologen menen, dat vrouwen zich niet in ‘heer’ kunnen herkennen, terwijl ook zij geschapen zijn naar Gods beeld. Door de vertaling van de Godsnaam met ‘heer’ kunnen vrouwen zich buitengesloten voelen, wat door inclusief vertalen voorkomen dient te worden. Een ander argument tegen ‘heer’ heeft te maken met de heerknechtrelatie die tussen God en mensen zou ontstaan als de Godsnaam met ‘Heer’ vertaald wordt. De vertaling heeft een ‘hiërarchische connotatie’Ga naar eind19: er wordt een afstand gecreëerd tussen God en zijn volk, die niet door Hem is bedoeld. Verschillende alternatieven voor de naam van God werden voorgesteld, o.a. JHWH, adonay, de Eeuwige en de AanwezigeGa naar eind20. Ondanks deze en andere bezwaren is in de [Nieuwe Bijbelvertaling] gekozen voor de vertaling van de Godsnaam met ‘heer’. Men is echter niet over één nacht ijs gegaan. Alle argumenten zijn in de discussie meegenomen: er is ‘alles aan gedaan om de mogelijkheden voor de weergave van het Hebreeuwse tetragrammaton te onderzoeken en te toetsen’Ga naar eind21. Een voorbeeld van deze schrijfwijze komt uit Jona 3:1,2: Opnieuw richtte de heer zich tot Jona: ‘Maak je gereed en ga naar Nineve, die grote stad, om haar aan te klagen met de woorden die ik je zeg.’ En Jona maakte zich gereed en ging naar Nineve, zoals de heer hem opgedragen | |
[pagina 189]
| |
had.
De tekst verschilt in allerlei opzichten met die van de Statenvertaling: En het woord des heeren geschiedde ten andere male tot Jona, zeggende: Maak u op, ga naar de groote stad Ninevé; en predik tegen haar de prediking, die Ik tot u spreek. Toen maakte zich Jona op, en ging naar Ninevé, naar het woord des heeren.
Ook in de NBG-vertaling wordt de Godsnaam met ‘Heere’ vertaald, de Willibrordvertaling vertaalt, net als de [Nieuwe Bijbelvertaling], met ‘heer’. | |
TransculturatieTransculturatie heeft te maken met het overzetten van iets van de ene cultuur naar een andere cultuur: een element dat thuishoort in de cultuur van de brontekst wordt vervangen door een vergelijkbaar element uit de cultuur van de ontvangende tekst. In het project [Nieuwe Bijbelvertaling] heeft men te maken met transculturatie: de Nederlandse cultuur verschilt in allerlei opzichten van de Hebreeuwse en Griekse. Een mooi voorbeeld uit Handelingen maakt duidelijk wat deze vertaalregel in de praktijk betekent. We lezen over de sabbatsreis in Handelingen 1:12 (NBG-vertaling 1951): Toen keerden zij terug naar Jeruzalem van de berg, genaamd Olijfberg, die dicht bij Jeruzalem is, een sabbatsreis daarvandaan.
De vertalers hebben hier besloten het begrip ‘sabbatsreis’ te transcultureren: voor de contemporaine lezers van Handelingen was het ongetwijfeld duidelijk wat dit precies inhoudt, voor lezers van nu zal dat niet duidelijk zijn. Daarom is deze tekst uit Handelingen in de [Nieuwe Bijbelvertaling] als volgt vertaald: Daarop keerden de apostelen van de Olijfberg terug naar Jeruzalem. Deze berg ligt vlak bij de stad, op geringe loopafstand.
In de andere drie vertalingen wordt wel gesproken over een ‘sabbatsreis afstand’; de Willibrordvertaling heeft bij deze tekst een voetnoot, waarin wordt uitgelegd wat een sabbatsreis precies inhoudt: ‘de afstand die wetsgetrouwe Joden op sabbat mochten afleggen (880 meter)’. Ook in Handelingen 3:1 heeft transculturatie plaatsgevonden: waar Petrus en Johannes in de Statenvertaling omtrent de negende ure naar de tempel | |
[pagina 190]
| |
gaan, net als in de twee andere vertalingen, doen zij dat in de [Nieuwe Bijbelvertaling] om een uur of drie. Voor de moderne Nederlandse lezer is het anders niet duidelijk op welk tijdstip van de dag zij dat doen. De Griekse tijdsaanduiding is vervangen door een Nederlandse. Overigens heeft de Willibrordvertaling een aantekening bij deze tekst: ‘een van de traditionele gebedstijden viel samen met het middag- of avondoffer. Dit offer werd rond het negende uur, d.w.z. ongeveer 3 uur 's middags, gebracht in de tempel’. Een heel mooi voorbeeld van transculturatie komt uit Jona 4:11: Als jij al verdriet hebt om die ricinusplant, [...], zou ik dan geen verdriet hebben om Nineve, die grote stad, waarin meer dan honderdtwintig-duizend mensen wonen die het verschil tussen links en rechts niet eens kennen, en dan nog al die dieren?
In het Hebreeuws is de gewone volgorde rechts-links, er staat in het Hebreeuws letterlijk ‘die niet [het verschil] weet tussen zijn rechterhand en zijn linkerhand’Ga naar eind22. In het Nederlands is dat precies andersom, vandaar bovenstaande vertaling. In de drie andere vertalingen komen we wel de Hebreeuwse volgorde tegen. | |
Couleur localeEr is bij het project [Nieuwe Bijbelvertaling] gekozen voor een vertaalmethode die ervoor zorgt dat de vertaling in de doeltaal overkomt als een ‘natuurlijke tekst’. Dit betekent echter niet, dat er geen vreemde woorden in de [Nieuwe Bijbelvertaling] voorkomen: om de culturele en historische achtergrond van een verhaal (de couleur locale) te behouden, worden in de vertaling woorden gekozen die passen bij die achtergrond. In deze gevallen blijven niet-alledaagse woorden in de vertaling staan, er vindt dus geen transculturatie plaats. De betekenis van deze woorden wordt veelal uit de context duidelijk. Een mooi voorbeeld waarin de couleur locale geschetst wordt, komt uit het bijbelboek Ester. In hoofdstuk 1:6 lezen we over de tuin van het paleis van koning Ahasveros: Draperieën van fijn linnen, wit en blauwpurper van kleur, waren aan albasten zuilen bevestigd met roodpurperen koorden van byssus en zilveren ringen; op een mozaïekvloer van porfier, albast, parelmoer en gekleurde stenen stonden rustbanken van goud en zilver.
‘Met dure woorden wordt de enorme rijkdom aan het hof van Ahasveros weergegeven. Bijvoorbeeld: draperieën, in plaats van kleden of gordijnen. | |
[pagina 191]
| |
Ook byssus en porfier zijn niet geschuwd om het exotische en luxueuze tot uitdrukking te brengen.’Ga naar eind23 De gordijnen komen uit de NBG-vertaling, in de Statenvertaling spreekt men van behangselen. In de Willibrordvertaling is er geen sprake van gordijnen of draperieën: Linnen, wit en violet van kleur, hing met koorden van byssus en van purperen stof aan zilveren ringen, die vastzaten aan albasten zuilen. Op een plaveisel van purpersteen en wit marmer, parelmoer en kostbaar gesteente, stonden aanligbedden van goud en zilver.
Ook uit deze vertaling spreekt de enorme rijkdom van koning Ahasveros, maar toch komt die naar mijn mening beter tot uitdrukking in de [Nieuwe Bijbelvertaling], al zullen de meningen daarover vast verschillen. Waar de Statenvertaling kiest voor de zeven kamerlingen, waarmee zeker ook een exotische sfeer wordt opgeroepen, gaat de [Nieuwe Bijbelvertaling] een stapje verder en gebruikt het niet alledaagse woord eunuch in Ester 1:10: Op de zevende dag, toen de koning door de wijn in een vrolijke stemming was, beval hij [...] - de zeven eunuchen die in de persoonlijke dienst van koning Ahasveros stonden - om koningin Vasti bij hem te brengen, getooid met de koninklijke diadeem;
Toch blijkt deze keuze niet zo vernieuwend te zijn, als hij op het eerste gezicht lijkt. Ester 1:10 luidt in de Willibrordvertaling: Op de zevende dag gaf de koning, vrolijk geworden door de wijn, aan [...], de zeven eunuchen die Ahasveros, de koning, persoonlijk bedienden, de opdracht om koningin Wasti voor de koning te brengen, getooid met haar koninklijke diadeem.
In de NBG-vertaling worden de zeven mannen hovelingen genoemd, in de Statenvertaling kamerlingen. Ook Hegai, in de [Nieuwe Bijbelvertaling] de eunuch die de koning als haremwachter dient (Ester 2:3), wordt in de verschillende vertalingen anders benoemd. In de Statenvertaling is hij des Konings kamerling, bewaarder der vrouwen; in de NBG-vertaling is hij de koninklijke hoveling, de bewaker der vrouwen en in de Willibrordvertaling wordt hij de koninklijke eunuch genoemd, de bewaker van de vrouwen. Opvallend is, dat de [Nieuwe Bijbelvertaling] in veel gevallen eenzelfde woordkeuze heeft als de Willibrordvertaling. Dit is ook te zien in de vertaling van het sieraad dat door koningin Wasti gedragen wordt. Waar zij in de NBG-vertaling en de Statenvertaling nog een (zware) kroon draagt, is deze in de Willibrordvertaling en de [Nieuwe Bijbelvertaling] een elegantere diadeem geworden. | |
[pagina 192]
| |
De vertaling van Ester 3:12 ondersteunt deze bewering. In de [Nieuwe Bijbelvertaling] lezen we daar, dat koning Ahasveros een bevel stuurt aan de satrapen die de koning vertegenwoordigden en aan de gouverneurs van alle provincies. ‘Satrapen’ is één van de woorden die de gemiddelde lezer niet zal kennen. Deurloo meent, dat de lezer in Ester ‘kennis maakt met eunuchen - haremopzichters - en satrapen, landvoogden’Ga naar eind24. Zo niet de lezer van de Willibrordvertaling, want in deze vertaling luidt Ester 3:12 als volgt: Geheel volgens de aanwijzingen van Haman werd een bevelschrift opgesteld voor de satrapen van de koning, voor alle provincies, [...].
Toch zullen lang niet alle lezers van de [Nieuwe Bijbelvertaling] direct weten wat de verschillende woorden betekenen; uit de context wordt ook niet direct duidelijk, wat er wordt bedoeld. Daarom staat niet iedereen te juichen bij de keuze voor het gebruik van deze woorden. | |
Toevoeging (explicitering) en weglating (implicitering)Het zal duidelijk zijn, dat talen op lexicaal, grammaticaal en syntactisch niveau van elkaar verschillen. Om die verschillen in een vertaling weg te werken, maakt een vertaler gebruik van ‘vertaaltransformaties’Ga naar eind25. Voorbeelden van vertaaltransformaties zijn omzettingen (woorden en zinsdelen worden in de juiste volgorde gezet), grammaticale veranderingen (bijvoorbeeld verandering van woordsoort), toevoegingen en weglatingen. In mijn onderzoek heb ik de laatste twee genoemde vertaaltransformaties bekeken in de vier vertalingen, via de letterlijke vertaling van de Statenvertaling. De [Nieuwe Bijbelvertaling] vertaalt ‘het vastgestelde corpus en (de vertalers, IdL) laten daaruit niets weg’ ([NBV]-handboek, p. B1:5). Het kan echter wel zo zijn, dat een vertaler meent dat een tekst voor de lezers van de vertaling niet duidelijk is. Elementen in de brontekst zijn dan impliciet aanwezig en komen in de vertaling niet tot uitdrukking. Deze elementen kunnen in de vertaling expliciet gemaakt worden (explicitering). De vertaling bevat dan een element, dat ‘geen corresponderend element heeft in de brontekst, maar dat expliciet weergeeft wat impliciet wel in de brontekst aanwezig is’Ga naar eind26. Andersom is implicitering mogelijk, ‘wanneer expliciete informatie uit de brontekst in een vertaling impliciet is vertaald’Ga naar eind27. In het project [Nieuwe Bijbelvertaling] geldt, dat als een tekst onduidelijk is bedoeld, deze tekst ook in de vertaling onduidelijk moet blijven. De vertaler mag geen elementen in de vertaling verduidelijken die in de brontekst met opzet onduidelijk zijn. Maar de vertaling mag ook niet onduidelijker zijn | |
[pagina 193]
| |
dan de brontekst. Elementen uit de brontekst die impliciet aanwezig zijn, maar bij vertaling wegvallen, moeten dan dus expliciet gemaakt worden.
Een voorbeeld van explicitering komt uit Jona 3:6: Toen de profetie de koning van Nineve bereikte, stond hij van zijn troon op, legde zijn staatsiegewaad af en ging, gehuld in een zak, op de grond zitten.
Werk in uitvoering (p. 75) meldt, dat erover nagedacht is of ‘in zak en as zitten’ niet gewoon in de vertaling kon blijven staan. De context maakt duidelijk dat het hier om boetedoening gaat. De vertalers meenden echter dat een letterlijke vertaling de verkeerde indruk zou kunnen wekken, doordat de uitdrukking in het Nederlands niets meer te maken heeft met boete doen. In zak en as zitten betekent ‘in de put zitten’. Om die reden hult de koning zich in de [Nieuwe Bijbelvertaling] in een zak en gaat hij op de grond zitten. Lang niet iedereen is het eens met de vertaalkeuzes die gemaakt zijn. Inmiddels zijn de vertalers voorzichtiger geworden met het expliciet maken van elementen uit de brontekst als een explicitering niet nodig is in het Nederlands, mede door de vele reacties hierop.
In een vertaling kunnen ongemotiveerd en gemotiveerd woorden worden weggelaten. ‘Ongemotiveerd weggelaten’ is in dit verband een mooie omschrijving voor ‘vergeten’. De voorbeelden die ik in mijn scriptie heb genoemd, betreffen alle gemotiveerde weglatingen: de vertaler probeert er een bepaald doel mee te bereiken. Een ander voorbeeld dat ik hier wil noemen, wordt aangekaard door Van DuinGa naar eind28: de [Nieuwe Bijbelvertaling] kiest voor een andere vertaling voor Handelingen 3:9: Alle tempelbezoekers zagen hem lopen en hoorden hem God loven.
Van Duin is het niet eens met de vertaling alle tempelbezoekers: het Grieks spreekt over ‘het hele volk’. De drie andere vertalingen spreken over al het volk. Van Duin denkt dat ook Lukas heel goed wist ‘dat, op welk moment ook, niet het gehele volk in Jeruzalem was, laat staan dat het op één tijdstip in zijn geheel op het tempelplein was [...]’. Volgens Van Duin is de vertaling van ‘al het volk’ wel essentieel: de gebeurtenis in de tempel brengt de redding van het hele volk Israël door Jezus in beeld. Door deze woorden uit de vertaling weg te laten, zal een lezer bepaalde verbanden in de bijbel niet meer kunnen zien. | |
[pagina 194]
| |
Vaak moeten keuzes gemaakt worden voor een juiste vertaling; naar het oordeel van verschillende critici hebben de vertalers niet altijd de juiste keuzes gemaakt. | |
HoofdlettergebruikVolgens Werk in uitvoering (p. 227-9) is er in het Nederlands een tendens tot een ‘grotere soberheid in het gebruik van hoofdletters’. De [Nieuwe Bijbelvertaling] sluit zich aan bij deze tendens, omdat die soberheid de ‘grootste duidelijkheid geeft bij het lezen’. Dit betekent dat de zogenaamde ‘eerbiedskapitaal’, gebruikt voor onder andere persoonlijke en betrekkelijke voornaamwoorden die op God of Jezus betrekking hebben, niet langer gebruikt zal worden. Ook woorden als ‘ark’, ‘apostel’ en ‘verbond’, woorden in de ‘religieuze sfeer’, krijgen in de [Nieuwe Bijbelvertaling] geen hoofdletter meer. Verschillende critici zijn het niet eens met deze keuzes. Men beoordeelt vooral de schrijfwijze van de voornaamwoorden met een kleine letter als oneerbiedig. Een verwijzing naar de schrijfwijze van de woorden in de grondtekst heeft volgens enkele critici geen zin, daar die teksten ook geen hoofdletter gebruiken.Ga naar eind29 Overigens heeft het hoofdlettergebruik in de grondtekst naar mijn mening niets te maken met het gebruik ervan in de doeltekst. Hoofdlettergebruik is een taalkenmerk. Dat de eerbiedshoofdletter ons wel of niet ‘vanuit de grondtekst is geopenbaard’Ga naar eind30, zegt niets over het gebruik ervan in het Nederlands. Er zou bijvoorbeeld wel verwezen kunnen worden naar de regels in het zogenaamde Groene Boekje, waar het volgende over hoofdletters geschreven staat: ‘personen en zaken die als heilig worden beschouwd, krijgen een hoofdletter’ (p. 29)! Als basisregel voor de [Nieuwe Bijbelvertaling] geldt het volgende: er wordt soberheid betracht in het gebruik van hoofdletters, daarna wordt aangesloten bij de conventie (een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt; een naam wordt geschreven met een hoofdletter). Wat dit concreet inhoudt, zal ik verduidelijken met enkele voorbeelden uit de [Nieuwe Bijbelvertaling], die de verschillende gebruikstypen van hoofdletters laten zien. | |
● Voornaamwoorden en woorden in de religieuze sfeerVoornaamwoorden krijgen in de [Nieuwe Bijbelvertaling] geen hoofdletter, ook niet als ze betrekking hebben op Jezus of God. Een voorbeeld hiervan is te vinden in Psalm 136:1 en 5: | |
[pagina 195]
| |
1 Loof de heer, want hij is goed - eeuwig duurt zijn trouw -
5 die de hemel maakte, met wijsheid - eeuwig duurt zijn trouw -
In de NBG-vertaling en de Willibrordvertaling worden alleen persoonlijke voornaamwoorden die betrekking hebben op Jezus of God, met een hoofdletter geschreven; betrekkelijke voornaamwoorden bijvoorbeeld niet. De Statenvertaling gebruikt hoofdletters voor alle voornaamwoorden. Ook woorden uit de religieuze sfeer moeten het in de [Nieuwe Bijbelvertaling] zonder hoofdletter doen. Een voorbeeld daarvan is het woord koninkrijk uit Marcus 4:11: Hij zei tegen hen: ‘Aan jullie is het geheim van het koninkrijk van God onthuld; maar zij die buiten blijven staan, krijgen alles te horen in gelijkenissen.
De Willibrordvertaling schrijft geen hoofdletter voor koninkrijk, dit in tegenstelling tot de NBG-vertaling en de Statenvertaling. | |
● Eigennamen en GodsnamenAlle eigennamen krijgen in de [Nieuwe Bijbelvertaling] uiteraard een hoofdletter, zo ook Johannes in Marcus 1:4: Dit gebeurde toen Johannes de Doper naar de woestijn ging en de mensen opriep zich te laten dopen en tot inkeer te komen, opdat hun zonden vergeven zouden worden.
Ook de verschillende Godsnamen in de bijbel worden met een hoofdletter geschreven, Marcus 12:29; Jezus antwoordde: ‘Het voornaamste is: “Hoor, Israël! Er is maar één heer, de Heer onze God; heb de Heer uw God lief met heel uw hart en heel uw ziel en heel uw verstand en heel uw kracht.” [...].’ net als de gevallen waar Vader, Zoon en Geest als namen zijn bedoeld. Het woord god wordt alleen met een hoofdletter geschreven als het over de God van Israël gaat. De volgende tekst is een tekst die deze regel prachtig illustreert: Handelingen 17:23: Want toen ik in de stad rondliep [...], ontdekte ik ook een altaar met het opschrift: Aan de onbekende god. Wat u vereert zonder het te kennen, dat kom ik u verkondigen. De God die de wereld heeft gemaakt en alles wat er leeft, hij die over hemel en aarde heerst, woont niet in door mensenhanden | |
[pagina 196]
| |
gemaakte tempels.
Dit onderscheid wordt ook gemaakt in de NBG-vertaling en de Willibrordvertaling; de Statenvertaling schrijft beide aanduidingen met een hoofdletter. Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden die betrekking hebben op God, worden ook met een hoofdletter geschreven, getuige Psalm 46:5: Een rivier, wijd vertakt, verblijdt de stad van God,
de heilige woning van de Allerhoogste.
Deze regel wordt in de drie andere vertalingen ook toegepast, zoals bijvoorbeeld in de versie van de Willibrordvertaling: Er komt een wijdvertakte rivier
vreugde brengen in de stad van God,
woonplaats en heiligdom van de Hoogste.
| |
● Bijbelboeken en volkenDe namen van de verschillende bijbelboeken worden met een hoofdletter geschreven, net als Schrift(en), zoals in Marcus 12:24: Jezus antwoordde: ‘Dwaalt u niet? U kent blijkbaar de Schriften niet en evenmin de macht van God.
De woorden jood en joods worden met een hoofdletter geschreven als het Joodse volk wordt bedoeld, Marcus 15:9: Pilatus vroeg hen: ‘Willen jullie dat ik de koning van de Joden vrijlaat?’
Het Groene Boekje zegt (p. 31) dat ‘namen van culturele, maatschappelijke en religieuze stromingen’ worden geschreven met een kleine letter, net als de aanhangers van deze stromingen. Het [NBV]-Handboek meldt dat het hier gaat om een uitzondering, ‘omdat de etnische aanduiding de religieuze insluit, maar andersom niet’ (p. B1:13). | |
AanspreekvormenIn deze paragraaf komen de verschillende regels voor de aanspreekvormen aan de orde - zoals ze (nog) gelden in de [Nieuwe Bijbelvertaling], uiteraard toegelicht met voorbeelden uit deze vertaling. Het uitgangspunt bij de keuze voor een bepaalde aanspreekvorm is ‘de persoonlijke verhouding tussen de | |
[pagina 197]
| |
sprekers. Dit wordt bepaald op basis van afstandelijkheid dan wel vertrouwelijkheid’Ga naar eind31. | |
● Onbekenden en hogergeplaatstenOnbekenden en hogergeplaatsten die ‘contact hebben in een onpersoonlijke situatie’ spreken elkaar in de [Nieuwe Bijbelvertaling] aan met u. Allereerst een voorbeeld van een hogergeplaatste, Handelingen 24:2: Toen deze (Paulus, IdL) voor het gerecht geroepen was, begon Tertullus zijn requisitoir als volgt: ‘Dat we dankzij u in duurzame vrede leven en dat door uw vooruitziend beleid hervormingen ten gunste van het Joodse volk tot stand komen, erkennen we van ganser harte, Excellentie, en we zijn u daarvoor veel dank verschuldigd [...].’
In de drie andere vertalingen wordt de gouverneur ook met u aangesproken. Is de gouverneur echter de handelende persoon in de zin (het onderwerp), dan wordt hij in de Statenvertaling en de NBG-vertaling met gij aangesproken, in bijvoorbeeld Handelingen 24:10: Maar Paulus antwoordde, toen de stadhouder hem een wenk gaf om te spreken: Daar ik weet, dat gij sedert vele jaren rechter over dit volk zijt, verdedig ik mijn zaak met goede moed.
In Jona 1:6 en 8 gaat het om mannen die elkaar nooit eerder hebben gezien, toch wordt Jona hier niet aangesproken met u: De schipper ging naar hem toe en zei tegen hem: ‘Wat lig jij hier te slapen! Sta op, roep tot je god!
De zeelieden overleggen met elkaar en ontdekken door het werpen van een lot, dat Jona de oorzaak is van de ramp die hen treft. Ze vragen hem: Zeg ons: hoe komt het dat deze ramp ons treft? Wat doe je hier aan boord? Waar kom je vandaan? Uit welk land kom je? [...]
In dit geval wordt Jona, hoewel een onbekende, toch met je aangesproken ‘om de verontwaardiging van de zeelieden over Jona's gedrag weer te geven’Ga naar eind32. De drie andere vertalingen spreken Jona aan met u; is de vluchteling het onderwerp van de zin, dan wordt hij in de Statenvertaling, net als in de NBG-vertaling, aangesproken met gij: En de opperschipper naderde tot hem, en zeide tot hem: Wat is u, gij hardslapende? Sta op, roep tot uwen God; misschien zal die God aan ons ge- | |
[pagina 198]
| |
denken, dat wij niet vergaan. | |
● Collectief en lagergeplaatstenGroepen mensen en lagergeplaatsten worden met u of jullie (je) aangesproken, afhankelijk van de situatie. In Handelingen 2:38 spreekt Petrus de mensen in Jeruzalem aan met u: Petrus antwoordde: ‘Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor wat u hebt misdaan [...].’
Een lagergeplaatste is te vinden in Handelingen 26, bij de rechtszaak tegen Paulus. Hij wordt door Agrippa aangesproken met u (Handelingen 26:1): Agrippa zei tegen Paulus: ‘U mag uw zaak bepleiten’
Maar even later door Festus met je (Handelingen 26:24): Toen Paulus dat tot zijn verdediging aanvoerde, riep Festus: ‘Je slaat wartaal uit, Paulus! Het vele studeren drijft je tot waanzin!’
Uit deze voorbeelden blijkt duidelijk dat men de keuze voor de aanspreekvorm af laat hangen van de context. Festus spreekt Paulus in principe aan met u, pas als hij de verdediging van Paulus hoort, schiet hij uit zijn slof en kiest hij voor de aanspreekvorm je. | |
● Vrienden en familieEen duidelijk voorbeeld bij aanspreekvormen voor familie, komt uit het [NBV]-Handboek en betreft een tekst uit een bijbelboek dat nog niet in Werk in uitvoering staat: 2 Samuël 10:11. Joab zal vechten tegen de Arameeërs, zijn broer Abisaï zal vechten tegen de Ammonieten. Joab plaatst daarvoor een deel van de krijgslieden onder het bevel van zijn broer. Daarbij zei hij: ‘Als de Arameeërs sterker zijn dan ik, kom jij mij te hulp, als de Ammonieten sterker zijn dan jij, zal ik jou helpen.’ In onze ogen is het logischer, dat broers elkaar met ‘jij’ aanspreken, zoals in de [Nieuwe Bijbelvertaling] en ook in de Willibrordvertaling, dan met het vormelijke u/gij van de twee oudere vertalingen. | |
[pagina 199]
| |
● Ouders en kinderenOuders spreken hun kinderen uiteraard aan met je. Ook God de Vader spreekt zijn Zoon aan met je, getuige de vertaling van Handelingen 13:33: Daarover staat in de tweede psalm geschreven: Mijn zoon ben jij, heden heb ik je het leven gegeven.
Deze tekst luidt heel anders dan wat de Statenvertaling schrijft: Gelijk ook in den tweeden psalm geschreven staat: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd!
Andersom spreken kinderen hun ouders aan met u, net als in de drie andere vertalingen (U). Ook hier een voorbeeld van Jezus en zijn Vader in Marcus 14:36: Hij zei: ‘Abba, Vader, voor u is alles mogelijk, neem deze beker van mij weg. Maar laat niet gebeuren wat ik wil, maar wat u wilt.’ | |
● God en mensenNatuurlijk wordt God door mensen ook in de [Nieuwe Bijbelvertaling] met u aangesproken, hoewel zonder de eerbiedshoofdletter, zoals in de drie andere vertalingen. In de Statenvertaling en NBG-vertaling spreken mensen God aan met Gij, als Hij de handelende persoon (het onderwerp) van de zin is. Een voorbeeld hiervan komt uit Psalm 8:4-5: Als ik Uwen hemel aanzie, het werk Uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt; Wat is de mensch, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des menschen, dat Gij hem bezoekt, [...].
In de [Nieuwe Bijbelvertaling] wordt God door mensen aangesproken met u, zoals blijkt uit Psalm 84:6: Gelukkig wie bij u hun toevlucht zoeken
God spreekt mensen in de [Nieuwe Bijbelvertaling] aan met je en jullie. Het eerste voorbeeld komt uit Handelingen 7:2: Toen Abraham, de vader van ons volk, nog in Mesopotamië woonde, voordat hij zich in Haran vestigde, verscheen God in al zijn luister aan hem en zei: Trek weg uit je land, verlaat je familie, en ga naar het land dat ik je zal wijzen. | |
[pagina 200]
| |
Het tweede uit Jona, Jona 1:1: Eens richtte de heer zich tot Jona, de zoon van Amittai: ‘Maak je gereed en ga naar Nineve, die grote stad, om haar aan te klagen, want het kwaad dat ze daar doen is ten hemel schreiend.’
In de drie andere vertalingen worden mensen aangesproken met u (gij); Jona 4:10 in de Willibrordvertaling: Daarop sprak de Heer: ‘U bent begaan met de ricinusboom, waarvoor u niets hebt gedaan en die u niet hebt opgekweekt, die boom die tussen de ene nacht en de andere is opgeschoten en vergaan.[...].’ | |
Conclusies over de vertaalregelsHoewel ik geen gebruik heb kunnen maken van de bronteksten, blijkt met name uit de vergelijking van bijbelteksten uit de Statenvertaling en de [Nieuwe Bijbelvertaling], dat de zeven vertaalregels consequent zijn toegepast. In de [Nieuwe Bijbelvertaling] wordt zoveel mogelijk inclusief vertaald, transculturatie wordt op de juiste plaatsen gebruikt, op andere plaatsen blijven vreemde woorden staan om de couleur locale te bewaren, hoofdletters worden gebruikt waar dat nodig is en aanspreekvormen van (groepen) mensen zijn correct gebruikt. Bij de verschillende voorbeelden uit de [Nieuwe Bijbelvertaling] zijn ook teksten uit drie andere vertalingen bezien, of heb ik kort aangegeven hoe deze vertalingen met de bewuste vertaalregels omgaan. Uit mijn vergelijking van de vier vertalingen op basis van zeven vertaalregels blijkt duidelijk, dat de NBG-vertaling op veel plaatsen kiest voor eenzelfde vertaling als de Statenvertaling. Beide vertalingen wijken sterk af van de [Nieuwe Bijbelvertaling]. De Willibrordvertaling neemt een middenpositie in: deze vertaling sluit zich in veel gevallen aan bij de ‘oude vertalingen’, maar heeft een modern woordgebruik en lijkt daarin juist verwant aan de [Nieuwe Bijbelvertaling]. | |
[Nieuwe Bijbelvertaling] of Willibrordvertaling?Op het eerste gezicht lijkt de [Nieuwe Bijbelvertaling] een geheel nieuwe vertaling. De Statenvertaling en de NBG-vertaling gaan op vrijwel dezelfde manier om met de verschillende vertaalregels, de Willibrordvertaling komt | |
[pagina 201]
| |
vaak overeen met deze keuzes. Toch zijn er juist ook veel plaatsen aan te wijzen waar de [Nieuwe Bijbelvertaling] heeft gekozen voor een zelfde vertaling als in de Willibrordvertaling. Een aantal van die voorbeelden is in het bovenstaande aan de orde gekomen; de meest opvallende zijn wat mij betreft het inclusief vertalen (met ook de keuze van de vertaling van de Godsnaam) en het niet transcultureren van een groot aantal woorden, omwille van de couleur locale. De twee vertalingen zijn niet zo verschillend als men misschien verwacht. In Werk in uitvoering2 komt dit ook aan de orde: de vertalingen staan op veel punten juist dicht bij elkaar. Dit komt doordat de vertalingen vanuit een vergelijkbare vertaalstrategie zijn opgezet (Wiu2, p. 374); ‘de [Nieuwe Bijbelvertaling] streeft ernaar om deze vertaalstrategie aan te scherpen en consequenter toe te passen’. Volgens Werk in uitvoering2 zijn er verschillen op woord- en zinsniveau: de Willibrordvertaling gebruikt wat meer formeel en archaïsch taalgebruik, de [Nieuwe Bijbelvertaling] is moderner. Soms kiest de [Nieuwe Bijbelvertaling] voor archaïsch taalgebruik vanwege de ‘couleur locale’. De verschillen tussen de vertalingen zijn echter ‘subtiel’Ga naar eind33. Op zinsniveau liggen de verschillen tussen de vertalingen nog weer anders: de [Nieuwe Bijbelvertaling] past de zinsbouw aan aan het genre van een tekst, afhankelijk daarvan kan de zinsbouw ingewikkelder of ongewoner zijn; de Willibrordvertaling lijkt veel minder duidelijk in het verschil tussen de teksttypen. Een duidelijk verschil tussen de beide vertalingen, dat ook in de bespreking van de vertaalregels naar voren is gekomen, wordt gevormd door het feit dat de Willibrordvertaling bepaalde vertaalkeuzes toe kan lichten in de aantekeningen (voetnoten); de [Nieuwe Bijbelvertaling] moet de vertaalproblemen in de vertaling zelf oplossen. Door op deze manier de verschillen tussen de vertalingen te schetsen, spreek ik grotendeels na, wat in Werk in uitvoering beschreven staat. Om zelf een vergelijking te kunnen maken tussen de vertaalmethoden van de twee vertalingen, heb ik contact gezocht met de Katholieke Bijbelstichting. Een redacteur van deze Stichting, dhr. Van den Boogaard, vertelde mij, dat het moeilijk, zo niet onmogelijk, is iets te vinden over de vertaalmethode van de Willibrordvertaling. De bespreking van de methode heeft allereerst plaatsgevonden in de jaren '60, toen de vertaling tot stand werd gebracht. Er is wel enige documentatie over dit onderwerp, maar dit alles is uiterst summier. Informatie die voor mijn scriptie van belang zou kunnen zijn, is in het archief verdwenen. Letterlijk, want toegang tot dit archief is er niet (meer)...
Vanuit evangelische kring zijn gesprekken gevoerd met de Katholieke Bijbelstichting om te komen tot een evangelische versie van de Willibrordvertaling. In die vertaling worden de noten niet opgenomen en de apocriefe boe- | |
[pagina 202]
| |
ken moeten uit de vertaling verdwijnen (Trouw, 04-10-'99). Als vertaalvarianten in noten worden opgenomen, zal de vertaling ook dienst kunnen doen in evangelische gemeenten, in tegenstelling tot de [Nieuwe Bijbelvertaling]. Ook zal de [Nieuwe Bijbelvertaling] wellicht niet gebruikt gaan worden in gemeenten als de Gereformeerde Bond en Oud-Gereformeerde Gemeenten. Van Middelkoop noemt de [Nieuwe Bijbelvertaling] ‘een literaire Groot Nieuws Bijbel’Ga naar eind34. Hij vindt, dat de Willibrordvertaling uitstekend geschikt is voor bijbelstudie en -onderwijs, omdat de vertaling sterk lijkt op de NBG-vertaling, in moderner Nederlands. In zijn ogen is de [Nieuwe Bijbelvertaling] daar niet geschikt voor. Met Hofstra kan men zich dan afvragen ‘waarom er zoveel tijd en geld in zo'n enorm project gestoken wordt, terwijl de herziene Willibrordvertaling van 1995 nog in de winkels ligt te glimmen’Ga naar eind35. | |
ConclusieVoor mijn onderzoek ben ik uitgegaan van de veronderstelling dat de kritiek die geleverd is, te maken heeft met de (kerkelijke) achtergrond van de critici. In een gemeente waar de gebruikte vertaling geldt als het door de Heilige Geest geïnspireerde Woord, zal niet zo snel een nieuwe vertaling geaccepteerd en gebruikt worden. Zeker niet als de bestaande en de nieuwe vertaling zo van elkaar verschillen als de Statenvertaling en de [Nieuwe Bijbelvertaling]. De vraag of de geuite linguïstische kritiek zwaarder is, als de theologische kritiek op de vertaling zwaar is, heb ik in mijn scriptieGa naar eind36 bevestigend beantwoord op basis van een aantal voorbeelden. De achtergrond van mensen blijkt daarbij duidelijk invloed te hebben op de kritiek die men levert. Als de [Nieuwe Bijbelvertaling] met theologische argumenten afgewezen wordt, vindt de criticus ook zeer sterke linguïstische struikelpunten om de vertaling af te wijzen. Staat een criticus open voor een nieuwe vertaling, omdat hij/zij vindt dat de bestaande vertaling aan vervanging toe is, dan is de linguïstische daarmee in evenwicht. Door deze beide vormen van kritiek met elkaar te vergelijken, wordt de positie van de critici duidelijker en is de kritiek beter te plaatsen doordat je weet uit welke hoek de kritiek komt. Een uitzondering op deze conclusie zijn de niet-confessionelen. Zij hebben feitelijk geen theologische kritiek op de [Nieuwe Bijbelvertaling], hun kritiek is van puur linguïstische aard. De [Nieuwe Bijbelvertaling] wordt niet afgewezen om de soort vertaling, maar omdat zij de Statenvertaling zal vervangen. De Statenvertaling wordt door de desbetreffende niet-confessionele critici als een literair monument beschouwd; een monument dat nooit vervangen kan en mag worden. | |
[pagina 203]
| |
Beide vormen van kritiek hangen duidelijk met elkaar samen, maar wat zijn de redenen om de vertaling af te wijzen? Het Nederlands Bijbelgenootschap en de Katholieke Bijbelstichting hopen, dat de vertaling de standaardvertaling van deze eeuw zal worden - voor joden, katholieken en protestanten. Deze vertaling zal gebruikt kunnen worden in de verschillende kerken, op school en thuis. In mijn scriptieonderzoekGa naar eind37 ben ik nagegaan, of de afwijzing van de [Nieuwe Bijbelvertaling] voortkomt uit ideeën van de critici over het gebruik van de bijbel: over de sociale functies die de bijbel moet kunnen vervullen. Menen zij, dat de vertaling bijvoorbeeld niet in een kerkdienst gebruikt kan worden, of is de vertaling als voorleesbijbel thuis niet geschikt? In de verschillende kritieken worden de sociale (gebruiks)functies niet of nauwelijks genoemd, alleen in een reactie op de doelstelling voor het project. De vertaling wordt echter niet afgewezen vanwege de sociale functies, maar omdat men een andere vertaling wenst: de vertaalprincipes van de [Nieuwe Bijbelvertaling] worden afgewezen. Deze kritiek is daarom niet-relevante kritiek en zal binnen het project buiten beschouwing worden gelaten. Ook op dit punt vormt de kritiek van de niet-confessionele critici een uitzondering. Zij wijzen de [Nieuwe Bijbelvertaling] wel af, om de sociale functie van de vertaling. De Statenvertaling kan de door hen gekoesterde sociale, zelfs cultuurhistorische, functie wel vervullen, de [Nieuwe Bijbelvertaling] vast en zeker niet. Op de eerste twee door mij geformuleerde vragen heb ik een duidelijk antwoord kunnen geven. Voor het bepalen van deze antwoorden heb ik echter alleen gebruik kunnen maken van de reacties die in de verschillende media zijn gegeven. Wellicht zou de database van het Nederlands Bijbelgenootschap, met commentaar in brieven, kunnen zorgen voor een scherper beeld. Verder is het zo, dat men in kranten en tijdschriften reageert op ‘persoonlijke titel’. Daardoor is het niet gemakkelijk, om de standpunten van de verschillende ‘stromingen’ naast elkaar te zetten. Het zou zeker interessant zijn, om na te gaan in hoeverre de verschillende stromingen in hun kritiek met elkaar overeenkomen. Het zou bijvoorbeeld kunnen, dat de Synodaal Gereformeerde Kerk de vertaling accepteert, net als de Rooms-katholieke Kerk, terwijl de Gereformeerde Bond de vertaling afwijst. Die afwijzing kan vergelijkbare redenen hebben als die van niet-confessionelen. Een lastig punt is hier echter, dat de critici slechts spreken namens enkele gemeenten in Nederland. Het is dan nog maar de vraag wat het standpunt is van een gemeente van dezelfde stroming in een heel ander deel van het land. Er zijn immers veel verschillen tussen de christelijke gemeenten, al dragen ze dezelfde naam. | |
[pagina 204]
| |
Op grond van het materiaal dat mij ter beschikking staat, kunnen dus geen vergelijkingen gemaakt worden tussen de verschillende stromingen in christelijk Nederland. De door mij genoemde critici zijn uiteraard niet de enigen die commentaar geleverd hebben in de media; er is ook veel kritiek gekomen die wel past binnen de vertaalprincipes. Om te kunnen beoordelen of de tekst van de vertaling aangepast moet worden, is het noodzakelijk te weten of de vertaalprincipes en -regels correct zijn nagevolgd door de vertalers. Ik heb dat onderzocht voor zeven vertaalregels, te weten: het zogenaamde inclusieve vertalen van broeders en zusters en de keuze van de Godsnaam, het wel of juist niet toepassen van transculturatie, regels voor toevoeging en weglating, het gebruik van hoofdletters en de keuze van verschillende aanspreekvormen. Uit een vergelijking met drie andere vertalingen - de Statenvertaling, de NBG-vertaling en de Willibrordvertaling - blijkt, dat de vertaalregels zeker consequent zijn toegepast. Daarnaast viel op, dat de [Nieuwe Bijbelvertaling] en de Willibrordvertaling op niet zo veel punten van elkaar afwijken als bij twee verschillende vertalingen wordt verwacht en misschien zelfs mag worden verwacht. Een groot deel van de kritiek die werd en wordt geleverd op de [Nieuwe Bijbelvertaling], is niet-relevante kritiek. Het andere deel is relevante kritiek en zal in het vaststellen van de eindversie van de [Nieuwe Bijbelvertaling] zeker meegenomen worden. Dat zorgvuldig omgegaan zal worden met deze kritiek, mag met vertrouwen tegemoet gezien worden, zeker getuige de manier waarop de vertaalregels nu zijn toegepast.
Graag dank ik Theo Janssen (Vrije Universiteit) en Clazien Verheul (Nederlands Bijbelgenootschap) voor commentaar én kritiek op een eerdere versie van dit artikel |
|