Voortgang. Jaargang 14 (1993 en 1994)
(1994)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 155]
| ||||||||||
Du Perron en Larbaud
| ||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||
niet genegeerd worden, omdat in de late jaren twintig en het begin van de jaren dertig zijn belangstelling voor Larbaud het grootst geweest is en ze daarom voor ons misschien ook het meest direct zichtbaar is in zijn werk uit diè tijd. Het is zeer aannemelijk dat Du Perron, als hij eenmaal Barnabooth heeft ontdekt, ook meteen het overige oeuvre van Larbaud wil leren kennen. | ||||||||||
Eddy du Perron: de ontdekking van LarbaudZoals Du Perron onder andere in In deze grootse tijd uiteenzet, gaat zijn kennismaking met Valery Larbaud terug tot de vroege jaren twintig. Hij is fris aangekomen in Europa en nog onbekend met nieuwe stromingen en schrijvers. Zijn beeld is nog dat van het 19e eeuwse Parijs dat door de romantiek beheerst wordt. Dat de moderniteit haar opwachting had gemaakt met dichters als Jacob, Cendrars en Apollinaire, was nog niet tot Eddy du Perron doorgedrongen. Zijn Manuscrit trouvé dans une poche kan als de weerslag beschouwd worden van die verwarring ten aanzien van het nieuwe, het onbekende. Ingewijd in de moderne Franse literatuur door Clairette Petrucci en Pascal Pia maakt Du Perron zich aan het begin van de jaren twintig wegwijs in de moderne Franse literatuur. Zelf doet hij ook ontdekkingen. Zo ziet hij als hij 23 jaar oud is in 1922 in Montmartre een herdruk van Larbauds Barnabooth ‘met een rose “manchette” erom’ die zijn nieuwsgierigheid wekt: Unjeune milliardaire sud-américain promène à travers l'Europe samélancolie (of zoiets), daarnaast een grof portretje van een man met een panamahoed. Ik wantrouwde het boek, denkend met de een of andere Prins Koekoek te doen te hebben; ik vroeg de boekhandelaar wat het was. Hij keek er minachtend op neer, en met een van zijn uitvallen: ‘J'en sais rien! C'pas vous ça?’ Hij bedoelde dat het portretje op mij leek, wat ik later van anderen opnieuw te horen kreeg.Ga naar eind1
Hij is niet erg onder de indruk, want pas een jaar later, in juni 1923, koopt Du Perron het boek ‘bijwijze van locale lectuur’ in Florence. Het blijkt een gouden greep: na enkele bladzijden is hij veroverd. Meteen komt in hem het idee op de Franse schrijver eens te ontmoeten. Het werk van Larbaud, met name Barnabooth, zal allengs een steeds prominentere plaats in zijn canon innemen. In tegenstelling tot wat het geval is in zijn brieven, is de naam van Larbaud evenwel zelden te vinden in Du Perrons essays en gepubliceerde dagboeknotities over literatuur. Misschien wil hij wachten met het schrijven van een artikel over Larbaud tot hij de Fransman werkelijk gesproken heeft. In 1930 vertaalt Du Perron Le pauvre chemisier voor Stols. Via deze laatste, die zowel werk van LarbaudGa naar eind2 als van Du Perron uitgeeft, komt het contact tussen beide schrijvers tot stand. Du Perron dringt in 1932 bij Stols aan op een ontmoeting (‘Ik zou ook graag kennis met hem maken, na zóóveel vriendschap!’)Ga naar eind3 met de door hem bewonderde schrijver. Larbaud is hiervan door de uitgever op de hoogte gebracht en stuurt Du Perron een ‘attentie’, ‘een boekje met een opdracht’, een exemplaar van De arme hemdenmaker. Du Perron wil zich niet onbetuigd laten en stuurt hem een ander exemplaar.Ga naar eind4 | ||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||
Een briefwisseling, van een twaalftal brieven gedurende drie jaar, is het bescheiden resultaat. Ofschoon ik denk dat er een zekere afstand bestaat tussen de twee is hun verhouding toch vriendschappelijk te noemen. Als Du Perron schrijft: ‘vous avez été trop charmant, vous avez renversé les rôles, la gratitude devant être entièrement de mon côté.’, hoeft dat op zichzelf niet meer te zijn dan een beleefdheidsformule. Maar stuurt Larbaud hem niet om de zoveel tijd een boek, een studie met een opdracht of, misschien in zijn eenvoud wel het allerbelangrijkste, het gedicht La Neige bij wijze van nieuwjaarswens aan zijn beste vrienden? Een dergelijk gebaar van een schrijver aan degene die zijn werk vertaalt interpreteer ik als meer dan alleen beleefdheid. Waarom zou hij die toch al zo weinig mensen ontvangt anders hebben ingestemd met een ontmoeting, in een periode dat zijn reeds precaire gezondheid steeds meer te wensen over laat? Hij zal werkelijk geïnteresseerd zijn geweest in Du Perron. Getuige de correspondentie is de weg naar de ontmoeting waar vooral Du Perron op uit is, omgeven door verwarringen en misverstanden. Een aantal malen is Du Perron het adres van Larbaud kwijt, nu eens loopt een afspraak mis omdat Larbaud niet beschikbaar is aangezien hij naast zijn reizen door Europa (onder andere naar Londen), door zijn zwakke gezondheid gedwongen, veel tijd doorbrengt in Valbois, het domein van de familie Larbaud in de Bourbonnais. Als het dan toch bijna rond is kan Du Perron op zijn beurt niet komen opdagen. Uiteindelijk denkt een teleurgestelde Du Perron dat het wel nooit tot een ontmoeting zal komen (‘Larbaud schijnt nog niet in Parijs te zijn. Tant pis.’)Ga naar eind5 en dat Larbaud alleen via boekzendingen met hem contact wil houden, omdat hij hem wel een vervelende ‘admirateur-poursuivant’ zal vinden. Maar een nieuwe attentie van Larbaud doet zijn humeur omslaan: j'avais l'impression que le ton de mes lettres (peut-être) vous aurait profondément déplu, et que vous ne vouliez décidément communiquer avec moi que par imprimés!Ga naar eind6
Kort erna, op 2 mei 1934, zullen de twee schrijvers elkaar ontmoeten in het café Helvétia aan de rue de Médicis. In een openhartig stuk voor In deze grootse tijd en in een brief aan Greshoff doet een opvallend zachtaardige Du Perron uitgebreid verslag van deze ontmoeting. Hij is minder ontroerd dan hij had verwacht, maar welbeschouwd kwam dit moment ook ‘elf jaar te laat’. Ze praten over een verhaal van Larbaud dat binnenkort zal verschijnen, en over een eventueel vervolg op Barnabooth. Wat Du Perron vooral opvalt zijn Larbauds diepe groene ogen en het ‘broze en voorzichtige van zijn bewegingen’.Ga naar eind7 In zijn brief aan Greshoff vertelt Du Perron ongeveer hetzelfde: Larbaud is een ‘alleraardigste, zachte, heel licht ironische, schuwe, vriendelijke man’, maar hij is telkens bang om hem ‘in de conversatie te hard aan te stooten’. Du Perron is enigszins teleurgesteld, schrijft hij, omdat hij eigenlijk gerekend had op een gesprek met Barnabooth en in plaats daarvan een ander iemand tegenover zich vond: Onze conversatie was één trekken van mij naar ‘Barnabooth’ toe, en van hem naar Scève en de verborgenheden van de klassieke literatuur. Voilà. Maar hij | ||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||
is heel sympathiek en ongetwijfeld een eersterangsch-mensch, ook wat het hart aangaat.Ga naar eind8
De betovering is voorbij. Du Perron die in de schrijver zijn held terug wil vinden, is misschien meer teleurgesteld door zijn eigen verwachtingen dan door Larbaud zelf. Misschien is uit hun ene ontmoeting gebleken dat Larbaud voor Du Perron vooral een schrijver is die waarde heeft dankzij zijn vroege oeuvre, en als persoon minder op Barnabooth lijkt dan Du Perron had gehoopt, zoals Malraux suggereert. Hun vriendschap wordt overschaduwd door een onaangename affaire als Du Perron Larbaud in juli 1935 schrijft dat zijn vertaling van Fermina Márquez af is. Larbaud maakt nogal ophef van het feit dat Du Perron blijkbaar zonder toestemming te hebben gekregen van Gallimard het boek vertaald heeft. Du Perron vindt het een vervelende kwestie en schuift het probleem af op zijn uitgever Stols, die ervan uit was gegaan dat een boek na tien jaar vrijkomt voor vertaling. Achteraf blijkt dat Gallimard het bij het verkeerde eind had. Ondanks deze wat onplezierige verwikkelingen spreekt Du Perron de wens uit de Franse schrijver nog eens te mogen ontmoeten. Het komt er niet meer van doordat Larbaud in augustus van hetzelfde jaar volledig verlamd raakt en getroffen wordt door afasie. Via Larbauds vriend G.Jean Aubry blijft Du Perron op de hoogte van zijn gezondheid. Larbaud neemt voor altijd afscheid van ‘les choses d'ici bas’ en zal, met uitzondering van enkele goede vrienden als Paulhan, geen contact meer met de buitenwereld hebben. In zijn brieven verwijst Du Perron enkele malen naar de ‘zieke’ Larbaud. Hij kan hierdoor zijn gevoelens van vriendschap voor Larbaud relativeren: hij vindt het wel erg dat Larbaud zwaar ziek is, maar hij merkt tot zijn spijt dat hij niet meer voor hem is wat hij vroeger was: ‘vroeger zou ik doodongelukkig zijn geweest.’,Ga naar eind9 zal hij aan Marsman schrijven. | ||||||||||
‘mijn vertrouwen in de aandelen Larbaud’Toch zal Du Perron Larbaud consequent verdedigen tegen het onbegrip dat de Franse schrijver ten deel valt. Hij vindt dat Larbaud in Nederland miskend wordt, niet alleen door zijn vijanden, maar soms zelfs door zijn vrienden. Barnabooth speelt als het ware een rol in de afbakening van Du Perrons vriendschappen. Hij toetst enerzijds de integriteit van zijn vrienden aan hun sympathie voor Barnabooth en het verdere oeuvre van Larbaud, anderzijds de waarde, het belang van andere schrijvers aan dat van Larbaud. Larbaud wordt als het ware ingezet als troefkaart. Ook is hij ‘graadmeter’ in het aanvoelen en onderhouden van literaire voorkeuren. Zelfs Ter Braak ontkomt bijvoorbeeld niet aan de irritatie van zijn vriend als hij het waagt direct of indirect (door hem op onvoordelige wijze met Huxley te vergelijken) aan Larbaud te komen. Du Perron reageert dan alsof hij zelf aangevallen wordt. In dit geval ligt Barnabooth ten grondslag aan hun verschillen van mening over de ‘roman’. In verband hiermee speelt het verschil in culturele achtergrond van beide vrienden mee. Du Perron is gevormd door de experimentele ‘Franse’ cultuur en Ter Braak door de realistische ‘Duitse’. In de oppositie ‘Franse oppervlakkigheid’ tegenover ‘Duitse diepte’, wordt Larbaud ten tonele gevoerd als het bewijs dat het met die zogenaamde | ||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||
‘fransche oppervlakkigheid’ niet zo'n vaart loopt; zeker niet als hij tegenover Döblin of Wasserman geplaatst wordt. Het betekent dat Larbaud voldoende door Ter Braak erkend moet zijn om door Du Perron als ‘argument’ ingezet te kunnen worden. Maar hier gaat het niet alleen meer om de literator Larbaud, maar om zijn literatuur èn om zijn houding tegenover de politieke ontwikkelingen in de jaren dertig. Du Perron herkent zich volledig in Larbauds afzijdigheid van de met politieke drek besmeurde wereld en constateert met weerzin: wat geheel van deze tijd is, en inderdaad kenmerkend, is het zakken van de aandelen Larbaud, als men het zo noemen mag, tegen de hoge koers van bijv. Céline. Een verpolitiekte tijd spuit zijn drek nu eenmaal tot in de literatuur. [...] Ik verlies niettemin niets van mijn vertrouwen in de aandelen Larbaud, rekenend op een tijd waarin de verdwazing van nu over zal zijn.Ga naar eind10
Larbaud staat met zijn Barnabooth voor een tijdperk waarin het individualisme zich vrijuit kon ontplooien, in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog, niet in het nauw gebracht door krachten die op engagement aanstuurden.Ga naar eind11 Overigens zal Larbaud ook in de jaren nà de Grande Guerre in zijn werken vrijwel nergens refereren aan de politieke situatie. Net als Du Perron probeert hij te ontkomen aan de druk van buitenaf om ‘positie te kiezen’. Hij houdt zich afzijdig. Zijn individualisme komt op de eerste plaats. Zo presenteert Du Perron de Franse schrijver aanvankelijk ook in Cahiers van een lezer. Zijn Barnabooth is ‘diep persoonlijk’, een van de zuiverste uitingen van het individualisme, zoals het oeuvre van Stendhal en Tinan, of Le Petit Ami van Léautaud. Hij wordt bij wijze van spreken gedwongen ‘zich met de hoofdpersoon te vereenzelvigen, wat maakt dat men alle andere personages kent en Barnabooth is.’Ga naar eind12 Barnabooth geeft hem: een gevoel van warmte, van zelfvertrouwen en intimiteit. Ik schrijf dit bij wijze van illustratie van wat mij oneindig nader aan het hart ligt dan bewondering in de literatuur: ontroering en verwantschap.Ga naar eind13
In het verlengde van zijn genegenheid voor het personage Barnabooth waardeert Du Perron het boek ook op een ander terrein, dat van het ‘genre-probleem’. Als identificatie alleen mogelijk is wanneer men achter de personages de auteur herkent, is er dan nog wel sprake van fictie? Met name in zijn brieven laat Du Perron zich hierover ondubbelzinnig uit, vooral ten overstaan van Ter Braak, Van Leeuwen en Willink. Barnabooth is voor hem evenveel ‘roman’ als de moderne (ik ga de term modernistisch uit de weg) als ‘roman’ erkende werken van Joyce, Woolf, Huxley, Faulkner en Hemingway. Het is een ijkpunt in zijn overwegingen over het genre: Barn. is een ‘roman’ zoals Max Havelaar en Woutertje Pieterse ‘romans’ zijn, of als je dit voorbeeld niet overtuigend vindt, zoals Benjamin Constants Adolphe. Waarom zou L'Immoraliste bv. wèl een roman zijn en Barnabooth niet? Omdat het als object meer contour heeft? Voor mij zijn al deze scheidslijnen ontzettend vaag; [...] Ik zou ‘roman’ willen noemen, alles wat niet volkómen mémoires is.Ga naar eind14 | ||||||||||
[pagina 160]
| ||||||||||
Deze opvatting zal van veel belang blijken wanneer Du Perron bezig is met het concipiëren van Ducroo: ‘voor de menschen die naïef genoeg zijn om Barnabooth ook een mislukte “roman” en half “essay” te noemen, is Ducroo natuurlijk ook een mislukte roman. Maar dat moèt dan ook!’.Ga naar eind15 Door achter Barnabooth te gaan staan verdedigt hij zijn eigen wijze van werken. Terwijl Ter Braak van de term ‘roman’ af wil, breidt Du Perron zijn definitie uit. Zijn brieven aan C. Willink en W.L.M.E. van Leeuwen zijn wat dat betreft eveneens een goede illustratie. Du Perron interesseert zich sinds enkele jaren enkel nog voor zogenaamde ‘slechte’ of ‘mislukte’ romans, zoals Barnabooth en ook Max Havelaar. Hij haalt deze algemeen aanvaarde voorbeelden aan om aan te tonen dat feitelijke afgrenzing van het romangenre in de eerste plaats willekeurig is: In hoeverre zijn Adolphe, Max Havelaar, Barnabooth, Brigge, Point counter Point - ik geef u expres verschillende graden - romans of niet? In hoeverre zijn zèlfs de Confessions van Rousseau en de mémoires van Casanova géén roman? [...] Ik geloof dat ieder groot, of belangrijk, boek dat het leven pretendeert weer te geven - of zich althans daarop baseert - alleen bestaat door het technisch arrangement van een stof die door het leven zelf gebracht wordt. [...] Het genre roman lijkt mij alleen van belang (daar hebt u die akelige woorden weer) als het zoo elastisch, ònbegrensd mogelijk gehouden wordt, en als het z.g. onzuivere niet a priori veroordeeld, of zelfs achtergesteld wordt, om het z.g. zuivere.Ga naar eind16
Door te generaliseren geeft hij aan waar de grenzen van de roman liggen, mocht hij al grenzen zien, gezien de verscheidenheid van werken die algemeen als ‘romans’ erkend worden, maar niettemin een essayistisch of dagboekachtig karakter hebben. Tenslotte brengt hij tussen neus en lippen door Barnabooth met Ducroo, Het land van herkomst in wording, in verband. Du Perrons belangstelling voor Larbaud beperkt zich niet tot Barnabooth. Ook Larbauds overige werk verdedigt hij vol overtuiging. Als zijn grote vriend Malraux bijvoorbeeld beweert dat Fermina Márquez eigenlijk ‘maar niks is’, is hij het daar grondig mee oneens. Een vergelijking met Jean Cocteau's zogenaamde ‘chef-d'oeuvre’ Les enfants terribles doorstaat het met glans. Maar ondanks zijn onvoorwaardelijke loyaliteit erkent Du Perron dat nog maar één boek in zijn geheel het niveau van Barnabooth en Fermina Márquez haalt: Amants, heureux amants en daarvan vooral het titelverhaal en Mon plus secret conseil. Voor Marsman vat Du Perron zijn enthousiasme over die drie verhalen samen: Alle 3 verhalen zijn verrukkelijk, intelligent, gevoelig, charmant, maar het 1e is toch zeker het ‘gewoonste’. Het 3e is voor mij het ‘rijkste’, maar het 2e het meest geslaagde. En dit 2e is voor mij de mooiste (in esthetischen zin), de gaafste en best verantwoorde monologue intérieur die ik ooit las, superieur aan Dujardin, aan Joyce, aan Schnitzler, aan Vestdijk (1,2,3,4,5).Ga naar eind17
In zijn artikel over Aux couleurs de Rome spreekt Du Perron nog eenmaal zijn waardering uit voor het oeuvre van Larbaud. Hij erkent het belang van Larbaud als virtu- | ||||||||||
[pagina 161]
| ||||||||||
oos in het weergeven van de psyche van de nog niet tot wasdom gekomen jeugd, zoals in Enfantines (enkel in dit verband ter sprake gebracht)Ga naar eind18 of in Beauté, mon beau souci. Hij erkent ook het belang van Larbaud als meester in het toepassen van de monologue intérieur, een procédé waarin hij alle anderen (zoals Dujardin, Joyce, Schnitzler en Vestdijk) in raffinement voorbijstreeft, niet alleen in Amants en Mon plus secret conseil, maar ook in Tan Callando uit de bundel Aux couleurs de Rome. Du Perron lijkt ongevoelig voor de sensualiteit van de novellen uit Amants, evenzeer aanwezig toch als de monologue intérieur. Het is natuurlijk ook mogelijk dat hij er weliswaar gevoelig voor is, maar daar weinig van laat merken in de teksten waarover wij beschikken. Uit alles blijkt dat Du Perron het oeuvre van Larbaud door en door kent, zodat hij op een natuurlijke manier aan diens werk kan refereren als hij over anderen oordeelt. Larbaud is een model: als een werk niet aan de criteria voldoet die hij aan Barnabooth ontleent, is zijn oordeel hard. Hij is bereid om het oeuvre en de persoon van Larbaud en daarmee ook zichzelf (Ducroo) tegen alles en iedereen te verdedigen. De absolute, intrinsieke waarde van Barnabooth (als levenshouding en roman) staat boven alles. Dat heeft gevolgen voor de waardering van Larbauds overige werk. Het is alsof Du Perron er in zijn achterhoofd altijd rekening mee houdt dat het de schrijver van Barnabooth is die deze zogenaamd ‘mindere’ teksten schrijft: Larbaud heeft Barnabooth geschreven, ‘dus’ zijn zijn andere scheppingen ook de moeite waard. In ieder van zijn personages moet wel iets van Barnabooth en Larbaud schuilen: de amateur. Het volgende citaat is misschien de beste illustratie van Du Perrons sympathie voor Larbauds oeuvre en van zijn verhouding tot diens personages (in dit geval uit Aux couleurs de Rome): En de hoofdpersonen in deze kortere intieme drama's zijn, als gezegd, in de eerste plaats dierbaar aan de Larbaud-bewonderaar, omdat zij broers en neven zo niet dubbelgangers zijn van Barnabooth. Is Joanny Léniot uit Fermina Marquez niet een caricaturale drager van wat Barnabooth' jongenseerzucht had kunnen zijn? Zijn de min of meer volwassen jongelieden uit de andere verhalen: Marc Fournier, Felice Francia, Lucas Letheil, de André zonder achternaam zelfs uit Tan Callando, niet vervangers van hem zonder meer?Ga naar eind19 | ||||||||||
Valery Larbaud: een definitie van de amateurBij het formuleren van Larbauds ‘amateurschap’ speelt de verhouding schrijver-personage een belangrijke rol. Het is moeilijk om een duidelijke afbakening tussen zijn leven en zijn oeuvre te maken, zoals Marcel Arland in zijn Préface voor de Oeuvres treffend opmerkt: ‘l'homme et l'écrivain se trouvent en lui parfaitement accordés.’Ga naar eind20 Valery Larbaud heeft Barnabooth gecreëerd om vorm te geven aan zijn rebellie: L'auteur se masque et se démasque. Pour nous donner l'image de ce qu'il voudrait être, il a tout autant besoin de se dénuder que de se vêtir. Se mettre nu peut être en effet une façon d'étaler le mystère, comme de le dissiper en s'habillant. Mystificateur ou démystifiant, parfois les deux, tel est généralement l'écrivain, même s'il n'en a pas conscience.Ga naar eind21 | ||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||
Er vindt een wisselwerking plaats. Aan de ene kant bepaalt zijn levensopvatting vanzelfsprekend de houding van de personages in zijn teksten, anderzijds - en dit is het meest opmerkelijke in de relatie leven-oeuvre - heeft zijn oeuvre een grote invloed op de manier waarop hij zich in het buitenliteraire leven gedraagt. In Barnabooth transponeert Larbaud niet alleen zijn eigen ervaringen, maar met jeugdig enthousiasme en vol bravoure neemt hij tevens bepaalde trekken over van zijn literaire dubbelganger. De subversieve gewoonten van Barnabooth zijn bijna spreekwoordelijk, zoals het over de balk smijten van geld, het reizen door heel Europa (in de ogen van de bourgeoisie ogenschijnlijk zonder doel) en de weigering dupe te worden van zijn rijkdom en van zijn achtergrond. In navolging van zijn held gedraagt Larbaud zich als een excentrieke dandy met een overmatige gerichtheid op luxe en dure elegantie, die graag geld over de balk gooit, hetgeen misplaatst is in het even cosmopolitische als burgerlijke provinciestadje Vichy. Niet voor niets omschrijft zijn vriend Charles-Louis Philippe Larbaud zeer treffend als iemand ‘auprès de qui Gide paraît pauvre’. Larbaudkenner Mallet wijst op de kracht van die persoonsverdubbeling: C'est une vengeance contre son hérédité, un camouflet à sa mère qui lui a refusé son émancipation légale et l'a soumis à un conseil judiciaire, c'est une provocation sociale et intellectuelle, une confession, un manifeste, une apologie, un blâme. C'est une rébellion, un défi.Ga naar eind22
Vooral in de eerste jaren draagt het oeuvre van Larbaud de sporen van revolte tegen zijn achtergrond: in de Poèmes d'un riche amateur, in Le pauvre chemisier, natuurlijk in Le journal intime d'A.O. Barnabooth en ook in het verhaal dat Du Perron niet gekend kan hebben omdat het pas in 1952 voor het eerst gepubliceerd werd, Gaston d'Ercoule. In de bundel Enfantines is de verbeelding een belangrijk middel om zich te ontdoen van het keurslijf van de ‘grote-mensen-wereld’. De kinderen fantaseren zich een wereld waarin zij de baas zijn. Het is een vorm van verzet, want de helden uit de verhalen willen allesbehalve worden als hun ouders: ‘Ah! et est-ce vrai qu'il va devenir un monsieur, comme les amis de papa’, vraagt Marcel zich in La Grande ÉpoqueGa naar eind23 moedeloos af. De literatuur biedt een uitweg: de weg der verbeelding (i.e. transformatie van de eigen ervaring) is voor Larbaud dè manier om zich uit te leven en zich te ontworstelen aan de greep van zijn moeder, exponent van de provinciale bourgeoisie. Als Barnabooth bevrijdt Larbaud zich van het juk van zijn klasse, wier last hem evenwel nog jarenlang op de schouders drukt door de bemoeienissen van zijn dominante moeder met zijn leven en in de verwikkelingen rond de erfenis, waarvan hij maar mondjesmaat mag proeven. Zijn afkeer van de bourgeoisie en het verstikkende conformisme is er niet minder om. Een gevolg hiervan is dat hij nieuwsgierig blijft, zeer alert en zoals hij in 1935 in zijn dagboek schrijft, in ‘un état sourde de rébellion’. Wil men het amateurschap van Larbaud karakteriseren dan vindt men hier de basis ervan. Het amateurschap als drang naar intellectuele vrijheid impliceert verzet tegen een opgedrongen identiteit, tegen iedere vorm van conformisme, maar ook een fundamentele weigering van de status quo (nationalisme, provincialisme, dorre wetenschap). De ‘riche amateur’ kenmerkt zich door zijn vrijheid van geest - in de zin van Mon- | ||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||
taigne's ‘esprit libre’ -, door zijn gevoel voor avontuur en voor ‘exotisme’ (openstaan voor alles, vreemde talen en landen), wat tot uiting komt in zijn cosmopolitisme. Van jongs af aan is Larbaud gefascineerd door alles wat zweemt naar buitenland, een fascinatie die door zijn vele reizen alleen maar vergroot wordt. De belangrijkste episodes die naar voren gebracht worden bij het verklaren van die belangstelling zijn de periode die hij in Fontenay-aux-Roses op een internationaal college doorbracht en zijn jeugd in het internationaal vermaarde kuuroord Vichy, waar vele buitenlanders verbleven. Hij reist heel EuropaGa naar eind24 en Noord-Afrika door en maakt zich de kennis van veel vreemde talen eigen. Door zijn bijdragen aan internationale tijdschriften heeft hij veel contacten met buitenlandse schrijvers, zoals Joyce, Gómez de la Serna, Bennett en Svevo. Het cosmopolitisme vindt men in het werk van Larbaud terug in zijn reizen - een van de belangrijkste motieven in de Poésies en Barnabooth - met luxetreinen als de Oriënt-Express door alle landen van Europa, met oceaanstomers of met de auto. Larbaud is niet de enige die het reizen met de modernste vervoermiddelen als thema neemt; met Cendrars en Morand is hij een van de eerste bezingers der moderne tijd. Het bijzondere aan Larbaud is dat hij totaal verschillende plaatsen en mensen aan elkaar kan relateren. Daarom is het misschien onjuist of paradoxaal om ‘exotisme’ te verbinden met het amateurschap en het cosmopolitisme, omdat ‘exotisme’ het ‘onbekende’ impliceert, terwijl Larbaud eigenlijk voornamelijk herkenningspunten zoekt. Maar het amateurschap van Larbaud impliceert bovenal belangstelling en hartstocht. In al zijn omzwervingen volgt de ‘riche amateur’ zijn intuïtie, zijn plezierGa naar eind25 (genot) en verafschuwt iedere doctrine, ideologie of droge eruditie. Enerzijds zet hij zich af tegen de eigen achtergrond, anderzijds profiteert hij van de voorrechten die hem door zijn afkomst geboden worden. Zijn onafhankelijkheid of buitenstaanderschap stelt Larbaud in staat zich non-comformistisch op te stellen. Zijn vrijheid en onafhankelijkheid geven ‘de riche amateur’ de gelegenheid om zich volledig op zijn plezier richten. Zoals Du Perron werkelijk zijn rijkdom ziet verdwijnen, verliest Larbaud in zekere zin de kwalificatie ‘riche’ oftewel het exorbitante van zijn gedrag. Wat er dan van de ‘riche amateur’ overblijft is het aspect ‘plezier’: te leven naar de eigen aard. Hij leeft volgens zijn eigen normen die hem zijn opgelegd door zijn smaak en hem zijn ingefluisterd door zijn plezier in alles wat hij doet. Het grootste plezier vindt hij in de literatuur. Niemand kan dit beter onder woorden brengen dan Larbaud zelf, wanneer hij zich in zijn dagboek omschrijft als iemand die: n'a jamais écrit que pour son plaisir, rebutant toute idée et tout projet qui ne s'est pas présenté à lui comme un plaisir assez vif pour avoir le caractère, ou plutôt les caractères d'une haute entreprise amoureuse.Ga naar eind26 | ||||||||||
Du Perrons interpretatie van Larbauds amateurBij de ‘riche amateur’ in het werk van Larbaud denkt men onmiddellijk en terecht aan Barnabooth, de Amerikaanse multimiljonair die in Europa een zin aan zijn leven probeert te geven. Vrij en financieel onafhankelijk trekt hij over het oude continent | ||||||||||
[pagina 164]
| ||||||||||
op zoek naar antwoord op zijn vragen. Enkele citaten zijn voldoende om de amateur te karakteriseren: Mon premier voyage d'homme libre: puisque je me suis libéré de mes devoirs sociaux; évadé de la caste où le destin voulait m'emprisonner; puisque je ne suis plus l'esclave de mon écurie de course et de mon équipage de chasse; puisque je ne rencontre plus, au bout de tous mes chemins, le démon de la propriété immobilière.Ga naar eind27
Zonder volledig met zijn schepper vereenzelvigd te kunnen worden, is Barnabooth de meest verhevigde personificatie van Larbaud zelf. Hij is zijn grote dubbelganger. Barnabooth spiegelt zich aan de andere belangrijke personages, aan Putouarey, aan Max Claremoris, aan Stéphane, respectievelijk de rijke levensgenieter, de geaffecteerde estheet en de aristocratische ‘avonturier’ die een zin aan zijn leven heeft gegeven. Uit de confrontatie van deze zeer verschillende temperamenten wordt hij zich bewust van zijn eigen positie. Even interessant is de manier waarop Larbaud in andere teksten variëert op het thema van de rijke amateur, want waar hij binnen één werk gespiegeld kan worden aan ànderen kan hij met de belangrijkste personages uit andere teksten vergeleken en zelfs vereenzelvigd worden. Derhalve zijn ook zij een afspiegeling van Larbaud: Lucas Letheil, Felice Francia, Marc Fournier en zijn rivaal Reginald Harding, in de novellen uit Amants, heureux amants, Milou in een van de Enfantines... Het ironische ‘programme’ dat Lucas Letheil uit Mon plus secret conseil zichzelf bijvoorbeeld voorschrijft kan zonder moeite betrokken worden op Bamabooth en zijn andere dubbelgangers: commencer à vivre princièrement. C'est-à-dire: progresser chaque jour dans la maîtrise de moi-même. C'est-à-dire: tout en essayant de toutes choses (en vue du choix définitif) rester en dehors de tout: me garder libre de toute habitude, camaderie, liaison; de tout esprit de corps ou de coterie, même de toute mode. Ne jamais tenir compte de l'opinion des ilotes; ne rien faire pour me justifier à leurs yeux (pas d'études intéressées, pas de carrière); garder l'incognito.Ga naar eind29
Larbauds ‘riches amateurs’ kenmerken zich kortom door hun individualisme en onafhankelijkheid, hun drang naar vrijheid die gesymboliseerd wordt door een grote mobiliteit (vaak is het doel van een reis het verdrijven van de verveling of het vergeten van een geliefde). Hun avonturen spelen zich vaak af tegen een decor van plaatsen die Larbaud goed gekend heeft, in Spanje, in Engeland, in Italië en natuurlijk | ||||||||||
[pagina 165]
| ||||||||||
in Frankrijk. Mobiliteit ook op intellectueel terrein. De ‘riches amateurs’ zijn zeer belezen en hebben een grote kennis van de (klassieke) literatuur, waarin ze zoeken naar voorbeelden. Ze hebben eveneens een speciale relatie tot vrouwen. Reeds in Le pauvre chemisier (in dit verhaal op een ironisch wijze) vormt de onmogelijkheid van de hoofdpersoon zich te binden aan een vrouw, omdat de hang naar vrijheid dit telkens verhindert, een belangrijk motief. De poging om geen ‘dupe’ te worden van een verhouding brengt onvermijdelijk het vluchten met zich mee. Zodoende is hij eigenlijk ‘dupe’ van zijn vlucht, van zijn vrijheid. Dit is misschien de reden dat Du Perron Tan Callando - in zekere zin een vervolg op Beauté, mon beau souci - zo boeiend vindt, daar hierin wordt beschreven hoe André, de zoveelste incarnatie van Barnabooth, de grenzen van zijn ‘amateurschap’ en ‘désinvolture’ ontdekt ten opzichte van de vrouw. | ||||||||||
Van dilettant tot amateurTot in Het land van herkomst vinden we de kenmerken van de amateur terug, maar het is vooral in het later ‘en bloc’ verworpen vroege oeuvre dat Du Perron een poging doet om hem als personage ‘neer te zetten’. Deze amateur is een burgerlijker en provincialer uitvoering van Larbauds amateur: bij Du Perron beleeft hij hoegenaamd niks, heeft hij niets om handen want hij hoeft niet te werken. Creatief gaat hij niet met zijn tijd om. Hij verzandt in zijn troosteloze bestaan, verveelt zich op zijn kleurloze kamer in een somber provinciestadje met of zonder zijn maîtresse. De amateur bij Du Perron speelt overduidelijk een rol die het hem onmogelijk maakt van het leven te genieten. Daarin verschilt hij van de amateur bij Larbaud. Bij Larbaud komt de amateur vóórt uit de dilettant, wiens gedrag veelal sympathiek of in ieder geval natuurlijk aandoet. In Barnabooth is er sprake van een keerpunt: Barnabooth komt het toneel op als dilettant en verlaat het als amateur. Want ondanks zijn steeds terugkerende levenstwijfel is hij een levensgenieter. De aanraking van kantwerk doet hem trillen van genot, zoals ook het opsnuiven van de geur van vers leer. Die indruk krijgt men bij Du Perron vooraleerst niet. In zijn geval blijft het mijns inziens bij een vaak wat onsympathieke cynische houding, een geforceerde pose zonder enig gevoel. Het cynisme en het dilettantisme van de hoofdpersonen in (vooral) zijn vroege oeuvre vinden hun oorsprong in de houding die Du Perron zelf aannam. Het is de nuance tussen dilettant en amateur die Larbaud van de ‘jonge’ Du Perron onderscheidt. Reizen, boeken, nutteloosheid, maîtresse, zelfontkenning, ‘dupe’ en autoreflectie zijn enkele van de trefwoorden die Du Perrons dilettant definiëren. De bijna obsessionele drang om te reizen, al is het maar naar het Pfaffental in Luxemburg, is een vast gegeven. Voor Evert Godius uit ... E poì muori heeft het landschap waar hij doorheen reist dezelfde charme als voor Barnabooth: ‘... zoals sommige hele kleine plaatsen, uit de trein gezien, de reiziger uitnodigen er zijn verder leven te slijten.’ (p. 568). Otto, de verzamelaar van vrouwenkarakters, uit Claudia is ook zo'n reislustige: | ||||||||||
[pagina 166]
| ||||||||||
Zelf-ontleding, zelf-bespreking: een zo voortdurend van het eigen Ik vervuld zijn, bracht Otto ten laatste buiten zichzelven. Hij kreeg lust te gaan reizen.Ga naar eind30
Een kwelling die Barnabooth niet vreemd is. Ik kan ook Evert Godius noemen die naar Sicilië besluit te gaan uit angst voor het verval (p. 584), of Lisander Moro uit Zo leeg een bestaan die zijn verveling wil verdrijven, of Edmond uit Het drama van Huize-aan-Zee, een verhaal dat zich net als Een bloempje aan het eind afspeelt in een ‘lieu de passage’ bij uitstek, een mondaine badplaats. Bij Larbaud vinden we een dergelijke plaats terug als Palavas-les-Flots uit Amants, heureux amants. Het meest expliciet op reis is Markus uit De poging tot afstand, in een van de meer geslaagde verhalen uit Bij gebrek aan ernst (vooral omdat er iets meer dan een karikaturaal portret van de hoofdpersoon wordt gegeven). We volgen hem tijdens zijn ‘tour d'Europe’ die hem leidt langs Brussel, Luxemburg, Lugano, Venetië en Milaan. Het is dè manier om te ontkomen aan de verveling, anders gezegd de gewenning, die steevast gevoeld wordt in een verhouding met een vrouw, zoals ook het geval is met Evert Godius als hij te lang met Huguette samen is. Had Putouarey niet al eens gezegd: ‘Les liaisons commencent dans le champagne et finissent dans la camomille’? Lucas Letheil uit Mon plus secret conseil had het ondervonden met Isabelle, Godius ervaart het net als elk personage dat een relatie aangaat, niet uit liefde maar uit een verveelde nieuwsgierigheid. Als eenmaal ‘de mond gevonden is,’ of als het werkelijke karakter van de vrouw in kwestie geopenbaard wordt (de ‘hysterie’ van Isabelle tegenover de ‘onbereikbaarheid’ van Irène in Napels, de ‘burgerlijkheid’ van Huguette), is de betovering meestal snel voorbij. De essentiële kenmerken van de amateur - het leven voor eigen plezier, de erkenning dat het buitenstaanderschap de enige waardevolle houding is - komen voornamelijk terug in Een voorbereiding en Het land van herkomst. In het vroege oeuvre van Du Perron heeft de dilettant, in zijn rol van alles beredenerend cynicus, de overhand. Een voorbereiding volgt in zekere zin de confrontatie tussen de dilettant en de amateur uit Barnabooth het meest getrouw na door Kristiaan zich, net als Barnabooth, uiteindelijk te laten terugtrekken uit de wereld, moe van het toneelspelen. Het land van herkomst zal hier tenslotte bij aansluiten met de opmerking van Ducroo dat hij enkel kan leven volgens zijn eigen aard. Du Perron is de eerste om de invloed van Larbaud op Een voorbereiding te erkennen. In dit eerste boek is de aanwezigheid van Larbaud direct duidelijk: Ik heb mij, zeventien jaar oud, van alle gedwongen degelijke studie weten af te maken. Ik verwerp alles wat maatschappelijk gesproken uitnemend is. Ik erken één noodzaak: men moet om te leven, eten. En bijgevolg, als een ander het geld niet voor je verdiend heeft dat je in ruil geeft voor het eten, dien je het zelf, op geoorloofde of ongeoorloofde wijze (maatschappelijk gesproken altijd), te verdienen. Mij ontbreekt de noodzaak; ik verwerp dus maatschappij, burgerplicht en soortgelijke moraal. Zonder filosofie overigens, aanvallend aangewend of verdedigend; zonder te wijzen op de maatschappij zelf, die mij immers toelaat te leven zoals ik leef. Ik laat simpelweg mijn gevoelens gelden, mijn zeer ingeboren, zeer ingekankerde antipathie tegen alles wat naar ge- | ||||||||||
[pagina 167]
| ||||||||||
meenschap zweemt. Ik heb nooit één poging gedaan om mij werk te verschaffen. Ik heb ongeveer een-en-twintig jaar op kosten van mijn moeder geleefd. Ik verwijt mij één ding: gebrek aan vrijheid.Ga naar eind31
Het lijkt wel op de geloofsbelijdenis van Larbaud zelf, aan het begin van zijn loopbaan. In Parijs, als hij eenmaal op de Butte Montmartre is, stelt Kristiaan zich ten doel de houding van de ‘Amateur’ aan te nemen. Hij wordt constant tussen twee wereldjes heen geslingerd zonder dat hij er werkelijk deel van wil uitmaken. Uit deze compositie à la Proust, waarin mondaine wereld en de kunstenaarswereld tegenover elkaar gesteld worden, moet duidelijk worden dat de amateur onmogelijk tot één van deze werelden kan behoren: aan Barnabooth zijn noch de ‘autres Princes-Marchands’, noch het wereldje van Claremoris en zijn vrienden besteed. Kristiaan voelt zich slecht op zijn gemak temidden van de bezoekers van de salon of bij Andrée in Florence. Hij hoort ook niet thuis op Montmartre, waarvan hij zich veel te veel van had voorgesteld: het blijkt een even vals wereldje als ieder andere wereld. Ook Ducroo heeft in Europa deze fasen doorgemaakt: de bourgeoisie met de episode Teresa enerzijds, de ervaring met de ‘Put’ anderzijds. De afkeer van het toneelspelen is te groot om zich in die wereld op zijn gemak te voelen. Barnabooth leeft voor zijn plezier (‘à me plaire, avant toute chose’, p. 279), hij volgt zijn instinct, zoals Ducroo probeert ‘te leven volgens de eigen aard’ (p. 540), ondanks de druk die van buitenaf op hem wordt uitgeoefend. Het leidt Barnabooth, in het gezelschap van zijn vrouw, terug naar zijn geboorteland. Mocht Ducroo naar Indië gegaan zijn, dan zou zijn vertrek parallel hebben gelopen met de terugkeer van Barnabooth. Barnabooth is door zijn achtergrond een ‘Europeaan’ (conquistadores). In Europa is hij Europeser dan de meeste Europeanen, maar hij beseft dat het te laat is om een echte Florentijn te zijn, omdat het Florence van de ‘aristocratie’ niet meer bestaat. Ducroo en Barnabooth zijn beiden het product van atavismen. Barnabooth merkt het bij zichzelf op na de breuk met Gertie: ‘Je sens en moi les hérédités cachées qui attendent leur tour’ (p. 244). Bij zijn terugkeer naar Campamento in Zuid-Amerika bevrijdt hij zich ras van zijn Europees-zijn: Vieux monde, oublie-moi comme je t'oublie déjà. Voici que je me déshabitue de penser en français. Ma langue natale, peu à peu, à la parler tous les jours dans ma famille, redevient mon intérieur. Un à un se réacclimatent dans mon esprit ces mots castillans qui rappellent tant de souvenirs, les plus obscurs et les plus chers, de tous les confins de ma vie...Ga naar eind32
Ducroo zal nooit geheel Europeaan kunnen worden. Ook voor hèm is het ‘te laat’, ofschoon hij het spelletje van de ‘Europeaan’ wel mee weet te spelen. Zijn onfransheid geeft hem uiteindelijk toch een veilig gevoel (p. 417), omdat hij er zo voor gevrijwaard wordt een keuze te maken. Maar net zo min als Barnabooth weet Ducroo wat de toekomst hem brengen zal; het enige wat ze willen is leven zoals het hun uitkomt (naast Conchita, naast Jane). De uitlating van Barnabooth ‘nous ne pouvons rien sur les événements, et les événements ne peuvent rien sur nous, quoi qu'on pense.’ (p. 110, ook in Max Havelaar (hoofdstuk VI) komt dit voor!) herinnert niet | ||||||||||
[pagina 168]
| ||||||||||
alleen aan de berustende conclusie van Ducroo aan het eind van Het land van herkomst, maar tegelijk aan het grote verschil van mening dat Du Perron met Malraux heeft over de ‘individualist’. Kristiaan citeert bijna letterlijk Barnabooth: ‘Ik geloof dat ik aan mijzelf heb te werken en dat ik niets kan doen aan de wereldgebeurtenissen.’ (p. 264). Ook hij gaat op zoek naar de waarheid, zoals Barnabooth naar ‘l'absolu’. Het werken aan zichzelf staat voorop. Ducroo is lange tijd de mening toegedaan dat men in wezen altijd dezelfde blijft, wat de omstandigheden ook zijn (p. 195). | ||||||||||
De paralelle wegen van de amateurBarnabooth trekt zich terug uit Europa, doet afstand van zijn ‘intéressante personnalité’ zoals hij het zelf omschrijft (p. 244). Kristiaan volgt het spoor van Barnabooth en verkiest een ‘bekoorlijk buiten’ (p. 294) ver van de mondaine wereld, nabij Dinant aan de Lesse. Hij trouwt met een meisje uit de buurt om zo, in de woorden van Barnabooth, ‘la gêne du luxe bourgeois, le souci d'un train de maison’ (p. 239) te ontlopen. Barnabooth ontdoet zich van zijn literaire erfenis, Kristiaan heeft verder ook geen illusies en ambities meer op dit terrein (daar komt hij al snel achter). Voor Ducroo ligt het geheel anders: omdat hij niet ‘vrij’ meer is, wordt hij gedwongen een keuze te maken voor het enige waarin hij nog ‘vrij’ kan zijn: de literatuur. Hij schrijft om de toekomst te vergeten. De ‘mémoires’ van Ducroo worden naar de achtergrond verdreven door zijn ‘journal’. Ook daaraan komt abrupt een einde door de gebeurtenissen: een brief aan Wijdenes, waarin hij tot een voorlopige conclusie komt, sluit zijn boek af. Het land van herkomst kent eigenlijk geen einde: Ducroo wil weten of zijn vriend iets anders te bieden heeft. Zijn onzekerheid is bijna even groot als aan het begin, misschien is zij nog wel vergroot door de opeenhoping van gebeurtenissen, de stroomversnelling waarin hij is verzeild geraakt. Het opmerkelijke is dat de ‘eigenlijke roman van Andrée en Kristiaan’ (p. 280) ook afgesloten wordt door een brief, een brief in het klad bestemd voor Andrée. Een van de parallellen tussen Barnabooth en Het land van herkomst is de vraag, hoe het beeld van een land vast te leggen. Barnabooth lost het probleem op door te wijzen op de overeenkomsten tussen plaatsen: nieuwbouw in Rome lijkt op Lille, de Toscaanse heuvels lijken op het dal van de River Wye bij Monmouth. Zo ook Ducroo: Meudon lijkt op Gedong Menu, en dat staat weer voor Indië. Dit houdt ook verband met de onmogelijkheid van de schrijver àlles vast te leggen, of zoals Ducroo zou zeggen: het is altijd een leugen. Herinneringen berusten vaak op het ‘dérisoire’ of het toevallige. Zo haalt Putouarey een anecdote op om zijn herinneringen aan Italië op te roepen, Barnabooth probeert via de landschappen zijn emoties vast te leggen en Ducroo wil niets weglaten om zijn verslag zo betrouwbaar mogelijk te maken. Sur le rebut zou Larbaud later schrijven, over het onopvallende maar daarom niet minder waardevolle. In Een voorbereiding is dit element afwezig. Kristiaan legt zich alleen toe op het beschrijven van de omgeving, Montmartre en Parijs, en die voldoen niet aan zijn verwachtingen. De emotionele link met het verleden wordt niet gelegd, | ||||||||||
[pagina 169]
| ||||||||||
hij wil immers modern zijn. Voor Ducroo bepaalt de omgeving, het huis nog meer dan de personen die dat huis bewonen, de sfeer van de herinneringen. Er wordt wel gezegd dat Du Perron niet gevoelig was voor landschappen, dat zijn verhalen zonder decor zijn. In Het land van herkomst is dit misschien het geval voor het heden, waar de gesprekken tussen de personages plaatsvinden op locaties die slechts summier beschreven worden (zoals ook gebeurt in Barnabooth), maar zeker niet voor het Indische verleden, dat zo beeldend en vol gevoel beschreven wordt. Het belang van het decor is dat de gehele atmosfeer, de hele sfeer van de jeugd van Ducroo doordrongen is van de omgeving waarin die jeugd is doorgebracht. Zonder de schildering van het decor zouden de mémoires van Ducroo niet betrouwbaar of volledig zijn. Het is des te opvallender dat in sommige passages die zich in het heden afspelen het decor opeens ook wel belangrijk wordt, omdat dan een contact wordt gelegd met zijn verleden: het weelderige groen in Meudon of in het park van Saint-Cloud, en sommige villa's doen aan Indië denken. Op zo'n moment is bij Ducroo het gevoel het sterkst dat hij ergens ìs: Ik heb een paar seconden in het gangetje stilgestaan, lettend op mijn schaduw die precies voor mijn voeten lag: een van die ogenblikken waarin men zich bewust wordt van de eigen aanwezigheid, waarin men zich losmaakt van het innerlijk ik, om het exemplaar, de persoon neer te zetten in het decor.Ga naar eind33
Bij Barnabooth speelt dit veel minder. Als een waardig cosmopoliet ziet Barnabooth in de ene plaats trekken van een andere, zonder dat het landschap uit zijn jeugd wordt opgeroepen omdat hij beseft ‘combien j'étais insensible alors aux aspects du monde, aux heures, aux couleurs, aux saisons.’ (p. 249). Als ‘riche amateur’ en cosmopoliet leefde hij daarna in een voortdurende staat van ‘dépaysement’. Hij heeft een groot deel zijn jeugd doorgebracht in Rusland, maar herkent zich niet meer in het kind dat hij toen was. Ducroo blijft trouw aan het kind dat hij eens was in Indië, ofschoon hij ervoor waakt zich er mee te vereenzelvigen, en ook daarom zijn de beschrijvingen van zijn omgeving van belang. Ducroo kan niet leven zonder verleden, zonder het verleden te kennen van de persoon die hij liefheeft. Hij is jaloers op de voorgangers bij Jane (die een hekel heeft aan haar jongere ik). Toch speelt het verleden ook bij Larbaud een rol. Barnabooth bedenkt voor Florrie een verleden, en in Enfantines bijvoorbeeld zoekt Larbaud identificatie met zijn jongere-ik, zodanig dat de ‘ik’ van de verteller zijn jongere ‘ik’ overlapt. | ||||||||||
De amateur en de vrouwAls men Du Perrons amateur vergelijkt met die van Larbaud, wordt de belangrijke rol van de vrouw in beider leven zichtbaar. Dat blijkt uit de op niets uitlopende avontuurtjes, waarin vaak verscheidene vrouwen tegelijk een rol spelen. In Barnabooth gebeurt dit nog niet in het geval van Barnabooth zelf, maar wel bij Putouarey, die vele affaires heeft gekend en toch getrouwd is. Duco in Historie van gevoel volgt zijn voorbeeld als hij trouwt met de molenaarsdochter Eva om ‘vrij’ te zijn en een | ||||||||||
[pagina 170]
| ||||||||||
maîtresse te kunnen nemen. In Amants, heureux amants worden verschillende vrouwen tegelijk ten tonele gevoerd; de aanwezigheid van de ene is de aanleiding om de andere te verlaten die hem verveelt. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de vrouwen van de wereld (de zogenaamd ‘hoogstaande’ of ‘onafhankelijke’ vrouwen) en de vrouwen van lichte zeden zoals Florrie en de maîtresses van Du Perrons personages, zoals de perverse Ida uit Zo leeg een bestaan. De volstrekt onsentimentele manier waarop Barnabooth zijn liefdesverklaring aan Florrie Bailey vorm geeft, doet denken aan de droge, overmatig beheerste wijze waarop Du Perrons personage Lisander Moro een vrouw ten huwelijk vraagt: Mon nom est Archibaldo Olson Barnabooth, de Campamento; j'ai vingt-trois ans; mon revenu annuel est d'environ dix millions huit cent soixante mille livres sterling. [...] Je suis donc pourvu d'amples moyens, et absolument indépendant, et d'une famille honorable. C'est pourquoi j'ose vous dire: voulez-vous être ma femme?Ga naar eind34
Het wordt zo eenvoudig voorgesteld alsof het van hem alleen zou afhangen. In Het land van herkomst komt dit terug in het onderscheid tussen de inlandse vrouw en de Europese vrouw, in Barnabooth tussen de vrouw van de wereld, zoals Gertie Hansker, enerzijds en Florrie Bailey, het danseresje afkomstig uit het ‘volk’, anderzijds. Met een vrouw ‘issue du peuple’ is de omgang ongecompliceerder dan met vrouwen uit de eigen klasse. Aanvankelijk wordt de vrouw uit het volk boven de mondaine vrouw gesteld omdat ze eerlijker of echter zou zijn, omdat ze door ondervinding zou weten wat het leven inhoudt, in ieder geval vrijer zou zijn en minder slachtoffer van haar vooroordelen over hoe geleefd moet worden. Daartegenover wordt de vrouw van de wereld geplaatst. Zij speelt een rol, een rol die ze voor haar werkelijke karakter zal aanzien. Uiteindelijk blijkt ook de vrouw uit het volk daaraan niet te kunnen ontsnappen. De amateur jaagt kort gezegd een bepaald beeld van de vrouw na: Barnabooth de ‘mondaine vrouw’, Kristiaan en Ducroo de ‘Europese vrouw’. Alle drie komen ze tot de slotsom dat deze vrouw hun niet ligt vanwege haar materialisme en bekrompen mondaniteit. Ducroo is vervolgens blijven zoeken naar de Ene totdat hij die in Jane gevonden heeft. Uiteindelijk is ook Barnabooth op jacht naar de Ene. Hij vindt haar in zijn beschermelinge Conception Yarza. Deze romantische ‘jacht op de Ene’ verbindt Du Perron en Larbaud met Stendhal, die zijn hele leven lang naarstig op zoek is gebleven naar dat ene, alles omvattende geluk. Voor Barnabooth zowel als voor Ducroo geldt dat ze beseffen dat ze om geluk te vinden in de liefde een deel van hun vrijheid moeten inleveren (ze doen dat zonder moeite); liefde is een ‘don | ||||||||||
[pagina 171]
| ||||||||||
de soi-même’, zodat men een deel van zijn persoonlijkheid inlevert. Voor Ducroo betekent dit dat hij in de liefde de grootste trouw is verschuldigd aan Jane. Een van de verschillen tussen Larbaud en Du Perron is dat bij de eerste de oppositie schrijverschap - vrouw afwezig is. Larbaud heeft het, met uitzondering van Barnabooth, die immers gedichten heeft geschreven en bezig is met Déjections, nooit expliciet over schrijvers, enkel over bibliofielen. Bij Du Perron daarentegen vormt vooral in Bij gebrek aan ernst het aanvangend schrijverschap tegenover de vrouw als hindernis of stimulans een van de motieven. Maar een sterk bewustzijn van het eigen ‘ik’ maakt dat ze zich allen bewust zijn van de ‘leugen’ van het schrijven: Barnabooth van het gevaar van de ‘ik’ die zijn ‘ik’ niet is, Ducroo van de onvolkomenheid en willekeur van zijn herinneringen, terwijl Kristiaan in zijn eenvoud het duidelijkst is: Dit is het: men ziet iets, en schrijft - terwijl men nog schrijft ziet men iets heel anders. Men twijfelt aan hetgeen men heeft gezien, en men zou veel liever het nieuwe beschrijven. Maar het nieuwere gaat niet met het oudere samen, en als men doorgaat met van het oudere te schrijven, doet men het alleen nog om af te maken, men beschrijft wat uit de ogen sinds lang is verdrongen.Ga naar eind36
De hoofdpersoon is vaak ‘dupe’ omdat hij zijn schrijverschap tussen zichzelf en de vrouw in plaatst. Opvallend is dat hij regelmatig een verhouding in brieven heeft - zoals Kristiaan Watteyn - waarin hij zijn gevoelens vorm (‘een soort stijloefening’ p. 172) wil geven. Uiteindelijk geeft hij zijn poging om schrijver te zijn op. Wat overblijft is de studie: na de teleurstelling van een verloren liefde werpt de amateur zich meestal op de ‘étude’: Barnabooth wil zich verliezen in het leren van Slavische talen, Felice Francia verdiept zich in Lucianus, Lucas Letheil leest Thomas de Quincey. Bij Du Perron is het Lisander Moro, de serie-moordenaar in Zo leeg een bestaan, die net als Larbaud en Kristiaan Watteyn een grote bibliotheek bezit, en daarin enige afleiding vindt. | ||||||||||
Het spiegelen als structurerend elementDe spiegelfunctie die Du Perron zijn personages het meest concreet heeft opgelegd in Het land van herkomst, komt overeen met wat Larbaud in Barnabooth, Fermina Márquez en op beperkte schaal zelfs in Amants, heureux amants gedaan heeft. In Fermina wordt de persoonlijkheid van Larbaud zèlf gespiegeld aan zeer tegenovergestelde personages zoals Santos Iturria en Joanny Léniot; in Barnabooth plaatst hij zijn hoofdpersoon tegenover andere personages (de estheet Claremoris, de bon-vivant Putouarey, en Stéphane, die in de actie zijn leven een doel heeft gegeven), om de verschillende facetten van Barnabooths persoonlijkheid aan het licht te brengen. Stéphane als ‘l'homme d'action’ tegenover Barnabooth die veel heeft nagedacht en weinig heeft gedaan, roept associaties op met een andere tegenstelling: Héverlé tegenover Ducroo, of - karikaturaler - Antonius tegenover Hilarion. De mislukte carrière | ||||||||||
[pagina 172]
| ||||||||||
van Putouarey als politicus vindt een echo in de afkeer van Ducroo van de politiek (‘men kàn geen behoorlijk mens zijn en politicus’) en van de ‘notaris’, de aartsvijand van de individualist met een kunstenaarsnatuur. Dit laatste voorbeeld geeft aan hoe uit de legpuzzel van de eigenschappen die de andere personages karakteriseren, door de lezer een beeld van de hoofdpersoon kan worden gereconstrueerd. In Amants, heureux amants is dit alleen nog mogelijk in Beauté, mon beau souci, waar Marc Fournier tegenover Reginald Harding afgeschilderd wordt als iemand die geen keuze weet te maken en dupe is van zijn mondain wereldbeeld: Il épousera ce qu'ils appellent là-bas, de l'autre côté, ‘une jeune fille comme il faut’, une fausse grande dame maniérée dans le monde et une bourgeoise revêche et mesquine dans l'intimité.Ga naar eind37
Reginald Harding en Marc Fournier hebben een andere opvatting over de liefde, waarvan beiden evenwel net zoveel ‘dupe’ worden. Op zijn manier plaatst ook Du Perron herhaaldelijk verschillende personages tegenover elkaar. Evert Godius werpt zich op de ‘Vergelijkende studies’ om ‘zich aan zijn vrienden te spiegelen’ (p. 573), Kristiaan Watteyn probeert zoveel mogelijk te lijken op de helden uit zijn lievelingsboeken om in het grootst mogelijke contrast te staan tot zijn rivalen. Met Suré in Montmartre houdt hij ‘spiegels voor elkaar’ (p. 263) op. Hij vindt het een kinderachtige liefhebberij. In Het land van herkomst is dit spiegelen een van de grootste overeenkomsten of parallellen met Barnabooth: Ducroo die zich spiegelt aan Goeraëff, Viala, Héverlé, Wijdenes en Hille, ‘verraadt’ zo zijn eigen temperament. Hij spiegelt zich bovendien in de tijd om de vergelijking met zijn huidige ‘ik’ te nuanceren of aan te scherpen. Door ook bij Larbaud te letten op het reflecteren van het ene personage op het andere, terugblikkend in de tijd, constateert men dit: Barnabooth ontmoet zijn vrienden tweemaal, met uitzondering van Stéphane. De ontmoeting met de laatste in Moskou mag wel het keerpunt genoemd worden, daar er een einde komt aan de zwerftocht van Barnabooth door Europa. De oppositie met Stéphane is duidelijk: Inutile d'essayer encore de me forcer, et de me chicaner moi-même, et de m'imposer un ‘devoir’ auquel je manquerai tous les jours. Je sais que je ne ferai bien que ce que j'aurai plaisir à faire.Ga naar eind38
Barnabooth is in zoverre conventioneel dat het een afgerond geheel vormt waarin ‘tout rentre dans l'ordre’. De levens van Barnabooth, Putouarey en Claremoris lopen hierin parallel. Claremoris weet waar hij aan toe is, terwijl Putouarey concludeert: ‘j'obéis à ma vocation et je couche avec ma femme’ en ook voor Barnabooth geldt ‘Fini, le dilettantisme’, hij stapt uit zijn rol van mondaine wereldreiziger en geeft gehoor aan zijn gevoelens voor Conchita. Voor Ducroo geldt in feite hetzelfde: in zijn jeugd meet hij zich langzamerhand een rol aan van gevreesd en cynisch personage. Pas na de perikelen met Teresa, na zijn pogingen een jonge Europeaan te zijn, komt hij tot de slotsom dat hij eigenlijk alleen maar kan zijn zoals hij is. Zijn temperament staat dan in het simpelste geval tussen dat van Wijdenes en Hille in: een intellectueel en strijdlustig temperament tegelijk. Met Goeraëff heeft Ducroo zijn | ||||||||||
[pagina 173]
| ||||||||||
burgerlijke achtergrond gemeen, met Viala zijn individualisme. Goeraëff als burgerlijk element met Putouarey vergelijken en Viala als kunstenaar met Claremoris zou wel erg vergezocht zijn. Toch wordt door deze parallel het contrast met Héverlé, die zo de ‘politiek-actieve’ trekken van Stéphane krijgt, nog sterker. | ||||||||||
Bij wijze van conclusie: een vorm voor een inhoudMet Barnabooth heeft Larbaud de grenzen van de roman verlegd: door de vraag aan de orde stellen of we te maken hebben met ‘confessions’ of met een ‘roman déguisé’, door een groot belang toe te kennen aan de conversatie (monoloog) ter identificatie der personages en aan het dagboek-karakter. Later zal hij slagen in zijn experiment - waardoor het geen experiment meer is - met de monologue intérieur, die de meest natuurlijke vorm voor zijn temperament zal blijken. Deze compositorische elementen vinden we, met inbegrip van de problemen die ze oproepen, in overvloed terug bij Du Perron. Bijna naar analogie met Larbaud verloopt bij Du Perron de ontwikkeling van Een voorbereiding: omdat alleen het dagboek niet aannemelijk was werden de handelingen van Kristiaan in de latere bewerking buiten zijn dagboek om, in de derde persoon beschreven: In zijn bespreking van de eerste druk van dit boek heeft Mr Frans Coenen zich dan ook afgevraagd hoe het romantisme en de zelfcritiek van Kristiaan zozeer konden samengaan, en of dit samengaan [...] de figuur tweeslachtig maakte of er wel toe behoren kon, omdat Kristiaan dan zou zijn: ‘de zelfcritische ijdeltuit, die voortdurend negeert en afbreekt wat hij toch niet nalaten kon te doen’ etc. [...] In de huidige bewerking heb ik gepoogd dit euvel op te heffen door het meer verhalende gedeelte in de derde persoon te herschrijven en alleen het meer bespiegelende, de commentaar op het gebeurende, in de eerste persoon te houden.Ga naar eind39
Een vergelijkbare kritiek treft Larbaud. Bij hem heeft dit het verschil tussen Amants, heureux amants (alleen in monologue intérieur, in de eerste persoon) en Mon plus secret conseil (afwisselend monologue intérieur en verhaal in de derde persoon) tot gevolg; ook hier brengt het beschrijven van de handelingen buiten de monologue intérieur om in de derde persoon een verrijking van het verhaal. Het spel met de fictionele biografie vestigt de aandacht op andere parallellen. Zowel Larbaud als Du Perron problematiseert zo de verhouding schrijver-werkelijkheid. Zoals Larbaud door X.M. Tournier de Zamble, ‘le lion des préfaciers’, een biografie en inleiding heeft laten schrijven over Barnabooth, zo bedenkt Du Perron voor één van zijn dubbelgangers, Duco Perkens, ter begeleiding van Bij gebrek aan ernst een levensbeschrijving in het Frans. Deze laatste biografie staat dichter bij het ‘echte’ leven van Du Perron dan de biografie over Barnabooth bij dat van Larbaud. Zoals ook met de grappig bedoelde doktersverklaring in Manuscrit trouvé dans une poche de suggestie van authenticiteit wordt gewekt. Dit uit zich ook in het dagboekachtige waarmee het hele oeuvre van Du Perron doorweven is. In Cahiers van een lezer, in De smalle mens en andere essaybundels en in Het scheepsjournaal van Arthur Ducroo vormt het | ||||||||||
[pagina 174]
| ||||||||||
dagboek een wezenlijk onderdeel van de compositie. Het land van herkomst heeft wat dat betreft een dubbel karakter, waarvoor het dan ook twee voorbeelden heeft. Formeel is Barnabooth een ‘dagboek’ en niet een bundel ‘mémoires’. Hier dringt zich een vergelijking met Stendhal op. Ducroo presenteert zijn dagboek en zijn mémoires als authentieke documenten in het volle besef dat hij de uiterste authenticiteit nooit zal bereiken. Om de leugen die dat impliceert te ontlopen zoekt Du Perron zijn toevlucht tot zijn dubbelgangers. Hiermee wordt de link gelegd met Stendhal, die zich met name in Vie de Henry Brulard rekenschap geeft van de beperkingen en de gevaren van zowel het geheugen als van het geschreven woord. Na de voorafgaande vergelijking van het oeuvre van Du Perron met dat van Larbaud kan het volgende geconcludeerd worden: de vele parallellen duiden niet alleen op een wezenlijke verwantschap tussen Larbaud en Du Perron, maar de hierboven gepresenteerde gegevens - biografische en literaire - maken de conclusie aannemelijk, dat Du Perrons ontvankelijkheid voor het voorbeeld van Larbaud - biografisch en literair - tot de structurering van de eigen levenshouding en het eigen oeuvre heeft bijgedragen. Zo men wil, kan men hier van invloed spreken. De ‘lakmoesproef’ die de vergelijking van Du Perrons oeuvre met dat van Larbaud in dit opzicht is, geeft zoniet een andere blik op Du Perron, maar maakt dan toch belangrijke aspecten van wat Du Perron bezighield scherper zichtbaar. Zijn individualisme en zijn buitenstaanderschap worden erdoor geaccentueerd. Larbaud dient als model voor Du Perron op twee niveaus. Dit kan samengevat worden in twee sleutelwoorden: ‘amateur’ en ‘genre’. Als amateur heeft Larbaud invloed niet alleen op de houding van Du Perron zelf, in het creëren van een type, maar ook op de wijze waarop hij zijn oeuvre ziet. ‘Amateur’ en ‘genre’ zijn dan ook onscheidbaar. Het oeuvre moet gezien worden als de uitdrukking van zijn vrijheid, in een vorm die hem het beste ligt, het literaire dagboek. De invloed van Larbaud neemt hierin grote proporties aan. De rol van Barnabooth blijkt daarnaast van het grootste belang bij een vergelijkende interpretatie van Een voorbereiding en Het land van herkomst. Naar het voorbeeld van Larbaud constateren we bij Du Perron een ontwikkeling, een verschuiving van de ‘dilettant’ (cynicus) naar de ‘amateur’. De ‘amateur’ is de essentie: bevrijd van zijn verplichtingen en compromissen, probeert hij te leven naar zijn aard, onafhankelijk en individualistisch. Individualisme door ‘dépaysement’, naar analogie van Larbaud, de cosmopolitische buitenstaander. De houding van Du Perron kan omschreven worden met de term ‘amateur’. Du Perron heeft meer overgenomen van Larbaud dan hij zelf heeft aangenomen; dit als gevolg van een temperament dat hem toch al gevoelig maakte voor dat van Larbaud. Men kan dus zowel spreken van ontmoeting, van sympathie en van parallellen, als van invloed. Du Perron past met zijn amateurisme à la Larbaud in een traditie van het individualisme die teruggaat tot Stendhal en die we onder andere ook terugvinden bij Gide. Du Perron is met zijn voorliefde voor Larbaud en Barnabooth minder ‘modern’ dan men wel denkt; na 1925 is Larbaud in ieder geval niet in de mode. Du Perron gaat kortom zijn eigen weg. In een periode waar zwaar geëngageerde literatuur een hoge vlucht neemt, grijpt hij terug op zijn twee grote voorbeelden van het individualisme, Larbaud en Stendhal. Voor de compositie van Het land van herkomst valt Du Perron terug op deze twee: op Brulard | ||||||||||
[pagina 175]
| ||||||||||
voor het probleem van de ‘mémoires’, de pseudo-mémoires, een probleem waarop Barnabooth al had gewezen; op Barnabooth voor het ‘journal’ en voor de reflectie via andere personages. Het bestuderen van dit spiegelen is voor de lezer alleen zinvol als ieder personage iets van de schrijver in zich draagt en alle portretten bijdragen aan het oplossen van de puzzel, ofschoon schrijver en personage natuurlijk nooit volledig samenvallen. De individualistische ‘burger’ en ‘kunstenaar’, waaraan in Barnabooth en Het land van herkomst vorm wordt gegeven in verschillende personages, vinden we ook in Larbaud en Du Perron zelf. En hoe verschillend ze ook op sommige punten mogen lijken (Du Perron is een felle polemist en Larbaud altijd de beminnelijkheid zelve en flexibeler van geest, waardoor hij op den duur zeker beter in het ‘establishment’ past dan Du Perron), ze hebben met elkaar gemeen dat ze beiden een oorspronkelijke persoonlijkheid zijn. Du Perron zocht naarstig naar Barnabooth, maar had niet door dat hij intussen meer van Larbaud had dan van zijn held. | ||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||
[pagina 177]
| ||||||||||
|
|