Voortgang. Jaargang 4
(1983)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||
Johannes Immerzeel Junior, een veelzijdige negentiende-eeuwer
| |||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||
sedert het jaar 1820, onder onze leden mogten tellen. Geboren te Dordrecht, scheidde hij, op den 9den dezer maand, na eene kortstondige ziekte, in den ouderdom van 65 jaren, te Amsterdam uit het leven, met achterlating van eene bedrukte weduwe en zes kinderen, die in hem hunnen besten vriend, leidsman en steun missen. Dat hij aan zijne erkende waarde, als dichter en prozaschrijver, ook eene ongemeene kennis der beeldende kunsten huwde, getuigen niet alleen zijne bekroonde Lofredenen op Rembrandt en Rubens, maar zal nog overvloediger blijken bij de gehoopte uitgave van een uitvoerig en belangrijk werk, met welks bearbeiding hij zich, sedert een' geruimen tijd, en nog slechts twee dagen vóór zijnen dood, bezig hield, en dat der voltooijing schijnt nabij te wezen, tot onderwerp hebbende, het leven en de werken der Hollandsche en Vlaamsche Kunstschilders, Beeldhouwers, Graveurs, en Bouwmeesters van het begin der 15de eeuw tot heden. Binnen de weinige dagen, die deze vergadering voorafgingen, niet in staat de noodige berigten tot eene breedere uitweiding over 's mans verdiensten in te zamelen, moet ik mij met deze korte herinnering vergenoegen, in de hoop en het vertrouwen, dat eerlang eene bekwamere hand een' waardiger' en duurzamer' eerekrans om zijn lijkgesteente zal vlechten.Ga naar eind(2) Om de een of andere reden is aan deze uitgesproken hoop nooit voldaan, want een ‘waardige en duurzame eerekrans’ is er van Johannes Immerzeel Junior nooit verschenen. Wel treft men in de biografische woordenboeken van Van der Aa en het NNBW een enkele bladzijde aan hem gewijd aan, die meer behelst dan het binnen weinige dagen opgestelde in memoriam van Siegenbeek. Ook Kruseman heeft in zijn Bouwstoffen enige bladzijden over hem geschreven en zijn er enkele necrologieën verschenen, waarvan die van Belinfante de uitvoerigste is. Echter, een uitvoerige biografie van deze veelzijdige man heeft nog steeds het licht niet gezien. In onderstaan artikel hoop ik wat dieper op Johannes Immerzeel in te gaan, niet met de opzet de bedoelde uitvoerige biografie hier te presenteren, maar wel om aan de hand van een aantal gegevens de figuur van deze uitgever, boek- en kunsthandelaar en letterkundige wat meer in het licht te brengen en om alvast enkele takjes aan te dragen voor de ‘eerekrans om zijn lijkgesteente.’ | |||||||||||||||||||||
Biografische schets.In het doopregister van de Nederduitsch Hervormde Kerk te Dordrecht staat op 3 juli 1776 de doop aangetekend van Johannes Immerzeel.Ga naar eind(3) | |||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||
Waarschijnlijk geboren op 2 juli is hij na Christiaan (ged. 16-09-1770) en Pieter (ged. 29-09-1773) de derde zoon van Johannes Immerzeel en Elizabet Steenbus. Genoemd naar zijn vader zal onze Johannes zijn verdere leven als junior door het leven gaan. Verder zal het gezin van Immerzeel Senior, die wordt aangeduid als ‘koopman’ en ‘grutter’Ga naar eind(4), nog worden uitgebreid met een dochter Elizabeth (ged. 25-10-1780) nadat eerder een dochter Elizabeth (ged. 09-09-1778) op 15 november 1779 was overleden. Over de jeugd van Johannes Jr. is weinig bekend. Vooralsnog baseren we ons op de eerder genoemde literatuur, waarin steevast wordt vermeld - overschrijven van elkaar is evident - dat hij in zijn woonplaats ‘eene beschaafde opvoeding’Ga naar eind(5) genoot: ‘Een burgermanskind van Dordrecht, waarin een buitengewone aanleg stak, en dat door overgrooten ijver en oefening aan eene zeer beprekte opvoeding zoodanig eene uitbreiding wist te geven, dat hij op zijn achttiende jaar de Fransche, Engelsche, Hoogduitsche en Italiaansche talen met gemakkelijkheid kon spreken en schrijven.’Ga naar eind(6) Verder wordt er over een meer dan middelmatig talent als schilder en tekenaar gesproken alsmede over het feit, dat hij geen onaardig muzikant was: ‘Aanvankelijk wilde zijn kunstminnend hart zich aan de beoefening der schilderkunst wijden, en genoot hij eenige lessen van den kunstschilder Hofman. Zwakheid van gezigt geboden hem echter gebiedend hiervan af te zien.’Ga naar eind(7) Noodgedwongen vervulde hij enkele administratieve functies: ‘in 1795 was hij secretaris van den Krijgsraad in Dordrecht, daarna werkte hij op het Departement van Binnenlandsche zaken, waar hij in 1807 als commies zijn ontslag vroeg,’ schrijft Zuidema.Ga naar eind(8). Belinfante formuleert het als volgt: In 1795 bragt een gelukkig toeval hem met den Minister Goldberg in aanraking, die, prijs stellende op zijne verdiensten, hem aan zijn ministerie als commies verbond, en met wien hij nader als geheimschrijver, vergezeld van de heeren professoren Cops en Renard, eene negenmaandsche binnenlandsche reize deed, ter opneming van de staat des landbouws der der fabrijken in de verschillende gewesten des Vaderlands. Waarschijnlijk zou hij de met zoo goed gevolg begonnen loopbaan als ambtenaar zijn voortgegaan, en wij zijn er zeker van dat zijn heldere blik en zijne begaafdheden hem spoedig daarop nog meer zouden hebben doen uitblinken, indien zijn vriend en hooge | |||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||
beschermer niet afgetreden ware, hetgeen hem mede bewoog zijn ontslag te verzoeken. [...] Zijner bekwaamheden wel bewust, wilde de nieuwe bewindsman Immerzeel slechts na herhaalde aanvragen, in 1807, ontslaan; en dit geschiedde op de voor hem vleijendste wijze.Ga naar eind(9) Hoewel Belinfante verder schrijft: ‘Nu moest hij de keuze van een ander beroep doen: hem viel terstond dat van Boekhandelaar in het oog,’ had Immerzeel het vak van boekhandelaar-uitgever al enkele jaren beoefend. Nog in dienst als commies had hij al in 1804 een boekhandel/uitgeverij geopend en wordt hij vermeld als ‘wonende in de Hof-straat, Letter K, Numero 151, bedrijf Boekverkoper.’Ga naar eind(10) De aanleiding is waarschijnlijk te vinden in de Haagsche Courant van 10 december 1803: Wordt aan alle daarbij geǐnteresseerden geädverteerd, dat door het Collegie van Schepenen van den Haag, Isabella Josina van Weelden, Wed. J.C. Leeuwestijn, Johannes Immerzeel Junior en Mattheus Roelofswaerd zijn gecommitteerd, om de Boeknegotie van wijlen Johannes Coenrardus Leeuwestijn, provisioneel tot den 1ste May 1804, hangende het recht van beraad over de aanvaarding van deszelfs nagelaten Boedel, onder oppertoezicht van de Boekhandelaars Cornelis Mensing en Bernardus Scheurleer te continuëren.’Ga naar eind(11) Kort hierna verschijnen de eerste advertenties van de boekverkoper J. Immerzeel in de Haagsche Courant en kondigt hij diverse buitenlandse werken ter vertaling aan. Uit een advertentie van 2 mei blijkt hoe snel Immerzeel contacten heeft weten te leggen: Op heden wordt in de Boekwinkel van J. Immerzeel Jr. in de Hofstraat in Den Haag uitgegeven: De Dichtmatige Aanspraak, waarmede eergisteren de Nieuwe Haagsche Schouwburg is geöpend geworden: Dezelve is vervaardigd door J. Immerzeel Jr., en kost 4 st. en is mede te bekomen [...] En dan volgen boekverkopers in Amsterdam (Helders en Mars, Holtrop, Warnars), Delft (Wed. de Groot), Dordrecht (Blussé, Bonte, v. Braam, De Haas), Den Haag (Wed. de Groot en Zoonen, Wed. Leeuwestijn, Thierry en Mensing), Haarlem (Loosjes, Walré en Comp.), Leiden (Wed. Cijfveer, Van Tiffelen, Du Saar) en Rotterdam (Van den Dries, Hofhout, Vis, Van Zanten). | |||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||
Blijkbaar ging de boekhandel-uitgeverij hem steeds meer van zijn tijd kosten en kon hij met deze nering in het levensonderhoud van zijn gezin voorzien, zodat hij het werk op het ministerie vaarwel kon zeggen. Inmiddels was hij gehuwd met de uit Parijs afkomstige Adelaǐde Louise F.C. Cera (geb. 1781 - overl. 1850) die hem in 1804 zijn derde kind schonk. Na Jean Louis Antoine (geb. Den Haag 28-12-1801) en Charles Henri (geb. ald. 15-02-1803) zag op 8 juli 1804 hun eerste dochter het levenslicht: Louise Elisabeth, genoemd naar haar moeder en grootmoeder.Ga naar eind(12) Als reden voor het nemen van ontslag - dat Kruseman overigens stelt op 1805Ga naar eind(13) - kan wellicht ook gelden zijn toenemende zakelijke beslommeringen, voorvloeiende uit het aangaan van een compagnonschap met Johannes Ludovicus Kesteloot (geb. Nieupoort (Vlaanderen) 1778 - overl. 1852). Al in 1805 prijkt als impressum op het o.a. door Immerzeel geredigeerde tijdschrift Schouwburg van in- en uitlandsche letter- en huishoudkunde: ‘In Den Haag, By Immerzeel en Comp.’ Over deze J.L. Kesteloot wist de Burgemeester van Den Haag Copes van Cattenburgh in 1824 ondermeer het volgende te melden: Na zijnen geneeskundigen loopbaan, ik meen te Rotterdam, alwaar ik althans hem meermalen ontmoet heb, te hebben aangevangen, en misschien ook in Schiedam de geneeskunde te hebben uitgeoeffend, heeft hij derzelfs verblijf alhier in 's Gravenhage gevestigd. Noch in de ene noch in de andere plaats veel opgang gemaakt hebbende, welligt minder uit hoofde van gebrek aan kunde dan wel aan gebrek aan voorthelping, en misschien ook van vooroordeel tegen enen vreemdeling in onze landgenoten ter nog min gewonen zuijdelijken tongval, - is de heer K. [...] overgegaan tot den boekhandel en heeft hij deze, in verbintenis met dien heer Immerzeel, als eene toevoeging van bedrijf, boven de geneeskunde uitgeoeffend.Ga naar eind(14) De compagnonschap verliep voorspoedig, want in 1807 kon een contract worden afgesloten met het Parijse huis Bossange, Masson et Besson voor levering van franse boeken ‘jusqu'a la concurrence de vingt mille francs ou environ.’Ga naar eind(15) En op 31 maart van hetzelfde jaar werd van de ‘Hoog Ed. Gestr. Heer Robert Voute, Lid van den Staats Raad van zijne Majesteit den Koning van Holland’ voor een bedrag van maar liefst f 24.000,- ‘eene huis, erve en tuin, staande en gelegen aan de Westzijde van de | |||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||
Venestraat alhier, wijk S, No. 147’ gekocht.Ga naar eind(16) Bovendien schaften de associé's zich een drukkerij aan ‘bestaande in drie perssen, letters, en verder toebehoren’ voor een bedrag van f 4.000,-Ga naar eind(17), zodat vanaf die datum als hun impressum kon luiden: Immerzeel & Comp. Boekdrukkers en Boekverkoopers in de Venestraat 147 's-Gravenhage.Ga naar eind(18) Kruseman schrijft: De firma Immerzeel & Co. had sinds 1808 drie handelshuizen, een te 's Gravenhage, een te Amsterdam en een te Rotterdam. Als boek-, kunsthandelaar en uitgever dreef zij haar zaken op uitgebreiden voet, gebruik makend van de tijdsomstandigheden, hoe moeielijk die voor vele anderen zijn mochten.Ga naar eind(19) In zijn Bouwstoffen vult hij aan: Daar bij de inlijving in Frankrijk onze landgenooten groote behoefte hadden, de Fransche jurisprudentie in haar geheelen omvang te leeren kennen, legde hij, onder medewerking van twee bekwame advokaten, een uitgebreid magazijn aan van Fransche rechtsgeleerde werken, waarvan hij beredeneerde catalogen door heel het land verspreidde.Ga naar eind(20) Hun tot nu toe officieuse samenwerking wordt op 23 augustus 1808 officiëel vastgelegd door een ‘contract van compagnieschap’, dat met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 1808 voorlopig voor drie jaar zou gelden. Wat Immerzeel betreft: hij mocht met zijn gezin in het huis aan de Venestraat blijven wonen: Dat dezelve voor zijnen privé rekening zal moeten bekostigen en fourneeren de benoodigde brandstoffen alsook het vereijschte ligt op het kantoor, in het magazijn, in de beide vertrekken waar in de drukkerij gevestigd is en in de binderij, gelijk mede in de kamers der auctie, zoo op de kijk als verkoopdagen, dat hij insgelijks voor zijne privé rekening zal moeten fourneeren het vuur tot het koken van loog voor de drukkerij en 't vergulden van boeken op de binderij, voorts fourneeren als boven thee en thee-water voor de commissien en werklieden aan de affaire geaffecteerd.Ga naar eind(21) Maar in 1810 blijken de zaken er toch minder rooskleurig voor te staan dan ze zich aanvankelijk leken te ontwikkelen. In de loop van | |||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||
dit jaar en het jaar 1811 laat de firma Immerzeel & Comp. een groot aantal wissels verlopen, die zij niet kan voldoen. De notarissen Matthijs Versteeg en H.A. Schadee te Rotterdam kloppen in 1811 diverse malen tevergeefs aan bij de inmiddels naar Rotterdam verhuisde Immerzeel. Na het tonen van de wissels antwoordt Immerzeel vrijwel steeds, dat de wissel ‘zal worden voldaan binnen den tijd, die de Hollandsche Wetten laten die in volle kracht waren toen de gemelde wissel geaccepteerd is.’Ga naar eind(22) Maar alle getoonde wissels zijn vervallen en de firma Immerzeel & Comp. kan ze niet betalen. Inmiddels is ook de associatie tussen Immerzeel en Kesteloot beëindigd, en de laatste probeert het zinkende schip zo voordelig mogelijk te verlaten. Via een procedure tegen Immerzeel laat hij de compagnieschap failliet verklaren. ‘Compagnon’ Kesteloot laat via een lening van f 8.000,- van zijn schoonvader, voor welke som hij zijn huis aan het Noordeinde in Den Haag kan verhypothekeren tot zekerheid van betalingGa naar eind(23), zijn advocaat de kastanjes uit het vuur halen en op 21 mei 1811 wordt het failissement uitgesproken. Gerechtelijke procedures van diverse kanten volgen (o.a. van het Parijse huis Clament frères, dat een groot aantal boeken had geleverd aan Immerzeel & Comp.), maar geld is er niet meer. En als notaris Schadee zich op 25 mei vervoegt aan het Westnieuwland te Rotterdam treft hij er ‘monsieur Ruychaven [...] qui me disait être nommée agent de la masse des dit sieurs’, en die als antwoord geeft op de vraag naar betaling: ‘que la masse de Messieurs Immerzeel & Cie. venoit d'être declarée en failitte et que ainsi cette lettre de change ne serait point payée.’Ga naar eind(24) Wanneer we in het kader van deze bijdrage de verdere gerechtelijke procedures laten rusten, dient wel vermeld te worden, dat de heren Immerzeel en Kesteloot uiteindelijk nog ‘verdienden’ aan hun faillissement, vooral door toedoen van Kesteloots advocaat. Zij waren met name de Heer Robert Voute, verkoper van het pand Venestraat in Den Haag, te slim af. Kesteloots advocaat presteerde het, dat zij van debiteuren tot crediteuren van de voormalige eigenaar werden. Het zal voor - de overigens zeer rijke - Voute een onverteerbare zaak geweest zijn, dat er op zijn inventaris, na zijn overlijden opgemaakt, onder de ‘schulden en lasten des boedels’ nog een post van f 8.570,- rustte, ten laste van | |||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||
de heren Kesteloot en Immerzeel.Ga naar eind(25) Na het faillissement, waarbij de wegen van Immerzeel en Kesteloot zich scheidden, is het enige tijd rustig rond Immerzeel. Maar eind 1812 is hij wederom gevestigd als boekhandelaar en uitgever ‘in de kleine Draaisteeg’ in Rotterdam. Hij afficheert zich tevens als: marchand de Tableaux, d'Estampes etc., aan zijn boekhandel toevoegende een kunsthandel in schilderijen en teekeningen van oude, doch meer bijzonder van Nederlandsche meesters, gegraveerde en geëtste prenten van oude en hedendaagsche plaatsnijders.Ga naar eind(26) Hoewel hij, zeker in het begin van zijn Rotterdamse periode nog de nodige geldzorgen moet hebben gekend, mogen we voorlopig stellen, dat hij er zakelijk gezien weer langzaam bovenop kwam. Belinfante memoreert in deze eerste Rotterdamse jaren Immerzeels politieke bemoeienis. Hij was duidelijk pro Oranje en hij ‘ontzag zich dan ook niet in de eerste jaren van zijn verblijf in de groote Maasstad een Dagblad uit te geven, hetwelk de zaak van Oranje voorstond, en waartoe hem de bouwstoffen geleverd werden door den Schout-bij-nacht Kikkert en den Generaal Sweerts.’Ga naar eind(27) Er was moed voor nodig, schrijft Belinfante,: en dat die moed bij Immerzeel niet faalde, toont een schitterend voorbeeld: hij was de steller der in de geschiedenis van ons land zoo bekende proclamatie, waarbij de Hollanders opgeroepen werden het Fransche juk af te schudden, geteekend door den Schout-bij-nacht Kikkert.Ga naar eind(27) Immerzeel kwam in het begin van zijn Rotterdamse tijd ook diverse malen in aanraking met de censuur. Te Winkel schrijft er in zijn Ontwikkelingsgang (dl. 6, p.364) het volgende over: Zoo verbood zij in 1813 aan Immerzeel in zijn bundel ‘Voor opgeruimden van geest’ het gedicht ‘Boerenkrakeel’ op te nemen, omdat daarin eene bespotting van Napoleon's tocht naar Moskou kon gezien worden, ofschoon de dichter toen en ook later uitdrukkelijk bleef verklaren, dat het niet met die bedoeling geschreven was, al luidde de voorlaatste versregel ook in parenthesi: 't Is, vorsten, uw fabel. | |||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||
De politieke situatie was ook debet aan het feit, dat Immerzeel regelmatig werd lastig gevallen door Napoleons commissaris-generaal van politie, De Marivault: Tegen het einde van het jaar 1812 begon De Marivault scherp acht te geven op Oranje- en Nederlandsch gezinde werken. Zoo liet hij bij Immerzeel de Nederlandsche Oranjezucht in beslag nemen en tevens een streng onderzoek doen naar de gedichten van Helmers; er was bij Immerzeel slechts één exemplaar gevonden, terwijl De Marivault door zijn spionnen gehoord had dat er verscheidene in zijn magazijn had.Ga naar eind(28) Huiselijk gezien wisselden vreugde en verdriet elkaar af, daar konden voorspoed op zakelijk gebied en de herstelde vrijheid niets aan af doen. Werd op 21 juli 1814 zoon Fredrik geboren, op 6 september van hetzelfde jaar moesten hun ‘geburen’ broodbakker Kuypers en slijter Lambrechtse ten stadhuize verklaren, dat het kind op 4 september was overleden.Ga naar eind(29) Immerzeel dichtte: | |||||||||||||||||||||
Bij den dood van Mijn jongste zoontje FredrikZondag, die in zonnestralen
Vrolijk uit de kimmen treedt!
Waarom laat gij op ons leed
Op ons pijnlijk ademhalen
Zulke blijde lonken dalen?
Ach, Uw helderfonklend licht
Steekt te smartlijk in 't gezigt,
Nu ons jongst geboren wicht
IJskoud ons in de armen ligt.
Droeve zondag, dag van rouw
Voor mijne afgetobde vrouw,
Voor mijn weenend vaderharte!
ô Uw heldre zomerlach,
Dag van rouwe, nare dag!
Is ondraaglijk voor mijn smarte:
Hadt gij mij uw' troost verleend!
Hadt gij met mij meê geweend!
Dag van weedom! dag van kruis!
Ach! gij brengt, met vrolijk wesen
Uit de kimmen opgerezen,
't Eerste lijkjen in ons huis!Ga naar eind(30)
En op 29 maart 1816 moesten Immerzeels winkelknechten Antonie Smit en | |||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||
Jacobus den Bult het overlijden van de net zeven maanden oude tweede Fredrik (geb. 22-08-1815) melden. Het jaar daarna werd huize Immerzeel verblijd met de geboorte van Anna Maria (geb. 26-02-1817) en twee jaar later dichtte Immerzeel het ‘Aan mijne Louise op den dag harer bevalling’ (Ex. MNL) ter gelegenheid van de geboorte van de derde dochter: Cornelia Petronella (geb. 18-02-1819). Weer twee jaar later vloeide er uit Immerzeels pen een grafdicht op zijn achttien jaar oude dochter Louise Elizabeth, die op 22 mei 1821 overleed, ‘in het huis Hoofdstraat,’ alwaar de familie sinds 1817 woonde. Zoon Jan Lodewijk Antony lijkt aanvankelijk opvolger van zijn vader te worden. Hij vestigt zich zelfs ca. mei 1825 als zelfstandig boekverkoper, nadat hij enkele jaren daarvoor zijn vader had geassisteerd, voornamelijk als kunstkoper.Ga naar eind(31) Maar zijn nering heeft niet lang bestaan. Al voordat het gezin Immerzeel in 1826 weer terugkeert naar Den Haag, zal de winkel zijn gesloten. In 1828 bericht de Direkteur van Policie te Den Haag het volgende over hem: dezen Jonkman (is) zoon van den Boekhandelaar en Kunstkoper Immerzeel alhier, die, zonder bekende moijens of vermogen zich ook kunstkoper noemt, en hier en elders veel scgulden heeft gecontrakteerd, tot welker verevening den Vader sedert lange gerenonceerd heeft het zijne te contribueren. Hier ter Stede heeft hij meermalen met Snaken van zijn Zoort in Nachthuizen gebrast en verteringen gemaakt welke hij onmagtig was te betalen, zoodat de waardinnen, derzelver klederen tot pand achterhielden. In het overzicht van de volkstelling 1830 te Den Haag staat hij ingeschreven op het adres van zijn vader, Nobelstraat 63; als beroep staat ‘klerk’ genoteerd. In de tweede Haagse periode werkt Immerzeel nog voort aan de uitbreiding van zijn fonds, maar als hij in mei 1832 naar Amsterdam verhuist, ruimt hij eerst nog een groot aantal fondsartikelen op.Ga naar eind(33) In Amsterdam is hij nog enkele jaren op volle kracht werkzaam geweest als boekhandelaar en uitgever, waarbij de veiling van de bibliotheek van wijlen Willem Bilderdijk een van de hoogtepunten moet zijn geweest. | |||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||
Johannes Immerzeel Junior (1776-1841)
Ten voeten uit in kamerjapon, naar rechts, zittende aan een tafel met boeken. Houtsnede zonder naam [door J.C. Hamburger] naar een geschilderd origineel van N. Pieneman. Hoog 24,5 en breed 16,5 cm. Titelplaat van deel 1 der Levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders [enz.] (A'dam, 1842) (Collectie Gemeentelijke Archiefdienst Rotterdam). | |||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||
Echter op 24 maart 1835 komt zijn gehele fonds onder de hamer bij de Erven H. Gartman, J. Radink, J.C. van Kesteren en Dk. Groebe.Ga naar eind(34) Immerzeels klimmende jaren deden hem ‘ernstig en dringend verlangen naar rust, en bepaaldelijk om zich te ontslaan van de moeyelijkheden en beslommeringen aan het uitgeven van Werken onvermydelijk verknocht’.Ga naar eind(35) De reeds in Rotterdam begonnen handel in schilder-, teeken- en schrijfbehoeften, commissiegoederen etc. hield hij nog een paar jaar aan, maar op 1 juli 1838 deed hij ook deze nering aan de kant: Hendrik Jan van Wisselingh nam de zaak over.Ga naar eind(36) Waarschijnlijk kort hierna verhuist hij van de Kalverstraat naar de O.Z. Achterburgwal ‘tussen de Koestraat en Barndesteeg, No. 1079; alwaar hy (zonder open magazijn) den Kunsthandel en het Uitgeven van Boeken zal blyven voortzetten.’Ga naar eind(37) De laatste jaren van zijn leven wijdde Immerzeel zich echter voornamelijk aan het schrijven van zijn postuum verschenen Levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders [...], waaraan hij nu in alle rust kon werken op zijn buitenverblijf Vaart en Yzigt te Sloterdijk. Hij overleed op 9 juni 1841 ‘in den ouderdom van 65 jaren’ tot grote droefheid van zijn vrouw en zes kinderen.Ga naar eind(38) Zijn stoffelijk overschot ligt, in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, ‘digt by het graf van Vondel begraven.’Ga naar eind(39) Vertwyfel in 't verdriet
Kortzigtig schepsel niet!
Gelatenheid in 'lot
Toont eerbied voor een God.
J. Immerzeel, Jr.Ga naar eind(40)
| |||||||||||||||||||||
Zijn magazijn en zijn fonds.Als we ons een beeld willen vormen van wat Immerzeel in zijn boekhandel verkocht, geven zijn magazijn- en fondscatalogi een eerste indruk.Ga naar eind(41) Hoewel er mogelijk meer van dergelijke catalogi geweest zijn dan er bewaard zijn gebleven, kunnen we op grond van het materiaal in de VBBB voorlopig concluderen, dat zijn in de loop der jaren opgebouwde fonds de ca. 350 titels niet te boven zal zijn gegaan.Ga naar eind(42) De magazijncatalogi geven aan, dat hij - zeker in de eerste Haagse periode - | |||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||
Johannes Immerzeel Junior (1776-1841)
Portret ter halver lijve, naar links, zittende in een armstoel naast een tafel, waarop een buste van Willem Bilderdijk staat. Zonder naam. Litho op chin. papier; hoog 19,5 en breed 14 cm. (Collectie Gemeentelijke Archiefdienst Rotterdam). | |||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||
vele duizenden titels uit voorraad kon leveren. Zijn eigen fonds had hierin dus slechts een bescheiden aandeel. Er blijkt tevens uit, dat zijn eigen fonds voornamelijk heeft bestaan uit Nederlandstalige werken, oorspronkelijk én uit diverse talen vertaald. Zijn oriëntatie op Frankrijk (jurisprudentie etc.) lijkt na zijn verhuizing naar Rotterdam en de ontbinding van de Compagnieschap met Kesteloot verminderd, wat ongetwijfeld samenhangt met het aflopen van de Franse overheersing (1813), maar zijn magazijn ‘bevatte toen ook “Hollandsche, Fransche en Engelsche werken”, bijzonder tot kunst en fraaije letteren betrekkelijk.’Ga naar eind(43) Ook schoolboeken hebben deel uitgemaakt van zijn winkelvoorraad. Kruseman stelt: Zijn eigen dichterlijke talenten en de onderscheiden letterkundige genootschappen, waarvan hij dien te gevolge lid was, brachten hem in betrekking met de dichters en literatoren van zijn tijd. Hij gaf niet minder dan 26 bundels van Bilderdijk in het licht, naast die van vrouwe Bilderdijk, 15 van Rhynvis Feith, een 12 tal van Tollens, een 10tal van hemzelv', en werken van Helmers, Schenk, Boxman, Meyer, Klijn, van Hall, van Loghem, Nierstrass, Schouten, van Walré; ook de werken van het Taal- en dichtlievend genootschap ‘Kunst wordt door arbeid verkregen’ 14 deelen, en de werken der ‘Bataafsche maatschappij van taal en dichtkunde’ 8 deelen. Voorts was hij uitgever van letterkundige werken van Siegenbeek, van Kampen, Kantelaar, Lublink, Jer. de Vries, Bruno Daalberg (Mr. P. de Wakker van Zon).Ga naar eind(43) Hoewel de aantallen die Kruseman vermeldt enigszinsGa naar eind(44) bezijden de waarheid zijn, laten de namen van de genoemde literatoren geen ruimte voor twijfel. Een aantal namen en titels komen we tegen in de winkel van Immerzeels zoon Jan L.A.. In een in juli 1825 opgemaakte inventaris staan ondermeer genoteerd:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||
Uiteraard staan ook de werken van zijn vader in de boekwinkel, waaronder Moederliefde en Balthazar Knoopius. Uit Immerzeels fondsveiling (1835) blijkt, dat ook geschiedkundige en aardrijkskundige werken in ruime mate in zijn fonds vertegenwoordigd waren. Hoe zijn fonds chronologisch is opgebouwd en in de loop der jaren tot stand is gekomen, valt op dit moment nog niet te overzien. Maar: de overvloedig, bewaard gebleven correspondentie van en vooral áán hem biedt tal van gegevens, waardoor de reconstructie van de totstandkoming van een aantal bij hem verschenen werken soms van A tot Z is te volgen. Zij biedt een welhaast unieke aanvulling op de bestaande bronnen ter reconstructie van het fonds van de uitgever Immerzeel.Ga naar eind(46) | |||||||||||||||||||||
Zijn letterkundige verdienste.Hoewel zijn letterkundige producten nagenoeg in de vergetelheid zijn geraakt, schetsen zijn ‘biografen’ en necrologen Immerzeel bij voortduring als ‘een zeer bekwaam dichter’, ‘een oorspronkelijk dichter’Ga naar eind(47). Van der Aa schrijft: Immerzeel (bezat) een groote waarde als dichter en letterkundige. Als dichter deed hij zich kennen door oorspronkelijkheid en luimigheid, die hij niet zelde paarde aan een diep gevoel, terwijl hij zich als letterkundige kenmerkte door eenen uitmuntenden stijl, kunde en smaak.Ga naar eind(48) Zijn leermeester was, volgens Belinfante, de letterkundige Johannes Lublink de Jonge (1736-1816): ‘wat deze voor hem is geweest, was hij in den volsten zin nader voor zoo vele anderen: vele aankomende talenten mogt hij door wijzen raad leiden en helpen op den later door hen met roem betreden weg.’Ga naar eind(49) Immerzeel was al vóór zijn vestiging als boekhandelaar-uitgever wegens het dichtstuk Godsdienst, de steun der burgermaatschappij door het Bataafsche genootschap van Taal- en Dichtkunde bekroond (1802)Ga naar eind(50) De bekroning van zijn Socrates in den tempel van Aglaura door het Nationaal Instituut te Parijs ‘in het laatst van 't Jaar | |||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||
1803, met den eereprys van 1500 Franken’ wordt gemeld in de Haagsche Courant van 30 juni 1804. Hij had het op 7 juni 1804 ook voorgedragen in het Haagsche genootschap Kunstliefde spaart geen vlijt, waarvan hij sinds 4 augustus 1803 buitengewoon lid was geworden.Ga naar eind(51) Ook was hij van 1805-1810 één der redacteuren van het al eerder genoemde periodiek Schouwburg van in- en uitlandsche letter- en huishoudkunde. In letterkundig opzicht heeft hij echter een blijvende betekenis gekregen als uitgever, redacteur, medewerker en initiator van de Nederlandsche Muzenalmanak, ‘die een groote beteekenis heeft in de nieuwe gesch. onzer fraaie letteren.’Ga naar eind(52) Immerzeel is ook van diverse andere genootschappen (ere)lid geweest. In 1819 was hij benoemd als buitenlid van het Antwerpsch taalen dichtkundig genootschap: ‘Een jaar later tot eerelid der Koninklijke Maatschappij van Vaderlandsche dichtkunde Retorica in Oost-Indië.’ [= Oostende]Ga naar eind(53) In 1830 werd hij - we zagen het al in de inleiding - lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, wier vergaderingen hij overigens nimmer heeft bezocht. In 1840 kreeg hij het erelidmaatschap der Antwerpsche Rederijkkamer De Olijftak, ‘by zyn bekroning als lofredenaar van Rubens.’Ga naar eind(54) Buiten de al genoemde werken van Immerzeel dienen hier nog zijn romans De Blindeman (1812; 2e dr. 1816) en Balthazar Knoopius (1813; 2e dr. 1842) vermeld te worden. Hij schreef eveneens een aantal gelegenheidsstukken. Zij varieerden van gedichten op gebeurtenissen binnen de familie (graf-geboortegedichten) tot politieke voorvallen: ik noem zijn Op het afsluiten der Alliantie tusschen de Fransche en de Bataafsche Republiek (Dordrecht, 1795) en Hollandsch Leeuw ontwaakt (Den Haag, 1831). Vertaler was hij van werken van Delille, Renouard, Mevrouw de Montolieu, Massillon en Matthias Claudius. Zijn Gedichten verschenen in twee delen (1823-1824) | |||||||||||||||||||||
Zijn kunsthistorische betekenis.Zoals reeds is vermeld wilde Immerzeel aanvankelijk kunstschilder worden, maar hield ‘gezichtszwakte’ hem hiervan af. Hij heeft zijn voorliefde voor de schilderkunst tijdens zijn leven als uitgever-boekhandelaar niet laten varen: gedurende zijn loopbaan heeft hij zich in- | |||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||
tensief bemoeid met de totstandkoming van een groot aantal illustraties, vignetten en titelplaten ten behoeve van de werken die door hem werden uitgegeven. Hij ontwierp regelmatig zelf de noodzakelijke illustraties etc. en met name voor zijn Muzenalmanak heeft hij vele portretten van letterkundigen ontworpen. Zijn handel in kunst-, teken- en schrijfbehoeften wijst op een voortdurende band met de kunstwereld, met name waar het koop, verkoop en veilen van schilderijen en andere kunstvoorwerpen betrof. Ook zijn Ontwerp ter oprigting van een Genootschap tot aanmoediging van de schilder-, teeken- en graveerkunst te 's-Gravenhage (1829) bewijst zijn niet aflatende aandacht voor de schone kunsten. Blijvende betekenis - tot op de dag van vandaag - ontleent Immerzeel echter aan zijn al door Siegenbeek gememoreerde Levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders [...], dat een belangrijk naslagwerk is gebleven bij kunsthistorisch onderzoek. Voor dit werk ‘beschikte hij over uitgebreide relaties met kunstenaars en geleerden in eigen land en België [...]’Ga naar eind(55) Eén van hen was Van Duyse: aan hem schreef hij enkele weken voor zijn dood: ‘Mijne oogen worden zwak: dit is eene droeve bezoeking die ik minder aan den ouden dag toeschrijf, dan aan mijn lezen en schrijven, van dat Aurora uit de kim komt kijken tot den saffraankleurigen avondstond. Dat leven der schilders en andere artisten, waarvan ik ongeveer reeds een paar duizend artikels geschreven heb, kost mij, moet het nog lang duren, mijn gezigt, vrees ik.’Ga naar eind(56) Het zouden zijn zoons Charles Henri en Christien zijn die het werk postuum zouden uitgeven. | |||||||||||||||||||||
Tenslotte.Indien zij, die de levens en de geschiedenis van het ontstaan der werken van beroemde letterkundigen voor tijdgenoot of nakomeling te boek stellen, eens gebruik konden maken van de briefwisseling dier auteurs met hun uitgevers, welk een aantal belangrijke bijzonderheden zouden zij daaruit kunnen ontlenen.Ga naar eind(57) Deze verzuchting uit 1891 heeft aan actualiteit nog niets ingeboet. Ook de correspondentie van, met en over Immerzeel bevat dergelijke gegevens. Niet alleen bijzonderheden over Immerzeel zelf, en over de | |||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||
auteurs met wie hij correspondeerde, maar ook over de tijd waarin ze werden geschreven. Uiteraard literair-historische feiten, variërend van roddel in het literaire wereldje tot programmatische verklaringen over dichterschap en dichtkunst; maar tevens gegevens over de wereld achter het boek, over drukkers, honoraria, kopijrechtelijke zaken, correctoren, afschrijvers, boekbinders, graveurs en xylografen enz. Dat Immerzeel daarin dé centrale figuur is, lijkt voldoende reden om hem niet langer de ‘eerekrans om zijn lijkgesteente’ te onthouden. Deze biografische schets is een klein begin, aan een vervolg wordt gewerkt. | |||||||||||||||||||||
Gebruikte afkortingen.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||
Geraadpleegde literatuur.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||
|
|