vanuit zijn achtergrond in de videokunst, Anne Pontégnie bijvoorbeeld maakt een heel formele selectie van werken met een somber of ingetogen kleurgebruik versus erg kleurrijke schilderijen, foto's en installaties. Telkens worden andere accenten gelegd, al gaat het meestal om groepstentoonstellingen. De rollen worden ook niet omgedraaid: er worden geen werken gekocht die eerst deel uitmaakten van een tijdelijke opstelling. Het doel is duidelijk om de (tussentijdse) resultaten te tonen en te toetsen, niet om het selectieproces te sturen. Op die manier blijft de verzameling de coherente weerspiegeling van één visie, één uiteindelijke keuze.
De tentoonstellingen zijn toegankelijk voor het publiek, maar niet doorlopend geopend. Er wordt van de bezoeker gevraagd een afspraak te maken. De drempel verhoogt daarmee enigszins, maar het gevoel aan cultuurconsumptie te doen neemt erdoor af: de inspanning wordt beloond, zeg maar, zoals dat in het geval van goede kunst wel vaker het geval is. Hoewel er dus voor een eigen tentoonstellingsruimte werd geopteerd, en niet voor een structurele overeenkomst met (een) bestaande instelling(en), is er wel een grote bereidheid tot samenwerking.
■ Een installatie van Jason Rhoades, The Magic Circle. From the body of work: My Madinah, in pursuit of my ermitage, uit 2004. Aan de muur hangt een werk van Christopher Wool, Untitled (P 563), uit 2007.
[© Philippe de Gobert]
■ Dezelfde installatie van Jason Rhoades, vanuit een andere hoek. Aan de muur hangt een werk van Olafur Eliasson, The colour spectrum sertes, uit 2005. [© Philippe de Gobert]
Dat blijkt uit het gastcuratorschap van museumdirecteurs en -curatoren als Peter Doroshenko, Joost Declercq en Anne Pontégnie, maar ook uit het bruikleenbeleid dat de collectie voert: alleen in uitzonderlijke gevallen wordt een bruikleen voor een tentoonstelling geweigerd. Men zou kunnen beredeneren dat privécollecties openbare verzamelingen ver achter zich laten wat betreft de mogelijkheden. Ze zijn niet gebonden aan wetenschappelijk onderzoek of verantwoording, politieke belangen of infrastructurele beperkingen. En vaak kunnen ze bogen op financiële middelen om depot- en presentatiemiddelen te genereren waar een publieke instelling slechts van kan dromen. Toch is Vanmoerkerke van mening dat dit voor geen enkele partij een excuus mag zijn om de teugels te laten vieren: met flexibiliteit, visie en hard werk kan er volgens hem in elke context topkwaliteit worden gebracht.