Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 37
(1988)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
Eendagsvliegen: de Vlaamse fictiefilm in de jaren 1920Vóór 1919 zijn er geen fictiefilms in Vlaanderen geproduceerd. Wel hebben Franse firma's cineasten naar onze contreien gestuurd om lokale zichten op de pellicule vast te leggen. Later is deze taak overgenomen door landgenoten die voor rekening van foorkramers lokale gebeurtenissen filmen. Deze films worden dan tijdens kermissen en openluchtvoorstellingen als speciale attractie gedraaid. Na verloop van tijd worden deze lokale gebeurtenissen omgevormd tot wekelijkse actualiteiten. Net vóór de eerste wereldoorlog is de Franse firma Pathé, met regisseur Alfred Machin, de eerste om fictiefilms in ons land te produceren. De vijandelijkheden stellen jammer genoeg een einde aan deze filmactiviteiten. We moeten dan tot 1919 wachten vooraleer men weer over filmproduktie spreekt. | |
Storm in een glas waterOnder invloed van de Duitse films groeit ook in Antwerpen de idee om pellicule te belichten. Einde 1917 verschijnt daartoe een oproep in de dagbladen. Het initiatief gaat uit van Alfred Van Deuren, hoofdopsteller van Kunstleven. Op een zondagvoormiddag belegt hij een vergadering in het café Suisse op de Groenplaats met als doel een produktiemaatschappij op te richten. Een vijftigtal personen, onder wie de journalisten Jan De Schuyter en Jan Simons, een paar architecten en acteurs stichten dan de Vereeniging voor Filmopname. Ze willen De Leeuw van Vlaanderen verfilmen en een studio op Sint-Anneke bouwen. Maar van al die plannen komt niets in huis: de meeste leden willen enkel acteren, zijn niet
1937
1939 1939 kapitaalkrachtig en weten niets van filmtechniek af. Om dit euvel te verhelpen leest men Duitse boeken, maar de meeste leden haken na een tijdje af. De Schuyter en Van Deuren zetten door. In 1918 beleggen ze een nieuwe vergadering in Zaal Odeon. Daar wordt de Vereeniging ontbonden en Scaldis-Film (met als zetel: Provinciestraat, 94) opgericht. De Schuyter schrijft dan een scenario De storm in het leven naar het voorbeeld van buitenlandse prenten. Dit melo-drama in 3 delen (analoog met de evolutie van een storm) handelt over een noodlottige liefde in de havenbuurt. Men vertrouwt de regie toe aan Karel Van Rijn, een bekend toneelacteur, -regisseur en -auteur. Voor de vertolking doet men een beroep op Antwerpse acteurs: Piet Janssens, Marie Verstraete, Staf Cauwenberg, Hélène Bertrijn-De Dapper, Julia Lauwers, e.a. In 1919 begint men te draaien op de Groenplaats, op de Bloedberg, in het Stoelstraatje, langs de Schelde, in het Veerhuis op Sint-Anneke en in de interieurs in de kegelbaan van het Syndikaat voor Handel en Nijverheid in de Begaerdenstraat. Journalist Aug. Monet brengt een bezoek aan de set en schrijft hierover in Het Antwerpsch Tooneel van 8.11.1919: ‘De tekst heeft echter géén der spelenden van buiten geleerd. Ze beweren dat zulks niet nodig is. Dat zullen we afwachten. Nu gaat het zo: de heer Van Rijn staat met de brochure in de hand en leest de rollen, terwijl de acteurs ze mimeren en er hier en daar een woord van zeggen. Met dat zeggen kunnen ze echter niet voorzichtig genoeg zijn, sedert gebleken is, dat doofstommen, die volgens de moderne | |
[pagina 83]
| |
methoden hebben leren spreken, op de lippen kunnen lezen wat er verteld wordt.’Ga naar eind(1) Het Antwerpse decor en de weergave van de Antwerpse zeden moeten de grote aantrekkingskracht voor het plaatselijke publiek worden. Einde 1919 ontwerpt Edmond Van Offel de affiche en in januari 1920 gaat de film in première in de zaal van de Dierentuin. In Ons Vaderland van 30.1.1920 schrijft een criticus: ‘Het drama mist avontuurlijke bewogenheid. Sommige tonelen duren te lang en herinneren te veel aan gesproken toneel: het zijn werkelijke gesprekken waarvan de woorden alleen maar onhoorbaar blijven terwijl alles handeling zou moeten zijn. En wel omvangrijke en duidelijk waarneembare handeling’Ga naar eind(1). Daarna loopt de film twee weken in Cinéma du Parc en wordt hier en daar nog in tweederangszalen vertoond. De geldschieters zijn echter hun inbreng (35.000 fr.) kwijt en de plannen voor een tweede film (Het vrouwtje dat men nooit vergeet) worden afgevoerd. In een interview met Weekblad Cinema van 16.9.1938 zegt Jan De Schuyter hierover: ‘De boycot der filmuitbaters, niettegenstaande de band gerust met meerdere buitenlandse films uit die dagen kon vergeleken worden, werd een gevoelige slag voor de Scaldis-Film-onderneming. Bovendien, zoals het ten onzent altijd gaat, werden er velen gevonden om zoveel mogelijk de gedane poging te niet te krijgen. Niemand mag in ons landeken het hoofd boven water steken’Ga naar eind(1). De filmkopie verdwijnt nadien en thans weet zelfs de kleinzoon van Karel Van Rijn niet eens dat zijn grootvader de eerste Vlaamse fictiefilm heeft geregisseerd. | |
Vijf verdwaalde zielenIn het begin van de jaren 20 is film enorm populair. Veel jonge mensen willen dan ook filmster worden. Om hen in te wijden in de geheimen van het acteren, richt men overal filmscholen op. In deze scholen verkoopt men echter illusies tegen de hoogst mogelijke prijs. Dit alles ruikt naar oplichterij en is bovendien een scabreuze manier om zich van jonge maagden te voorzien. Menig organisator van filmcursussen belandt dan ook in het pension van de Begijnenstraat in Antwerpen. Vier jonge Antwerpenaren (2 vrouwen en 2 mannen: Antoine Laureys en Jack Bird, alias Jacobus Vogel, alias Mijnheer De Roover) die in 1921 zo'n cursus volgen, komen bedrogen uit. Ze leggen dan hun spaarcentjes bijeen en besluiten om zelf een film te maken. Antoine Laureys kan Victor Beng, de uitbater van de bioscoop Liberty in Berchem waar hij als projectionist werkt, overtuigen om een camera te kopen en de film op te nemen. Met hun vijven schrijven ze dan een scenario, Verdwaalde zielen, een melo-drama over het noodlottige liefdesleven van een buitenmeisje. De 4 cursisten en Beng richten daarna Black Diamond Film op om de film te produceren. Hierbij nemen ze zelf alle taken waar. Zo bezet Antoine Laureys bv. de regie-stoel. In 1922 beginnen ze met de opnamen: in de Diksmuidelaan, op de Bloedberg, in de Stoelstraat en de interieurs in de bioscoop Liberty. Daar men alleen maar in de vrije tijd werkt, duurt het tot 1923 vooraleer de film voltooid is. Hij wordt dan uiteraard in de Liberty vertoond. Maar voor één week en dan kan men hem niet meer verhuren. In een interview zegt de dochter van Victor Beng hierover: ‘Het publiek had toen geen interesse voor een Belgische film. Ze hadden er geen vertrouwen in. Ze dachten dat het toch niet goed zou zijn. Hoe konden we trouwens met een amateurproduktie opboksen tegen de grote Franse en Amerikaanse films?’ Daarmee is de kous af voor de twee vrouwen, Antoine Laureys en Victor Beng. Maar niet voor De Roover die een genieuze inval krijgt. Hij richt zelf een filmschool op om acteurs voor zijn firma Antwerp Film te vormen. Het tijdschrift Kinema- en Tooneelwereld gaat echter op onderzoek uit en ontdekt de oneerlijke handelswijze van De Roover. Om zijn deugdzaamheid te bewijzen vertoont hij dan Verdwaalde zielen als voortbrengsel van zijn firma. Zijn mede-cursisten protesteren ertegen: Antwerp Film is slechts een huurder, niet de producent van Verdwaalde zielen. Daarna verdwijnt de film in de geschiedenis. In 1986 zijn 3 van de 4 spoelen teruggevonden; wat er met de vierde is gebeurd, mag Jack weten. | |
Buckenholz schaakmat gezetS.H. Buckenholz, schilder en dichter, wil in 1924/1925 de Antwerpse filmwereld nieuw leven inblazen. Daartoe richt hij Film Tricolore (De Bomstraat 3) op en produceert Le rapt d'Hélène/De schaking van Helena. De Brusselse cineast André Jacquemin voert de regie. Voor de vertolking doet Buckenholz een beroep op bekende acteurs, zangers en dansers: Francesca d'Aller, Sonia Korty, José Beeckman, Beguin, Floda, e.a. Dit blijspel in 4 delen voert een Antwerps meisje ten tonele dat naar Konstantinopel ontvoerd wordt. De opnamen gebeuren in Antwerpen: rond de haven, het Steen, het Vleeshuis en de Opera. Buckenholz ziet het echter groots. In Het Laatste Nieuws van 6.2.1925 verklaart hij: ‘De Antwerpse jeugd weet wat er buiten de grenzen van het land gebeurende en ontstaande is: blijft wars van onvruchtbaar namaakwerk; neemt de universele gedachte in zich op; verwerkt ze misschien; maar blijft zichzelf, dit is: uiteraard Vlaams. Maar juist door dat specifiek Vlaams blijven kan de Antwerpse jeugd haar plaats innemen in de moderne universele kunstbeweging’Ga naar eind(1). Zijn plannen omvatten de verfilming van Op z'n Amerikaans, een blijspel, Het avontuur, een drama van Roger Avermaete en een drama over de haven naar een scenario van Roger Avermaete en Bob Claessens. Maar de poging om met Helena de Vlaamse film op een inter- | |
[pagina 84]
| |
nationaal niveau te brengen mislukt, zodat Buckenholz van zijn verdere plannen moet afzien. | |
Een onafgewerkte stoelIn 1926 neemt Jos Van Cakenberghe het filmbijltje terug op. Deze Antwerpse café-uitbater richt dan Brabo Films op. Hij omringt zich met vrienden uit de toneel-, diamant- en fotografiewereld. Richard Vleminckx schrijft een scenario, De derde stoel, een melo-drama over de liefde van een begoede burgerzoon. De regisseur Ernest Van den Broeck stamt uit het amateurtoneel. De beeldhouwer Victor Van Ham ontwerpt de decors, Louis Fierens en Cory Lienens vertolken de hoofdrollen. Om zijn onderneming te financieren richt Van Cakenberghe voorstellingen in en houdt collectes tijdens wijkkermissen en op de Sinksenfoor. Men begint dan met de proefopnamen op de Grote Markt en in de tuin van de Warande. De ploeg heeft echter tijd en geld te kort zodat het bij proefopnamen blijft. Deze worden nu bewaard in het Leuvens Filmmuseum en -archief. Daarna onderneemt Van Cakenberghe een tweede poging. Een animatiefilm met kleifiguren: Het verdronken land van Saaftinge onder leiding van Victor Van Ham. Maar wegens tijdsgebrek strandt ook dit plan; Van Cakenberghe wordt dan de eigenaar van een distributiekantoor. Naast deze lange speelfilms heeft men in Antwerpen ook korte films gemaakt zoals Artistes purotins (Armoezaaiers van artiesten), een komedie met drie Marx Brothers-achtige komieken onder de leiding van Georges de Jeunel.
1940
1941 1942 | |
Leentje en verloofde vallen in het waterEen Antwerps diamantklieversechtpaar, Anna en François Frijters, leren tijdens een verblijf in de U.S.A. de actrice Ruth Roland kennen. Zij doet bij hen de passie tot het filmen ontstaan. Terug in België schrijft Anna een scenario, Peggy Of The Sea, een melo-drama over liefde en moord in het vissersmilieu. Zij stuurt het in naar de wedstrijd van Brewster Publications in de U.S.A. en wint prompt de 2de prijs. Zij wijst de aanbiedingen van de UFA om het scenario te verfilmen van de hand en besluit om het zelf te doen. Samen met haar echtgenoot neemt ze de produktie en realisatie in handen. De vertolking van Leentje van de zee berust bij amateurs. Victor Beng en Antoine Laureys staan hen als cameraman en klusjesman terzijde, Ruth Roland stuurt hun schmink van Max Factor uit Hollywood op. Met vrienden richten zij Little Roland Studio (Boulaerpark in Borgerhout) op. Ze bouwen zelfs een studio in de Vosstraat in samenwerking met Victor Beng. Een storm zal echter de ruwbouw vernielen. Na enkele repetities begint men met de opnamen, in 1926, die twee jaar duren. Daar er met amateurs gewerkt wordt, filmt men alleen in de vrije tijd. Zij betalen alles zelf: ze verkopen hun huis en investeren het kapitaal in de produktie. Ze draaien op Sint-Anneke, in De Panne en de interieurs in de bioskoop Liberty. In 1928 is de film voltooid. Hij gaat in première in de zaal van de Dierentuin. Dit stoot de Brusselse distributeurs tegen de borst zodat ze weigeren om de film uit te brengen. Mevrouw Frijters verdeelt hem dan zelf zodat hij alleen maar hier en daar in tweederangszalen kan worden vertoond. Zij probeert | |
[pagina 85]
| |
in te spelen op het nationale gevoel, zoals blijkt uit haar reclameslogans: ‘De toneelschikking, de opname, de vertolking, het oprichten der schermen, alles werd uitsluitend verwezenlijkt door landgenoten, zodat we hier ten volle gewagen kunnen van een nationale produktie... Reeds tal van verhuringen werden aangegaan, zorg dus ook dat uw etablissement tussen de lijst weze dezer die én de nationale filmproduktie steunden... én hun belangen op de beste wijze wisten te dienen’Ga naar eind(1). Maar het mag niet baten. De film is een financiële flop. Het echtpaar Frijters verliest echter de moed niet en besluit om een tweede film te maken, De verloofde uit Canada, een komedie over liefdesperikelen. Daartoe richten zij Lirofip (Little Roland Film Productions) op en schrijven aandelen uit. Met de opbrengst hiervan financieren zij dit blijspel. De opnamen gebeuren in Borsbeek, op de wereldtentoonstelling van 1930 en de interieurs in een pakhuis aan De Keyserlei. Ze duren van 1929 tot 1930. De populaire dwerg-komiek, Lowieke Staal, vertolkt de titelrol. Voor de rest werkt men weer met amateurs en in de vrije tijd. Dit leidt tot heel wat ruzies zodat velen de groep verlaten. Wegens geldgebrek neemt de afwerking van de film vier jaar in beslag. In 1934 organiseren zij een proefvoorstelling en besluiten om de film te sonoriseren. De bekende componist J. Anton Zwijsen schrijft de muziek. Maar het pakhuis brandt echter af en de Frijters verliezen al hun materiaal zodat ze de film maar onafgewerkt laten liggen. Tussendoor hebben ze nog wel een aantal korte documentaires gemaakt. Bij het samenstellen van het Naslagwerk over de Vlaamse FilmGa naar eind(2) stuit ik voor gegevens over de familie Frijters op de zoon Roland (What's in a name!) die de kopieën van de films in zijn kelder heeft bewaard. De uitgeverij van het Naslagwerk, vzw C.I.A.M., wil dan beide lange speelfilms restaureren. Deze berichten halen in februari/maart 1986 de krantenkoppen en zelfs het BRT-journaal. De Nieuwe Gazet brengt daarna de hoofdvertolkers van Leentje, die elkaar sinds 60 jaar niet meer hebben gezien, weer bij elkaar en in oktober 1986 beleven beide films hun première tijdens het Internationaal Filmgebeuren van Vlaanderen te Gent. | |
Baas Baert stort in de diepteUit wat voorafgaat mag niet worden afgeleid dat de Vlaamse film zich enkel te Antwerpen afspeelt. Germain Baert, fotograaf te Blankenberge en Brussel, loopt in de jaren 20 stage in de filmstudio's van Parijs en Nice waar hij o.a. met Rex Ingram werkt. Van 1926 af maakt hij documentaires voor het IJzerbedevaartcomité. Maar hij wil het hierbij niet laten en tracht ook lange speelfilms te realiseren. De eerste poging daartoe onderneemt hij in 1928/1929 met Baas Ganzendonck naar Hendrik Conscience. Met enkele vrienden richt hij de Vlaamsche Stille-Kunst Studio op. Hij filmt te Ruddervoorde, Lakenbosch, Lissewege en Nieuwmunster, vertolkt zelf de rol van Karel en laat zich omringen door acteurs uit het amateurtoneel. De film is echter te kort (50 minuten) om een succesrijke bioscoopcarrière te maken. Baert besluit dan om de zaken meer grootscheeps aan te pakken en richt met de journalist-schrijver Jos Buyse (die reeds met G.F. De Craeke het docu-drama Brugge onder het Gulden Vlies heeft gemaakt) de firma Buba-Film (Bijstandsstraat 4-6, Brussel) op. Buyse schrijft dan een origineel scenario, Diepten, een melodrama over liefde en moord in het vissersmilieu. Melo-drama's over de zee zijn in die tijd blijkbaar erg in de mode. Buyse en Baert blikken in 1929/1930 dit scenario in. Voor de vertolking doen ze een beroep op Gust Maes van de KVS en op amateurs. De opnamen gebeuren te Blankenberge, De Haan, Zeebrugge en de interieurs ergens te Brussel. Daar de klankfilm doorbreekt, besluiten zij om hun produktie te sonoriseren. De geluiden en muziek staan niet op de filmstrook zoals dat nu het geval is, maar wel op 78-toerenplaten die verkrijgbaar zijn in Nederlandse en Franse (Profondeurs)versie. Marcel Poot schrijft de muziek. De film flopt echter in de bioscopen. Baert en Buyse hebben veel plannen zoals de verfilming van een boerendrama en een tragedie over de burgerij in Brugge. Moet nog gezegd worden dat hiervan niets terecht komt! Met het klanksysteem van Diepten maakt Baert daarna 24 korte muzikale films. De visualisering van populaire schlagers: een soort voorloper van de huidige clips! Later wordt hij cameraman bij de films van de Brusselse cineast Gaston Schoukens. Verder filmt en realiseert hij verscheidene documentaires over Vlaanderen. Maar Diepten heeft hem en Buyse een zware psychologische en financiële aderlating bezorgt zodat ze uit de fictiefilmindustrie verdwijnen. Onder impuls van Weekblad Cinema ontstaat in de jaren 20 de Vlaamsche Cinema Club. Zij heeft als taak de filmkunst bij het publiek beter bekend te maken. In 1930, - voor de honderdste verjaardag van de onafhankelijkheid van ons land, besluit deze Club om een korte film te maken over de Belgische geschiedenis. Journalist Constant Hagelsteens schrijft het scenario en voert de regie van deze Jubileum-film. De scènes worden opgenomen op de Antwerpse wereldtentoonstelling. Net zoals bij Diepten staan ook hier de geluiden en muziek op fonoplaten. Hagelsteens dubt in de jaren 30 nog twee buitenlandse films in het Nederlands en begint in 1933 met de realisatie van de lange speelfilm R... umba die hij wegens financiële en technische problemen onafgewerkt moet laten. Hiermee zitten we dan meteen in een ander tijdperk: dat van de volksfilms van Jan Vanderheyden en Gaston Schoukens en dat van de documentaires van Charles Dekeukeleire en Henri Storck. Maar dat is dan weer een heel ander verhaal.
Paul Geens |
|