Vestdijkkroniek. Jaargang 1985
(1985)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
L.F. Abell
| |
[pagina 14]
| |
ligt dus tussen begin april 1932 en begin juli 1933. Veenstra verschuift in zijn artikel deze periode naar voren. Op zeer losse gronden laat hij haar eind 1931 beginnen. Bovendien dicht hij Vestdijk een Else Böhler-complex toe. Ik haal zijn woorden aan: ‘Vanaf begin maart 1932 brengen de beide vrouwen (de oude en de jonge mevrouw Du Perron, A.) een maand in Scheveningen door, maar dan moet Vestdijk al met Simone hebben kennisgemaakt; waarschijnlijk eind '31, tijdens een van de keren dat Du Perron in Nederland was en toen ook haar eens moet hebben meegenomen (...) Eind 1931 heeft Vestdijk naar het schijnt Simone leren kennen. Welke schok de ontmoeting over en weer teweeggebracht heeft onttrekt zich aan mijn waarneming, maar ik veronderstel dat het aan Vestdijks kant om een Else Böhler-effect ging.’ Als men de termen ‘waarschijnlijk’, ‘naar het schijnt’, ‘onttrekt zich aan mijn waarneming’, ‘ik veronderstel’ niet over het hoofd ziet, kan men zich afvragen hoe het komt dat Veenstra zijn mening zo achteloos, zo zonder enig schijn van bewijs de publiciteit inslingert. Een antwoord vindt men in Veenstra's foutieve datering van Du Perrons eerste brief aan Vestdijk die over zijn relatie met Simone rept, te weten 14 februari 1932, dus vóór Vestdijks eerste verblijf op Gistoux.Ga naar eind1. In deze brief spreekt Du Perron over de relatie en hij moedigt deze aan. Ik citeer: ‘Als jij nu hier was zou het aan de situatie veel goed kunnen doen. Mijn moeder stelde mij voor je te telegrafeeren, maar dat lijkt mij overbodig; ik schrijf je dit in de hoop dat het je ook zoo spoedig genoeg bereiken zal. Mócht je hier willen komen, doe het dan gerust. Ik zou het vooral beroerd vinden als je dacht dat ik me van jou zou willen bedienen voor het opknappen van deze situatie voor zoover dat in mijn kraam te pas komt; begrijp me dus goed: ik leg je uit hoe de toestand hier is - mocht jij, voor wat er tusschen jou en Simone gaande is, vinden dat je beter hier kunt zijn, laat je dan niet weerhouden door andere overwegingen, en telegrafeer me dat je komt, dan haal ik je met de auto af.’Ga naar eind2. Omdat de datum van 14 februari '32 valt vóór Vestdijks eerste verblijf op Gistoux, moet Veenstra een verklaring zoeken voor de volgens hem dan reeds bestaande intieme relatie tussen Vestdijk en Simone, en hij roept daartoe het Else Böhler-effect in het leven. Zoals bekend vermeldde Du Perron als regel boven zijn brieven alleen de plaats van afzending en de dag van de week: ‘Gistoux, Vrijdag’ of ‘Gistoux, jeudi soir’. Boven de bewuste eerste brief aan Vestdijk vermeldde hij ‘Gistoux, Zondag’. Gegevens uit de inhoud van deze brief, gecombineerd met gegevens uit de tweede brief van Simone | |
[pagina 15]
| |
aan Vestdijk maken duidelijk dat Du Perrons brief gedateerd moet worden op 8 mei 1932. In deze eerste brief van Du Perron aan Vestdijk die over Simone rept, gedateerd ‘Zondag’, zegt hij dat hij de avond daarvoor, dus zaterdagavond, in Gistoux aangekomen is, teruggeroepen uit Voorburg omdat zijn moeder goed ziek is. De tweede brief van Simone aan Vestdijk is gedateerd op 8 mei 1932, een zondag, en daarin vermeldt zij dat Eddy zaterdagavond is teruggekeerd op Gistoux omdat zijn moeder goed ziek is. Er is hier sprake van dezelfde zaterdagavond en wel die voorafgaande aan zondag 8 mei. Gaat men uit van deze datum, dus 8 mei 1932 in plaats van 14 februari van dat jaar, dan zijn geforceerde veronderstellingen aangaande een relatie die door een Else Böhler-effect vóór 14 februari reeds een aanvang nam, geheel overbodig. Uit wat Vestdijk er zelf over zegt (in Gestalten tegenover mij) is pas tijdens zijn eerste verblijf op Gistoux in april 1932 een relatie ontstaan tussen hem en Simone. De brieven van Simone bevestigen dit. Wanneer men bovenvermelde brief van Du Perron aan Vestdijk op 8 mei dateert, dus ná het eerste verblijf op Gistoux, dan wordt de inhoud ervan ook veel logischer. Hij kende Vestdijk nu al intiem en hij was reeds op de hoogte van de relatie tussen hem en Simone. Dat hij het samengaan aanmoedigde van de vriend en de vrouw van wie hij bezig was te scheiden, is niet onbegrijpelijk. Het is mogelijk dat Vestdijk met Simone heeft kennisgemaakt in Scheveningen, toen zij daar met Eddy en zijn moeder logeerde gedurende de maand maart 1932, maar zoals ik al zei, uit wat Vestdijk en Simone schreven blijkt dat eerst op Gistoux in april 1932 een relatie ontstond. Dat gebeurde niet daarvóór.
Het tweede onverteerbare stuk in Veenstra's artikel is zijn portret van Simone Sechez. Dit beeld is zó eenzijdig geschetst, zó negatief en grof denigrerend neergezet, dat de noodzaak om over haar ook anderen aan het woord te laten zich onverbiddelijk aan mij opdringt. Er is in 1975 een bijzonder aardig boekje verschenen van de hand van Aty Greshoff: Mijn herinneringen aan E. du Perron.Ga naar eind3. Zij heeft hierin een apart hoofdstuk gewijd aan Eddy, diens moeder, Simone en Gille. Zij noemt Du Perrons leven met deze drie figuren een menselijk drama, waarin Simone de zieligste rol heeft gespeeld. Eddy's moeder, zegt zij, was een verwende, zelfzuchtige vrouw die uitsluitend aan haar eigen belangen dacht, waardoor zij anderen veel leed berokkende. Eddy zag haar tekortkomingen wel, maar hij stond vrijwel machteloos tegenover | |
[pagina 16]
| |
haar, mede omdat hij financieel geheel afhankelijk van haar was. Zij had een ernstige hartkwaal, en als Eddy soms wel eens te lang naar haar zin op reis was, liet zij hem per telegram terugroepen. Eddy werd verliefd op Simone Sechez, een van de personeelsleden van zijn moeder; een zeer jong dienstmeisje, met wie hij eind '23 of begin '24 een verhouding begon. Uit die verhouding werd in maart 1926 een kind geboren. Toen de geboorte aanstaande was, vertelde Eddy aan de Greshoffs, die toen in Brussel woonden, dat zijn ouders het kind zouden aannemen en opvoeden. Simone, die heel jong was, had daar geen bezwaar tegen, maar toen zij het kind in haar armen hield weigerde zij het af te staan. Gille bleef haar kind, maar in de praktijk kwam het erop neer dat de grootmoeder voor het kind zorgde en dat Simone, zoals Eddy zelf eens schreef, het kindermeisje van haar eigen kind was. Zij had niets over Gille te zeggen, alles werd door de grootmoeder bedisseld. Door deze onmogelijke toestand ontstonden er conflicten die soms zo hoog opliepen dat Simone door haar schoonmoeder naar haar ouders werd gestuurd. Eddy, die altijd moest bemiddelen, vergoelijkte erg veel van zijn heerszuchtige moeder. Aty Greshoff heeft nooit goed begrepen dat een zo goed en warmhartig mens als Eddy zo weinig zijn verantwoordelijkheid voor Simone en Gille voelde. Na een zeer ernstige operatie van Simone kwam er verandering in de toestand. Ik citeer Aty Greshoff: ‘In 1928 werd Simone ernstig ziek en moest in een Brussels ziekenhuis geopereerd worden. Eddy kwam toen bij ons logeren, omdat hij haar ook 's avonds wilde bezoeken. Het ging haar heel slecht en de dokters vreesden het ergste. Ik herinner mij de avond nog goed, waarop hij, na een bezoek aan haar, thuis kwam. Hij was erg onder de indruk. Wij zaten op de rand van zijn bed, toen hij zei: “Ik heb Simone beloofd dat ik, als zij beter is, met haar zal trouwen.” Ze zou na deze operatie geen kinderen meer kunnen krijgen en het éne kind dat zij had, was haar zo goed als afgenomen. “Ik voel mij verantwoordelijk voor Simone”, ging Eddy voort, “er is al zo veel met haar geknoeid.” (Iets wat waarschijnlijk op een eerder ingrijpen duidde.) We voelden ons alle drie miserabel, omdat we wisten dat áls dit huwelijk gesloten werd, er voor geen van drieën veel veranderen zou.’ Simone herstelde en het huwelijk werd op 26 november 1928 gesloten. Eddy kwam na zijn huwelijk veel bij de Greshoffs op bezoek en hij nam soms Simone mee. Het Brusselse appartement dat zij bewoonden was door Eddy's moeder met wat gammele en tweedehands meubelen | |
[pagina 17]
| |
ingericht, naar Eddy zei met opzet, omdat zij hoopte dat hij het veel comfortabeler leven op Gistoux zou verkiezen boven het povere bestaan in Brussel. Maar misschien, zegt Aty Greshoff, hebben de financiële zorgen hier reeds een rol gespeeld. Gille bleef na het huwelijk bij zijn grootmoeder en kwam zo nu en dan bij zijn ouders in Brussel. Ofschoon Eddy van Simone schreef dat zij een lieve, goede vrouw was, bleef hij zoeken naar de éne, de vrouw die ook intellectueel zijn partner kon zijn en toen Elisabeth de Roos in zijn leven kwam was het voor Simone afgelopen. ‘Zij gaf echter niet zo gemakkelijk toe in de door Eddy voorgestelde scheiding’, zegt Aty Greshoff, ‘en het heeft nog wel even geduurd om haar daartoe over te halen. Nadat Eddy echter - volkomen te goeder trouw - een goede schikking had voorgesteld, gaf Simone toe. Ceen van beiden vermoedde op dat moment dat er van die regeling na mevrouw Du Perrons dood niet veel terecht zou komen.’
Wanneer we Vestdijk aan het woord laten over dit menselijke drama - en dat doen we aan de hand van zijn portret van Du Perron in Gestalten tegenover mijGa naar eind4. - dan rolt er geen ander beeld uit dan Aty Greshoff schetste, zij het dan dat Vestdijks kunstenaarsoog onmiddellijk een analogie zag met een klassiek drama, ‘een soort historie der Atriden’, tenminste wanneer men de zaak aandikte, zegt hij. Maar, voegt hij er aan toe, ‘psychologisch, d.w.z. naar de resonantie in Du Perrons eigen innerlijk, was er van overdrijving nauwelijks sprake, en wie streng en met onderscheidingsvermogen wil oordelen, ziet hier bergen schuld heen en weer gewenteld, genoeg voor alle ontladingen in de treurspelen van Aischylos. Gelukkig is het leven zo barmhartig om de tragediën aan de Oudheid over te laten; en aan de zijde van Du Perron betrad ik Château de Gistoux niet als Pylades naast een door furiën vervolgde Orestes, was mevrouw Du Perron niet een eerlang om hals te brengen Klytaimnestra, en was de jonge mevrouw Du Perron, die bezig was deze naam te verliezen, duidelijk Belgisch en niet Grieks.’ Eddy zal zijn moeder vaak genoeg hebben vervloekt, maar hij kon zich niet van haar losmaken. Hij was geneigd haar alles te vergeven, al zag hij haar tekortkomingen wel, zoals blijkt uit de weergegeven feiten in Het land van herkomst. Deze feiten tonen een vrouw die ongewoon heerszuchtig was en met een niets ontziend egoïsme aan haar zoon hing. Simone, hoewel zacht en meegaand van aard en van een ingeschapen goedaardigheid, haatte haar en sprak van ‘cette femme’. ‘Een objectief | |
[pagina 18]
| |
toeschouwer’, zegt Vestdijk, ‘kon er zich alleen maar over verwonderen dat zij haar schoonmoeder niet de hersens insloeg.’ Met de mildheid hem eigen wil Vestdijk echter niet al te hard over de oude mevrouw Du Perron oordelen. Hij zag haar daar in Gistoux als een vrouw die zich niet kon aanpassen aan de voor haar zo vreemde omgeving. Vermoedelijk zou Du Perron er wel in geslaagd zijn om onder de invloed van zijn moeder uit te komen als hij meer van Simone had gehouden en als hij een baantje had gezocht, al had dat de Nederlandse literatuur een aantal meesterwerken gekost. ‘Du Perron moet begrepen hebben’, zegt Vestdijk, ‘dat deze moeder het voornaamste instrument was in het noodlot van een kunstenaar, een negatieve, maar ook een positieve kracht, die de weerstanden leverde, waarzonder in het leven van de geest nu eenmaal niets te bereiken valt.’ Ondanks deze beschouwende zienswijze zag Vestdijk toch wel in dat Simone de meest beklagenswaardige figuur was in de verhoudingen op Gistoux, een slachtoffer van een sociologisch misverstand. Want de samenstelling van het gezin daar op het romantische kasteeltje in Wavre, met een alles en iedereen regerende moeder, een zoon, een dienstmeisje en hun beider kind, mag dan normaal zijn in de oude Indische samenleving, en ook nog wel in lang vervlogen feodale tijden hier, - in het Europa van de jaren twintig was het niet zo gewoon. Du Perron heeft dat ingezien, en zijn besluit om met Simone te trouwen na haar ernstige ziekte werd hem, behalve door medelijden, zeker ook ingegeven door het besef tekort geschoten te zijn tegenover een Europese gedragscode. ‘Hij was gedoemd in twee of drie tijden of beschavingen tegelijk te leven.’ Aldus Vestdijk. Maar het huwelijk hield geen stand. ‘Ik kreeg de indruk’, zegt Vestdijk, ‘dat het samenleven voor Du Perron onmogelijk was geworden minder door haar gemis aan ontwikkeling dan door haar traagheid van reageren, haar geslotenheid; dat hij daarbij steeds bezield was gebleven door het romantisch verlangen, geheel in een vrouw te kunnen opgaan, een gelijkwaardige, is misschien niet doorslaggevend geweest, maar werd natuurlijk van beslissende betekenis, toen hij die vrouw eenmaal ontmoet had.’ Hoewel Simone tegenover hem uiteraard een ambivalente houding aannam, moet zij altijd van hem zijn blijven houden. Zij had onder deze voor haar zo kwellende omstandigheden allang het huis moeten verlaten, maar de oude mevrouw Du Perron wilde haar kleinzoontje bij zich houden en Simone wilde hem niet overlaten aan de gehate schoonmoeder. | |
[pagina 19]
| |
Vestdijks sympathie in deze ingewikkelde familieverhoudingen stond overwegend aan de kant van Simone, in wie hij wel een onontwikkelde vrouw zag, een mijnwerkersdochter, maar met verrassend veel innerlijke beschaving die niet kon zijn aangeleerd. Er ontstond een relatie tussen haar en Vestdijk, die begon met wandelingen en samen luisteren naar muziek. Vestdijk wil niet beweren dat Du Perron in hem een reddende engel zag, maar het lag voor de hand dat de laatste de wandelingen aanmoedigde. ‘En het lag niet in zijn aard om dit zwijgend te doen’, zegt hij. Toch doken er soms bij Du Perron momenten op van een onredelijke jalouzie, en dan was Simone werkelijk bang voor hem. Hij was dan boeiend en angstwekkend tegelijk volgens Vestdijk. Uit de portretten van mevrouw Greshoff en Vestdijk blijkt duidelijk hoe weerloos Simone in deze situatie was. Er werd nauwelijks rekening met háár belangen gehouden. Zij had geen stem in de op handen zijnde veranderingen, terwijl zij toch het meest de dupe daarvan was.
De oude mevrouw Du Perron gaf onverbloemder dan haar zoon te kennen dat Vestdijk Simone moest troosten zo goed als in zijn vermogen lag. Haar oogmerk in deze was minder het nieuwe huwelijksgeluk van haar zoon dat het behoud van haar kleinzoon, van wie zij werkelijk veel moet hebben gehouden. Vestdijk schijnt eens bij haar een lans te hebben willen breken voor Simone. Zij antwoordde hierop met een schrijven dat mij door mevrouw Vestdijk voor publicatie ter hand werd gesteld. De brief volgt hier.
Gistoux 20 Juli 1932
Waarde Heer Vestdijk - Juist toen Eddy in de kamer bij mij was om zijne brieven te ontvangen, kwam de Uwe voor mij, en liet ik hem dat lezen. Wij vinden beiden, dat hoe langer U blijft bij Simone, het haar niets als ten goede kan zijn, en voor mij is het een groot verdriet minder, dat ik weêr mijn Giltje heb, als is het dan ook tijdelijk. Simone is wel de moeder, maar de zorg van dat kind heb ik tot dusverre op mij genomen, nooit is hij van af zijn 12e dag toen hij uit de kliniek kwam, één dagje van mij weg geweest, terwijl Simone steeds met Eddy overal heen trok, dus gewend is haar kind slechts af en toe bij haar te hebben en te zien. U begrijpt 't misschien beter als zij, dat het mij afnemen van Giltje een vreeselijk gemis is, en dat liefst in de tijd waar ik zoo min mogelijk nog meer emoties moest hebben, om er boven op te komen! toen sliep ik vrij goed in den nacht, en nu slechts 4 uurtjes, zoodat ik afgemat opsta. Ik ben nog niet beter | |
[pagina 20]
| |
hoor! en nog steeds mag ik niet naar buiten, het weer is te veranderlijk om dat te mogen. Er schijnt een plek achter in de rug nog niet genezen te zijn, en daar werken de doktoren nog er op, en krijg ik piqures van picot, een desinfectie middel! - ik hoest minder, maar voel mij nog erg, erg zwak. - Wat U als vredestichter voor mij wilt doen, vind ik héél hartelijk en lief van U, maar ach! Mijnheer Vestdijk hoe dikwijls is dat niet gebeurd? Simone is iemand, die héél wantrouwend, ontevreden is, en rancuneuse. Zij vermeent steeds dat iedereen over haar kwaad spreekt, en de minste opmerking op de liefste wijze, aan haar gemaakt, is voldoende om ons dagen lang te boudeeren. Zij begrijpt ons niet! Ik ben voor haar altijd een goede schoonmoeder geweest, een andere zoude niet dat gedaan hebben wat ik voor haar gedaan heb. Zij beweerde dat ik haar behandeld heb, als een hond, U bent hier lang genoeg gelogeerd geweest, om toch opgemerkt te hebben of dit waar is! Behalve het misverstand, door Mevr. Dirix veroorzaakt, waardoor zij beweerde ik haar had weggejaagd enz, heb ik nooit een woordje onaangenaams met S. gehad! - enfin, voor U is het vervelend er tusschenbeide te komen. Zij wil het met mij breken om vrij te zijn, en dat ik niet meer met haar samen zoude wonen voor Giltje! maar dat kan ik U verzekeren, dat dit nooit en nooit meer gebeuren zal, daar Simone niet iemand is, die lang een vriendschap kan aanhouden, zij is veel te kwalijknemend. Ik ben heelemaal niet veranderd tegenover haar, en blijf dezelfde, ik heb haar geïnstalleerd, haar alles gegeven wat zij verlangde, en geloof mij Mijnheer Vestdijk, dat de dag dat zij van hier voor goed vertrok, ik de tranen in mijn oogen had, en het mij werkelijk pijn deed, haar te zien weg gaan! zij gaf mij een koele handdruk met de woorden, ‘bonjour madame!’ Het fond van alles is, het hertrouwen van Eddy, waardoor alles op mij geschoven wordt. - Dit alles ben ik van haar gewend, en is 't niet voor niets dat ik haar 8 jaren in huis heb gehad. U met Uw kalm karakter, zal haar waarschijnlijk wel veranderen, tracht het wantrouwen in de menschen in haar uit te roeien want zij maakt zich zelve ongelukkig en haar medemenschen ook! - En nu Mijnheer Vestdijk, hoop ik dat ik U niet te veel verveeld zal hebben, tracht U, dat ik Giltje nog een heele tijd bij mij mag houden door Uw lang verblijf bij Simone. - Ontvang mijne beste groeten en geloof mij dat ik veel sympathie heb voor U, door Uw rechtvaardig optreden, om Simone ook ééns te laten inzien dat niet zij steeds gelijk heeft, maar zij minder kwaaddenkend moet zijn en meer vergevensgezind, vooral in zulke nietszeggende en huiselijke onaangenaamheden wat toch overal voorkomt! Giltje is erg gelukkig wederom hier te zijn, en maakt het goed.
Hartelijk gegroet door Uwe U toegenegen M. du Perron Bedier de Prairie (geen la er bij.) | |
[pagina 21]
| |
De brief is geschreven in een fraai en regelmatig, goed leesbaar handschrift. Uit de inhoud valt op te maken dat Vestdijk op het moment dat mevrouw Du Perron hem schreef bij Simone in Brussel was. De brief is een goede illustratie van wat reeds gezegd werd: er blijkt zonneklaar uit hoezeer de oude mevrouw Du Perron zichzelf centraal stelde en hoe weinig Simone voor haar telde. Gezien haar Indische verleden was dat wel begrijpelijk; als men opgroeit in een samenleving die gebaseerd is op ongelijkheid tussen mensen, zich duidelijk uitende in meester-slaaf verhoudingen, dan is haar gedrag alleen maar consequent te noemen.Ga naar eind5. Du Perrons houding tegenover Simone is trouwens uit hetzelfde Indische verleden te verklaren. Ofschoon hij werkelijk wel van Simone heeft gehouden, waarvan zijn huwelijk met haar een bewijs was, maar zeker ook het ontroerende gedicht ‘Voor S.’ dat hij voor haar schreef, bleef hij openlijk zoeken naar de ideale vrouw, de partner op álle fronten. Hoe kwetsend dit voor Simone was heeft hij zich mogelijk wel gerealiseerd, maar het kwam niet in hem op om daar rekening mee te houden.Ga naar eind6. Ik wijs in dit verband op Vestdijks opmerking dat Du Perron gedoemd was in twee of drie verschillende beschavingen tegelijk te leven, waardoor een westerse gedragscode voor hem niet de enige was. Het is duidelijk dat het leven op Gistoux met Eddy en zijn moeder voor Simone ondragelijk was. Geen wonder dat zij gesloten en wantrouwig werd; zij leefde in een omgeving die zij hoe langer hoe meer als vijandig en kwetsend ervoer en waarin het haar steeds duidelijker werd dat zij eigenlijk quantité négligeable was.
Na het uitspreken van de scheiding op 9 maart 1932 bleef zij op Gistoux wonen en daar trad toen Vestdijk in haar leven. Tijdens zijn relatie met Simone kwam, zoals eerder werd vermeld een briefwisseling tussen hen tot stand, waarvan alleen haar brieven bewaard zijn gebleven. Mevrouw Vestdijk was zo vriendelijk om mij inzage te verschaffen in de brieven van Simone.Ga naar eind7. Ofschoon Veenstra, die eveneens de brieven onder ogen moet hebben gehad, zeer denigrerend spreekt van een semi-analfabetische schrijfwijze en spelling, is zij er wonderwel in geslaagd om haar gevoelens tot uitdrukking te brengen in deze correspondentie. Het is zeker waar dat haar Frans veel spelfouten vertoont, maar hierbij dient opgemerkt te worden dat het jaren duurt voordat een franssprekend kind zijn moedertaal zonder fouten kan schrijven. Gezien de schoolopleiding van Simone kan men er zich alleen maar over verwonderen dat zij haar gedachten zo goed onder woorden heeft weten te brengen, en | |
[pagina 22]
| |
het is stellig niet zo dat Vestdijk van haar schrijven gegruwd heeft zoals Veenstra veronderstelt. Uit Simone's brieven valt op te maken dat Vestdijk, ondanks haar onbeholpen Frans, haar ontreddering om de haar aangedane behandeling en haar machteloze woede tegenover de schoonmoeder heeft begrepen, maar ook haar verbittering om Eddy's houding jegens haar. Toen zij toestemde in de scheiding was er een financiële regeling getroffen, maar na de dood van zijn moeder in januari '33 bleek Eddy die niet te kunnen nakomen. De eens zo rijke kasteelheer was nagenoeg berooid, en hij, die nooit om den brode had behoeven te werken, was gedwongen om een baantje te zoeken. Voor Simone was er niet voldoende geld meer; die moest maar gaan werken of hertrouwen vond hij, zo blijkt uit haar brieven. Op zichzelf was deze eis niet onredelijk, maar het was voor Simone, de gewezen mevrouw Du Perron toch, uit haar oorspronkelijke omgeving overgeplant in een rijk, koloniaal milieu, moeilijk om in haar eigen onderhoud te voorzien, tenzij als werkster. Maar dat was na de achter haar liggende acht gevoelige jaren waarin de milieuveranderingen zich voltrokken, wel een heel schrijnende omschakeling, ook al omdat zij ziekelijk was. In haar brieven reageert zij zeer bitter op de door Eddy voor haar getroffen regelingen. Wat deze precies tegen haar gezegd heeft is niet bekend, maar uit zijn brieven aan Vestdijk spreekt zijn geprikkeldheid om haar zogenaamde luiheid, en hij plaatst zelfs ergens de opmerking dat een pak slaag wel eens heilzaam zou kunnen zijn voor haar. Men proeft ook hier de koloniale inslag. Uit de brieven van Simone aan Vestdijk spreekt niet in de eerste plaats flinkheid; daarentegen wel een grote gevoeligheid en weerloosheid en pijn om het verlies van Eddy. Zij memoreert de wandelingen die Vestdijk en zij samen hebben gemaakt, de stilte van het bos die haar zo dierbaar was, de muziek waar ze samen naar luisterden en de zwanen in de kasteelvijver die elkaar zo teer beminden. Zij spreekt over hun gelijkgestemde zielen, hun ‘âmes soeurs’, en zij gelooft niet dat de ziel gebonden is aan het lichaam maar ‘peut s'envoler’, en al zijn deze gedachten misschien door een dichterlijk gestemde Vestdijk voorbereid, zij heeft ze in ieder geval verstaan. In haar brief van 8 mei '32 bedankt zij Vestdijk voor de vertaling van Du Perrons gedicht op haar: ‘Voor S-’, waarmee zij zeer gelukkig is. ‘Je le trouve très, très bien’. Enige tijd later ontvangt zij een brief van Vestdijk, waarin hij een frans gedicht van zijn hand aan haar opdraagt: | |
[pagina 23]
| |
‘La statue (pour S.)’. Dit gedicht beschrijft het beeld van een nymf in eeuwigdurende omhelzing met een godheid. In haar antwoord schrijft Simone blij te zijn dat zij geen standbeeld is.Ga naar eind8. In deze brieven is zeker geen humor- en fantasieloze vrouw aan het woord en nog minder een vrouw van gering allooi. Zij heeft Vestdijk altijd gezien als een goede vriend, de enige bij wie zij haar hart kon uitstorten, en tot het laatst toe is zij hem dankbaar geweest voor deze vriendschap. In haar laatste brief, die van de vierde juli 1933, is zij totaal gebroken; haar handschrift is zeer onbeheerst en zij eindigt met de mededeling dat zij weggaat en aan niemand haar nieuwe adres bekend zal maken. Als Eddy haar schrijven wil dan zal hij dat poste restante moeten doen. ‘Je ne veux pas donner mon adresse à personne, je pars pour tout le monde, et Eddy, s'il veut m'écrire, il peut, mais poste restante. Au revoir cher Simon. Je garderai toujours un bon souvenir de vous. Adieu.’ Adieu is haar afscheidsgroet en dat heeft een veel onherroepelijker betekenis dan dezelfde achteloze kreet bij ons.
Du Perron heeft zeker de verwachting gekoesterd dat Vestdijk hem van zijn schuldgevoel tegenover Simone kon verlossen. Zijn epistolaire ijver om het amoureuze pad voor de naamgenoten te effenen spreken een duidelijke taal. Behalve de aanmoediging in de reeds besproken, fout gedateerde brief van hem aan Vestdijk, vindt men in latere brieven vele adviezen hoe om te gaan met Simone. Maar deze hechtte te veel aan Du Perron. Zij heeft het hem zeker niet gemakkelijk gemaakt om zich van haar te bevrijden, maar hoe kon zij anders? Naast haar liefde voor Eddy verdedigde zij alles wat zij had. In het katholieke België van de jaren twintig, toen zij door haar huwelijk met Eddy gerehabiliteerd was en de schande van haar natuurlijk moederschap was uitgewist, werd zij opnieuw vernederd door een scheiding, wat eveneens onoorbaar was en zelfs verboden. Ik onderschrijften volle dat Du Perron een superieure geest was, een begaafd natuurtalent, een vriend uit duizenden, eerlijk, gastvrij, warmhartig, hulpvaardig, ridderlijk, enz. maar al het water van de zee kan niet wegwassen dat hij Simone's leven kapotgemaakt heeft. |
|